Wet van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne

Wet milieubeheer

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, naast de wettelijke regelingen, geldende voor de onderscheidene onderdelen van het gebied van de milieuhygiëne, regelen te stellen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op dat gebied;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1.1

Artikel

1.1a

Vervallen

§

1.1

Algemeen

§

1.2

De provinciale milieuverordening

Artikel

1.2

Vervallen

Artikel

1.2a

Vervallen

Artikel

1.3

Vervallen

Artikel

1.3a

Vervallen

Artikel

1.3b

Vervallen

Artikel

1.3c

Vervallen

Artikel

1.4

Vervallen

Hoofdstuk

2

Zelfstandige bestuursorganen, bevoegde autoriteiten en adviesorganen

§

2.1

De Nederlandse emissieautoriteit

Artikel

2.1

Er is een Nederlandse emissieautoriteit, gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Vervallen

Artikel

2.5

Leden van het bestuur van de emissieautoriteit en medewerkers van de emissieautoriteit zijn direct noch indirect betrokken bij het overdragen van broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden, behoudens voor zover die betrokkenheid noodzakelijk is ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel

2.6

Vervallen

Artikel

2.7

Artikel

2.8

De emissieautoriteit stelt een bestuursreglement vast waarin haar werkwijze wordt vastgelegd.

Artikel

2.10

Vervallen

Artikel

2.11

Vervallen

Artikel

2.12

Vervallen

Artikel

2.13

Vervallen

Artikel

2.14

Vervallen

Artikel

2.15

Vervallen

Artikel

2.16

Artikel

2.16a

Onverminderd artikel 16.8 stemmen het bestuur van de emissieautoriteit en het bestuursorgaan dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen voor een milieubelastende activiteit met betrekking tot een broeikasgasinstallatie als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, onderling de uitoefening van de taken af, waarmee zij zijn belast bij of krachtens de hoofdstukken 16 en 18 van deze wet, onderscheidenlijk de afdelingen 4.1, 5.1, 16.1, 16.2, 16.3, 16.5 en 16.8 en hoofdstuk 18 van de Omgevingswet.

Artikel

2.16b

Vervallen

Artikel

2.16c

Vervallen

§

2.2

De Commissie voor de milieueffectrapportage

Artikel

2.17

Vervallen

Artikel

2.18

Vervallen

Artikel

2.19

Vervallen

Artikel

2.20

Vervallen

Artikel

2.21

Vervallen

Artikel

2.22

Vervallen

Artikel

2.23

Vervallen

Artikel

2.23a

Vervallen

Artikel

2.24

Vervallen

§

2.3

De Commissie genetische modificatie

Artikel

2.25

Vervallen

Artikel

2.26

Er is een Commissie genetische modificatie.

Artikel

2.27

Artikel

2.28

Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat, dragen er zorg voor dat de commissie op de hoogte wordt gehouden ten aanzien van het beleid op het terrein van het vervaardigen van of van handelingen met genetisch gemodificeerde organismen.

Artikel

2.29

Telkens binnen een termijn van vier jaren brengt de commissie een rapport uit aan Onze Minister, waarin ten minste de taak, de samenstelling, de inrichting en werkwijze van de commissie aan een onderzoek worden onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen. Onze Minister zendt dit rapport, voorzien van zijn standpunt, aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel

2.30

Artikel

2.31

Artikel

2.32

Artikel

2.33

Artikel

2.34

Artikel

2.35

Artikel

2.37

Artikel

2.38

De commissie houdt de op de door haar uitgebrachte adviezen betrekking hebbende voorbereidende stukken ter beschikking van Onze Minister en van de bestuursorganen, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder b.

Artikel

2.39

Artikel

2.40

De commissie stelt nadere regels betreffende haar werkwijze en de werkwijze van haar subcommissies en zendt deze aan Onze Minister.

§

2.4

De provinciale milieucommissie

Artikel

2.41

Vervallen

§

2.5

EU-milieukeur

Artikel

2.51

Artikel

2.53

De instantie, bedoeld in artikel 2.51, eerste lid, voert haar taken uit overeenkomstig het door haar vastgestelde reglement.

