Artikel
1.1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
–
Benelux-overeenkomst: Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming (Trb. 1970, 155);
-
–
bijzonder nationaal natuurgebied: gebied als bedoeld in artikel 2.11;
-
–
bindende EU-rechtshandeling: verordeningen, richtlijnen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
–
dunnen: vellen dat geschiedt als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;
-
–
exclusieve economische zone: exclusieve economische zone van Nederland als bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone;
-
–
exoten: dieren of planten van soorten die niet van nature in Nederland voorkomen of voorkwamen en die door menselijk handelen terecht zijn gekomen in de Nederlandse natuur of dat in de nabije toekomst dreigen te doen;
-
–
faunabeheereenheid: faunabeheereenheid als bedoeld in artikel 3.12, eerste lid;
-
–
faunabeheerplan: faunabeheerplan als bedoeld in artikel 3.12, eerste lid;
-
–
grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
-
–
gunstige staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: staat van instandhouding van een natuurlijke habitat waarvoor geldt dat:
-
a.
het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen;
-
b.
de voor behoud op lange termijn nodige specifieke structuur en functies bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan, en
-
c.
de staat van instandhouding van de voor die habitat typische soorten gunstig is;
-
a.
-
–
gunstige staat van instandhouding van een soort: staat van instandhouding van een soort waarvoor geldt dat:
-
a.
uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
-
b.
het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
-
c.
er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden;
-
a.
-
–
habitat van een soort: door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;
-
–
Habitatrichtlijn: richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992 L 206);
-
–
herbeplanten: door aanplant, bezaaiing of natuurlijke verjonging dan wel op andere wijze realiseren van een nieuwe houtopstand;
-
–
houtopstand: zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die:
-
a.
een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer, of
-
b.
bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen;
-
a.
-
–
instandhouding: geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding;
-
–
instandhoudingsdoelstellingen: instandhoudingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 2.1, vierde lid;
-
–
invasieve exoten: exoten die wanneer zij zich gevestigd hebben of zouden vestigen in de Nederlandse natuur:
-
a.
een gevaar kunnen opleveren voor het voortbestaan van dier- of plantensoorten die van nature in Nederland of elders voorkomen, of
-
b.
een aanmerkelijke verslechtering kunnen veroorzaken van omstandigheden die voor het voortbestaan van soorten als bedoeld in onderdeel a noodzakelijk zijn;
-
a.
-
–
jacht: bemachtigen, opzettelijk doden of met het oog daarop opsporen van wild als bedoeld in artikel 3.20, tweede lid, alsmede het doen van pogingen daartoe, overeenkomstig paragraaf 3.5;
-
–
jachtakte: jachtakte als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid, onderdeel a;
-
–
jachthouder: degene die krachtens artikel 3.23 gerechtigd is tot het uitoefenen van de jacht in een veld;
-
–
jachtopzichter: degene die zorg draagt voor de bescherming van de jachtbelangen van een jachthouder en tevens als buitengewoon opsporingsambtenaar is belast met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten en van de overige in de akte of aanwijzing als bedoeld in artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aangeduide strafbare feiten;
-
–
Natura 2000: Europees ecologisch netwerk dat bestaat uit de speciale beschermingszones, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn en artikel 1, onderdeel l, van de Habitatrichtlijn;
-
–
Natura 2000-gebied: gebied dat:
-
a.
door de bevoegde autoriteit van het land waarin het gebied is gelegen is aangewezen als speciale beschermingszone, ter uitvoering van de artikelen 3, tweede lid, onderdeel a, en 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn of de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn, of
-
b.
is opgenomen op de lijst van gebieden van communautair belang, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Habitatrichtlijn;
-
a.
-
–
natuurlijke habitat: geheel natuurlijke of halfnatuurlijke land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken;
-
–
omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
–
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
-
–
prioritaire soort: soort die in bijlage II bij de Habitatrichtlijn als zodanig is aangeduid;
-
–
prioritair type natuurlijke habitat: type natuurlijke habitat dat in bijlage I bij de Habitatrichtlijn als zodanig is aangeduid;
-
–
speciale beschermingszone: op grond van artikel 2.1, eerste lid, aangewezen gebied;
-
–
staat van instandhouding van een natuurlijke habitat: som van de invloeden die op de betrokken natuurlijke habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn;
-
–
staat van instandhouding van een soort: effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort op het grondgebied, bedoeld in artikel 2 van de Habitatrichtlijn;
-
–
valkeniersakte: valkeniersakte als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, onderdeel a;
-
–
Verdrag van Bern: op 19 september 1979 te Bern tot stand gekomen Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieus (Trb. 1980, 60), naar de tekst zoals deze bij dat verdrag is vastgesteld;
-
–
Verdrag van Bonn: op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Trb. 1980, 145) naar de tekst zoals deze bij dat verdrag is vastgesteld;
-
–
Vogelrichtlijn: richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);
-
–
voor stikstof gevoelige habitats: voor stikstof gevoelige leefgebieden voor vogelsoorten, natuurlijke habitats en habitats van soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;
-
–
wildbeheereenheid: wildbeheereenheid als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid.
2
In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt mede verstaan onder:
-
–
binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen: elke handeling die is gericht op het bewerkstelligen van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen;
-
–
dieren: dieren in al hun ontwikkelingsstadia, levend of dood, delen van dieren, uit deze dieren verkregen producten, of andere zaken voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van dieren of daaruit verkregen producten, met uitzondering van eieren;
-
–
eieren: schalen van eieren;
-
–
grond: wateren;
-
–
planten: planten in al hun ontwikkelingsstadia, levend of dood, delen van planten, uit planten verkregen producten, geënte planten, of andere zaken voor zover uit een begeleidend document, de verpakking, een merk of etiket, of uit andere omstandigheden blijkt dat het gaat om delen van planten of daaruit verkregen producten;
-
–
veld: stranden, schorren, gorzen, kwelders, slikken, wadden, binnenwateren en territoriale wateren alsmede wegen en paden, voor zover deze geacht kunnen worden deel uit te maken van een voor de uitoefening van de jacht bestemd of geschikt terrein;
-
–
vellen: rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
-
–
verhandelen: onder zich hebben, te koop vragen, kopen, verwerven, verkopen, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren, verhuren, ruilen, of ten verkoop, vervoer, verhuur of ruil aanbieden, voorradig hebben of voorhanden hebben.
3
Onder de in artikelen 1.10, derde lid, en 1.12, in de hoofdstukken 2 en 3, paragrafen 3.1 en 3.2 en artikelen 3.15, zesde lid, 3.16, vijfde lid en 3.17, eerste lid, onderdelen a en b, en in de artikelen 5.5 en 6.1 gebruikte begrippen die tevens worden gebruikt in de artikelen 1, 3, tweede lid, onderdeel a, 4, eerste of tweede lid, 5, 6, eerste of tweede lid, 8 of 9 van de Vogelrichtlijn of de artikelen 2, 3, 4, 6, 12, 13, 14, 15 of 16, eerste lid, van de Habitatrichtlijn wordt verstaan hetgeen daaronder in die richtlijnen wordt verstaan.