Artikel

2.54

Hoofdstuk

3

Internationale zaken

Artikel

3.1

Vervallen

Hoofdstuk

4

Plannen

§

4.1

Algemeen

Artikel

4.1

Vervallen

Artikel

4.1a

Vervallen

Artikel

4.1b

Vervallen

Artikel

4.2

Vervallen

Artikel

4.2a

Vervallen

Artikel

4.2b

Vervallen

§

4.2

Het nationale milieubeleidsplan

Artikel

4.3

Vervallen

Artikel

4.4

Vervallen

Artikel

4.5

Vervallen

Artikel

4.6

Vervallen

§

4.3

Het nationale milieuprogramma

Artikel

4.7

Vervallen

Artikel

4.8

Vervallen

§

4.4

Het provinciale milieubeleidsplan

Artikel

4.9

Vervallen

Artikel

4.10

Vervallen

Artikel

4.11

Vervallen

Artikel

4.12

Vervallen

Artikel

4.13

Vervallen

§

4.5

Het provinciale milieuprogramma

Artikel

4.14

Vervallen

Artikel

4.15

Vervallen

§

4.5a

Het regionale milieubeleidsplan

Artikel

4.15a

Vervallen

§

4.5b

Het regionale milieuprogramma

Artikel

4.15b

Vervallen

§

4.6

Het gemeentelijke milieubeleidsplan

Artikel

4.16

Vervallen

Artikel

4.17

Vervallen

Artikel

4.18

Vervallen

Artikel

4.19

Vervallen

§

4.7

Het gemeentelijke milieuprogramma

Artikel

4.20

Vervallen

Artikel

4.21

Vervallen

§

4.8

Het gemeentelijke rioleringsplan

Artikel

4.22

Vervallen

Artikel

4.23

Vervallen

Artikel

4.24

Vervallen

Hoofdstuk

5

Milieukwaliteitseisen

Titel

5.1

Algemene bepalingen ten aanzien van milieukwaliteitseisen

Artikel

5.1

Vervallen

Artikel

5.2

Vervallen

Artikel

5.2a

Vervallen

Artikel

5.2b

Vervallen

Artikel

5.3

Vervallen

Artikel

5.4

Vervallen

Artikel

5.5

Vervallen

Titel

5.2

Luchtkwaliteitseisen

§

5.2.1

Algemene bepalingen

Artikel

5.6

Vervallen

Artikel

5.7

Vervallen

Artikel

5.8

Vervallen

§

5.2.2

Plannen

Artikel

5.9

Vervallen

Artikel

5.10

Vervallen

Artikel

5.11

Vervallen

§

5.2.3

Nationaal programma en overige programma's

Artikel

5.12

Vervallen

Artikel

5.12a

Vervallen

Artikel

5.12b

Vervallen

Artikel

5.13

Vervallen

Artikel

5.14

Vervallen

Artikel

5.15

Vervallen

§

5.2.4

Uitoefening van bevoegdheden of toepassing van wettelijke voorschriften

Artikel

5.16

Vervallen

Artikel

5.16a

Vervallen

Artikel

5.17

Vervallen

Artikel

5.18

Vervallen

§

5.2.5

Beoordeling van de luchtkwaliteit

Artikel

5.19

Vervallen

Artikel

5.20

Vervallen

Artikel

5.21

Vervallen

Artikel

5.22

Vervallen

§

5.2.6

Handhaving en internationale samenwerking

Artikel

5.23

Vervallen

Artikel

5.24

Vervallen

Hoofdstuk

6

Milieuzonering

Artikel

6.1

Vervallen

Hoofdstuk

7

Milieueffectrapportage

§

7.1

Algemeen

Artikel

7.1

Vervallen

Artikel

7.1a

Vervallen

§

7.2

Plannen en besluiten ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapport verplicht is

Artikel

7.2

Vervallen

Artikel

7.2a

Vervallen

Artikel

7.3

Vervallen

Artikel

7.4

Vervallen

Artikel

7.5

Vervallen

Artikel

7.6

Vervallen

§

7.3

Het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een plan

Artikel

7.7

Vervallen

§

7.4

De voorbereiding van een milieueffectrapport dat betrekking heeft op een plan

Artikel

7.8

Vervallen

Artikel

7.9

Vervallen

Artikel

7.10

Vervallen

§

7.5

Het plan

Artikel

7.11

Vervallen

Artikel

7.12

Vervallen

Artikel

7.13

Vervallen

Artikel

7.14

Vervallen

Artikel

7.15

Vervallen

§

7.6

Besluiten ten aanzien waarvan moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt

Artikel

7.16

Vervallen

Artikel

7.17

Vervallen

Artikel

7.18

Vervallen

Artikel

7.19

Vervallen

Artikel

7.20

Vervallen

Artikel

7.20a

Vervallen

§

7.7

Het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluit

Artikel

7.21

Vervallen

Artikel

7.22

Vervallen

Artikel

7.23

Vervallen

§

7.8

De beperkte voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluit

Artikel

7.24

Vervallen

Artikel

7.25

Vervallen

Artikel

7.26

Vervallen

Artikel

7.26a

Vervallen

§

7.9

De uitgebreide voorbereiding inzake het milieueffectrapport dat betrekking heeft op een besluit

Artikel

7.27

Vervallen

§

7.10

Het besluit

Artikel

7.28

Vervallen

Artikel

7.28a

Vervallen

Artikel

7.29

Vervallen

Artikel

7.30

Vervallen

Artikel

7.31

Vervallen

Artikel

7.32

Vervallen

Artikel

7.33

Vervallen

Artikel

7.34

Vervallen

Artikel

7.35

Vervallen

Artikel

7.36

Vervallen

Artikel

7.36a

Vervallen

Artikel

7.37

Vervallen

Artikel

7.38

Vervallen

§

7.11

Activiteiten met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen

Artikel

7.38a

Vervallen

Artikel

7.38b

Vervallen

Artikel

7.38c

Vervallen

Artikel

7.38d

Vervallen

Artikel

7.38e

Vervallen

Artikel

7.38f

Vervallen

Artikel

7.38g

Vervallen

§

7.12

Evaluatie

Artikel

7.39

Vervallen

Artikel

7.40

Vervallen

Artikel

7.41

Vervallen

Artikel

7.42

Vervallen

Artikel

7.43

Vervallen

Hoofdstuk

8

Milieubelastende activiteiten, gesloten stortplaatsen en gesloten afvalvoorzieningen

Paragraaf

8.1

Artikel

8.1

Vervallen

Artikel

8.2

Vervallen

Artikel

8.2a

Vervallen

Artikel

8.2b

Vervallen

Artikel

8.3

Vervallen

Artikel

8.4

Vervallen

Artikel

8.5

Vervallen

Artikel

8.6

Vervallen

Artikel

8.7

Vervallen

Artikel

8.8

Vervallen

Artikel

8.9

Vervallen

Artikel

8.10

Vervallen

Artikel

8.11

Vervallen

Artikel

8.12

Vervallen

Artikel

8.12a

Vervallen

Artikel

8.12b

Vervallen

Artikel

8.13

Vervallen

Artikel

8.13a

Vervallen

Artikel

8.14

Vervallen

Artikel

8.15

Vervallen

Artikel

8.16

Vervallen

Artikel

8.17

Vervallen

Artikel

8.18

Vervallen

Artikel

8.19

Vervallen

Artikel

8.20

Vervallen

Artikel

8.21

Vervallen

Artikel

8.22

Vervallen

Artikel

8.23

Vervallen

Artikel

8.24

Vervallen

Artikel

8.25

Vervallen

Artikel

8.26

Vervallen

Artikel

8.26a

Vervallen

Artikel

8.27

Vervallen

Artikel

8.28

Vervallen

Artikel

8.29

Vervallen

Artikel

8.30

Vervallen

Artikel

8.31

Vervallen

Artikel

8.31a

Vervallen

Artikel

8.32

Vervallen

Artikel

8.33

Vervallen

Artikel

8.34

Vervallen

Artikel

8.35

Vervallen

Artikel

8.36

Vervallen

Artikel

8.36a

Vervallen

Artikel

8.36b

Vervallen

Artikel

8.36c

Vervallen

Artikel

8.36d

Vervallen

Artikel

8.36e

Vervallen

Artikel

8.37

Vervallen

Artikel

8.38

Vervallen

Artikel

8.39

Vervallen

Artikel 8.39a

Vervallen

Artikel 8.39b

Vervallen

Artikel 8.39c

Vervallen

Artikel 8.39d

Vervallen

Artikel 8.39e

Vervallen

Artikel 8.39f

Vervallen

Artikel

8.40a

Vervallen

Artikel

8.41

Vervallen

Artikel

8.41a

Vervallen

Artikel

8.42

Vervallen

Artikel

8.42a

Het bevoegd gezag kan voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een inrichting verbinden die afwijken van de regels, gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8.40, indien dat bij of krachtens die maatregel is bepaald. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald in welke mate de voorschriften kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

Artikel

8.42b

Artikel

8.43

Artikel

8.44

Vervallen

Artikel

8.45

Vervallen

Artikel

8.46

Door vernummering vervallen.

Paragraaf

8.2

Artikel

8.47

Artikel

8.47a

Het bevoegd gezag stelt Onze Minister zo spoedig mogelijk op de hoogte van een verklaring als bedoeld in artikel 8.47, derde lid.

Artikel

8.48

Artikel

8.49

Artikel

8.50

Artikel

8.51

Vervallen

Paragraaf

8.3

Artikel

8.52

Naar aanleiding van de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten voor 1 september 1996 is beëindigd, delen gedeputeerde staten van de provincie waar de desbetreffende stortplaatsen liggen, Onze Minister zo spoedig mogelijk mede welke stortplaatsen dit betreft.

Artikel

8.53

Hoofdstuk

9

Stoffen en produkten

Titel

9.1

Algemeen

Artikel

9.1.1

Dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op handelingen verricht binnen de exclusieve economische zone, voor zover dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.

Titel

9.2

Stoffen, mengsels en genetisch gemodificeerde organismen

§

9.2.1

Algemeen

Artikel

9.2.1.1

Deze titel en de daarop berustende bepalingen zijn, met uitzondering van de regels die uitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, niet van toepassing op voedingsmiddelen, genotmiddelen en diervoeders.

Artikel

9.2.1.2

Een ieder die beroepshalve een stof, mengsel of genetisch gemodificeerd organisme vervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt, verwerkt of aan een ander ter beschikking stelt, en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelingen met die stof of dat mengsel of organisme gevaren kunnen optreden voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel

9.2.1.3

Artikel

9.2.1.4

Artikel

9.2.1.5

§

9.2.2

Maatregelen

Artikel

9.2.2.1

Artikel

9.2.2.1b

De regels, bedoeld in artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder i of j, kunnen, in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verplichting inhouden een handeling met betrekking tot asbest of een asbesthoudend product of een voornemen tot het verrichten van die handeling langs elektronische weg te melden dan wel met betrekking tot die handeling of dat voornemen langs elektronische weg gegevens en bescheiden te verstrekken dan wel de resultaten van een controleonderzoek.

Artikel

9.2.2.2

Een algemene maatregel van bestuur waarbij toepassing is gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder b, d, g, i, j, k, l of m, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen die bij de maatregel zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in de maatregel zijn geregeld, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van een zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.

Artikel

9.2.2.3

Artikel

9.2.2.4

Artikel

9.2.2.5

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder k, l of m, kan tevens worden bepaald dat de schade, geleden door degene die de stoffen, mengsels, genetisch gemodificeerde organismen of producten moet terugzenden of afgeven, of de kosten, gemaakt door degene die is aangewezen om die stoffen, mengsels, organismen of producten in te zamelen, ten laste kunnen worden gebracht van degenen die deze stoffen, mengsels, organismen of producten hebben vervaardigd of in Nederland ingevoerd. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld inzake de berekening van die schade of kosten en de bepaling van degenen ten laste van wie die schade of kosten worden gebracht.

Artikel

9.2.2.6

Artikel

9.2.2.6a

Artikel

9.2.2.7

Paragraaf

9.2.3

Verpakking en aanduiding

Artikel

9.2.3.1

Vervallen

Artikel

9.2.3.2

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanduiding van producten waarin bepaalde stoffen of mengsels voorkomen.

Artikel

9.2.3.3

Artikel

9.2.3.4

Het aanduiden van een genetisch gemodificeerd organisme op een wijze die misleidend is ten aanzien van de effecten daarvan op de gezondheid van de mens of op het milieu of ten aanzien van het krachtens artikel 9.2.2.1 of 9.2.2.6 bepaalde, is verboden.

Artikel

9.2.3.5

Titel

9.3

De EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen

Artikel

9.3.1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.

Artikel

9.3.2

Artikel

9.3.3

Artikel

9.3.4

Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening markttoezicht: artikel 7.

Titel

9.3a

De EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels

Artikel

9.3a.1

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijst bij ministeriële regeling het orgaan aan dat belast is met de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. In de ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van uitvoeren van die taak.

Artikel

9.3a.2

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 43 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, voor zover het betreft het doen van voorstellen voor een geharmoniseerde indeling en etikettering van stoffen en mengsels.

Artikel

9.3a.3

Artikel

9.3a.4

Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening markttoezicht: artikel 7.

Titel

9.4

De EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten

Artikel

9.4.1

Artikel

9.4.2

Een fabrikant kan een persoon schriftelijk machtigen om namens hem bij of krachtens deze titel geldende verplichtingen na te komen, mits deze gemachtigde binnen de Europese Gemeenschap is gevestigd.

Artikel

9.4.3

Deze titel is niet van toepassing op middelen voor het vervoer van personen of goederen.

Artikel

9.4.4

Artikel

9.4.5

Artikel

9.4.6

Artikel

9.4.7

Artikel

9.4.8

Artikel

9.4.9

Titel

9.5

Overige bepalingen met betrekking tot stoffen, preparaten en producten

Artikel

9.5.1

Artikel

9.5.2

Artikel

9.5.3

Bij een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens artikel 9.5.1, kan worden bepaald dat het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit te verlenen, bij het verlenen of wijzigen van de vergunning met betrekking tot bij de maatregel aangegeven onderwerpen in de beperkingen waaronder de vergunning wordt verleend, of in de daaraan verbonden voorschriften van bij de maatregel of de krachtens artikel 9.5.1, zesde lid, gestelde regels met betrekking tot producten kan afwijken. In dat geval wordt bij de maatregel aangegeven in hoeverre het bevoegd gezag van de regels kan afwijken. Bij de maatregel kan tevens worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken slechts geldt in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

Artikel

9.5.4

Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel in het belang van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging of geluidhinder, dan wel in het belang van de stimulering van hergebruik, preventie, recycling of andere nuttige toepassing, van een doelmatig beheer van afvalstoffen of anderszins in het belang van de bescherming van het milieu een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, een regeling vaststellen van de in de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 bedoelde strekking voor een termijn van ten hoogste twee jaar.

Artikel

9.5.5

Artikel

9.5.6

Artikel

9.5.7

Artikel

9.5.8

Titel

9.6

De bijdrage van de vervoerssector aan milieu-, klimaat- en energiebeleid

Artikel

9.6.1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld om te verzekeren dat bij die maatregel genoemde aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij een aanbesteding waarbij in die maatregel genoemde wegvoertuigen zijn betrokken, rekening wordt gehouden met de minimumstreefcijfers voor schone wegvoertuigen, bedoeld in artikel 5, van richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit (PbEU 2009, L120).

Titel

9.7

Hernieuwbare energie vervoer

§

9.7.1

Algemeen

Artikel

9.7.1.1

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • afboekrekening: rekening in het register, bedoeld om de naar die rekening overgeboekte hernieuwbare brandstofeenheden te onttrekken aan het aantal, voor het voldoen aan de jaarverplichting, beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden;

  • benzine: ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijns onderworpen zijn;

  • bijproduct: product dat een hoofddoel vormt van het productieproces, niet zijnde een residu;

  • biobrandstof: biogas als bedoeld in artikel 2, onderdeel 28, van de richtlijn hernieuwbare energie, vloeibare biomassa als bedoeld in artikel 2, onderdeel 32, van die richtlijn of biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 33, van die richtlijn;

  • diesel: gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van die wet voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;

  • duurzaamheidssysteem: vrijwillig systeem als bedoeld in artikel 30, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie dat door de Europese Commissie is erkend;

  • energie-inhoud: energie-inhoud als bedoeld in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbare energie of, indien niet opgenomen in die bijlage, berekend volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. In afwijking van de vorige volzin geldt voor benzine en diesel de energie-inhoud als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder c, van richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);

  • hernieuwbare brandstof: hernieuwbare vloeibare en gasvormige vervoersbrandstof van niet-biologische oorsprong als bedoeld in artikel 2, onderdeel 36, van de richtlijn hernieuwbare energie;

  • hernieuwbare brandstofeenheid: hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in artikel 9.7.3.1;

  • hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn hernieuwbare energie;

  • importeur: onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën is;

  • inboeker: onderneming die ingevolge bij of krachtens artikel 9.7.4.1 bevoegd is om een geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie in het register in te voeren;

  • inboekfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die de inboeking van hernieuwbare energie overeenkomstig artikel 9.7.4.1 mogelijk maakt;

  • jaarverplichting: aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat de leverancier tot eindverbruik is verschuldigd op grond van artikel 9.7.2.1;

  • jaarverplichtingfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die een leverancier tot eindverbruik ingevolge artikel 9.7.2.2 heeft om aan zijn jaarverplichting te voldoen;

  • leverancier tot eindverbruik: houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een levering tot eindverbruik;

  • leveren aan de Nederlandse markt: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, dan wel leveren van minerale oliën door een houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voor zover de inboeker kan aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is uitgeslagen tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns;

  • levering tot eindverbruik: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns van benzine, diesel en zware stookolie;

  • luchtvaart: nationaal en internationaal transport door de lucht;

  • minerale oliën: oliën als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns;

  • onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007;

  • overboekfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;

  • register: register hernieuwbare energie als bedoeld in artikel 9.7.5.1, eerste lid;

  • residu: een stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 43, van de richtlijn hernieuwbare energie;

  • richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);

  • verordening (EU) 2019/807: gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 van de commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik (PbEU 2019, L 133);

  • vervoer: alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht;

  • voedsel- en voedergewassen: voedsel- en voedergewassen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 40, van de richtlijn hernieuwbare energie;

  • zetmeelrijke gewassen: gewassen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 39, van de richtlijn hernieuwbare energie;

  • zware stookolie: zware stookolie als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van zware stookolie aan de accijns onderworpen zijn.

Artikel

9.7.1.2

Artikel

9.7.1.3

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de invoer en het gebruik van informatie door inboekers en andere marktdeelnemers in de Uniedatabank als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

Artikel

9.7.1.4

Onze minister en de rijksbelastingdienst verstrekken op verzoek het bestuur van de emissieautoriteit de bij ministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering van deze titel noodzakelijk zijn.

§

9.7.2

Jaarverplichting hernieuwbare energie

Artikel

9.7.2.1

Artikel

9.7.2.2

De leverancier tot eindverbruik heeft een rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register.

Artikel

9.7.2.3

Artikel

9.7.2.4

Artikel

9.7.2.5

§

9.7.3

Hernieuwbare brandstofeenheden

Artikel

9.7.3.1

Artikel

9.7.3.2

Een hernieuwbare brandstofeenheid kan uitsluitend in het register, bedoeld in paragraaf 9.7.5 en 9.8.4, gehouden worden.

Artikel

9.7.3.3

Een hernieuwbare brandstofeenheid is vatbaar voor overdracht indien de overdragende partij en de ontvangende partij ieder op hun naam een rekening hebben in het register.

Artikel

9.7.3.4

Artikel

9.7.3.5

Artikel

9.7.3.6

Artikel

9.7.3.7

Artikel

9.7.3.8

Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, worden de bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels afgeschreven.

§

9.7.4

Inboeken hernieuwbare energie

Artikel

9.7.4.1

Artikel

9.7.4.2

De in te boeken vloeibare biobrandstof:

  • a.

    voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;

  • b.

    bevond zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt op een locatie van de inboeker die door het door hem gehanteerde duurzaamheidsysteem is gecertificeerd, dan wel op een andere locatie voor zover die certificering zich over die locatie uitstrekt,

  • c.

    voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen, en

  • d.

    wordt niet geproduceerd uit olie uit sojabonen, met uitzondering van olie uit sojabonen met een gecertificeerd laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik als bedoeld in verordening (EU) 2019/807.

Artikel

9.7.4.3

De in te boeken gasvormige biobrandstof voldoet aan:

  • a.

    de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;

  • b.

    de overige eisen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

9.7.4.4

Artikel

9.7.4.5

Artikel

9.7.4.6

Artikel

9.7.4.7

Artikel

9.7.4.8

Artikel

9.7.4.9

Voor hernieuwbare energie die tussen 1 januari en 1 mei van enig kalenderjaar wordt geleverd en ingeboekt in het register, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit na 1 mei van dat kalenderjaar de hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de inboeker.

Artikel

9.7.4.10

Een hoeveelheid hernieuwbare energie die wordt ingeboekt in het register is niet als duurzaam overgedragen en wordt niet nog een keer ingeboekt in het register.

Artikel

9.7.4.11

Artikel

9.7.4.12

Artikel

9.7.4.13

Artikel

9.7.4.14

§

9.7.5

Register hernieuwbare energie

Artikel

9.7.5.1

Artikel

9.7.5.2

Artikel

9.7.5.3

Artikel

9.7.5.4

Artikel

9.7.5.5

Artikel

9.7.5.6

§

9.7.6

Naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria en broeikasgasemissiereductiedrempels

Artikel

9.7.6.1

Artikel

9.7.6.2

Artikel

9.7.6.3

Titel

9.8

Rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies

§

9.8.1

Algemeen

Artikel

9.8.1.1

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

9.8.1.2

Deze titel is van toepassing op brandstoffen en energie voor:

  • a.

    wegvoertuigen;

  • b.

    niet voor de weg bestemde mobiele machines;

  • c.

    landbouwtrekkers;

  • d.

    bosbouwmachines, en

  • e.

    pleziervaartuigen, niet zijnde zeeschepen, wanneer die niet op zee varen.

Artikel

9.8.1.3

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën rapportageplichtigen worden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen niet van toepassing zijn.

Artikel

9.8.1.4

Onze minister en de rijksbelastingdienst verstrekken op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de bij ministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering van deze titel noodzakelijk zijn.

§

9.8.2

Rapportage- en reductieverplichting

Artikel

9.8.2.1

Artikel

9.8.2.2

De rapportageplichtige heeft een rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register.

Artikel

9.8.2.3

Artikel

9.8.2.4

Artikel

9.8.2.5

§

9.8.3

Hernieuwbare brandstofeenheden

Artikel

9.8.3.1

Vervallen

Artikel

9.8.3.2

Vervallen

Artikel

9.8.3.3

Vervallen

Artikel

9.8.3.4

Het bestuur van de emissieautoriteit stelt jaarlijks de broeikasgasemissiereductiebijdrage van de hernieuwbare brandstofeenheid vast voor het behalen van de reductieverplichting. Bij of krachtens algemene regels van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling.

Artikel

9.8.3.5

Vervallen

Artikel

9.8.3.6

Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, worden de bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels afgeschreven.

§

9.8.3a

Inboeken brandstof en energie

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

§

9.8.4

Register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies

Artikel

9.8.4.1

Artikel

9.8.4.2

Artikel

9.8.4.3

Artikel

9.8.4.4

Artikel

9.8.4.5

Artikel

9.8.4.6

§

9.8.5

Overgangsbepalingen

Artikel

9.8.5.1

Vervallen

Hoofdstuk

10

Afvalstoffen

Titel

10.1

Algemeen

Artikel

10.1

Artikel

10.1a

Artikel

10.1b

Vervallen

Artikel

10.2

Titel

10.2

Het afvalbeheerplan

Artikel

10.3

Onze Minister stelt ten minste eenmaal in de zes jaar een afvalbeheerplan vast.

Artikel

10.4

Artikel

10.5

Bij de vaststelling van het afvalbeheerplan en bij het nemen van andere maatregelen voor de preventie en het beheer van afvalstoffen:

  • a.

    kan zonodig voor bepaalde specifieke afvalstromen van de afvalhiërarchie, bedoeld in artikel 10.4, worden afgeweken, indien dit, de gehele levenscyclus in beschouwing nemende, met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is;

  • b.

    houdt Onze Minister er rekening mee dat het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen vereist dat het beheer op effectieve en efficiënte wijze geschiedt en effectief toezicht dan wel douanecontrole op het beheer mogelijk is.

Artikel

10.5a

Vervallen

Artikel

10.6

Vervallen

Artikel

10.7

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Artikel

10.10

Ten behoeve van het opstellen van het afvalbeheerplan verschaffen de bestuursorganen aan Onze Minister op zijn verzoek alle inlichtingen en gegevens waarover zij kunnen beschikken, voor zover die voor dat opstellen redelijkerwijs noodzakelijk zijn.

Artikel

10.11

Artikel

10.12

Artikel

10.12a

Vervallen

Artikel

10.12b

Vervallen

Artikel

10.13

Artikel

10.14

Titel

10.3

Hergebruik, preventie en recycling en andere nuttige toepassing

Artikel

10.15

Vervallen

Artikel

10.16

Vervallen

Artikel 10.16a

Vervallen

Artikel 10.16b

Vervallen

Artikel 10.16c

Vervallen

Artikel

10.16d

Vervallen

Artikel

10.17

Vervallen

Artikel

10.18

Vervallen

Artikel

10.19

Vervallen

Artikel

10.20

Vervallen

Titel

10.4

Het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen

Artikel

10.21

Artikel

10.22

Artikel

10.22a

Vervallen

Artikel

10.23

Artikel

10.24

Artikel

10.25

Bij de afvalstoffenverordening of bij omgevingsplan kunnen in ieder geval regels worden gesteld:

  • a.

    ten einde te voorkomen dat afvalstoffen als zwerfafval in het milieu terechtkomen dan wel teneinde te bereiken dat zulks zo min mogelijk gebeurt;

  • b.

    omtrent het opruimen van afvalstoffen die als zwerfafval in het milieu terecht zijn gekomen;

  • c.

    omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.

Artikel

10.26

Artikel

10.27

In gevallen als bedoeld in artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, dragen de gemeenteraad en burgemeester en wethouders er zorg voor dat op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

Artikel

10.28

Artikel

10.29

Titel

10.5

Het zich ontdoen, de inzameling en het transport van afvalwater

Artikel

10.29a

Een bestuursorgaan houdt er bij het uitoefenen van een bevoegdheid krachtens deze wet of bij het uitoefenen van een taak of bevoegdheid krachtens artikel 4.1 van de Omgevingswet, voor zover die taak of bevoegdheid wordt uitgeoefend met betrekking tot afvalwater, rekening mee dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat in de navolgende voorkeursvolgorde:

  • a.

    het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;

  • b.

    verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;

  • c.

    afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;

  • d.

    huishoudelijk afvalwater en, voor zover doelmatig en kostenefficiënt, afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt worden ingezameld en naar een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in de Omgevingswet getransporteerd;

  • e.

    ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, opnieuw wordt gebruikt;

  • f.

    ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht en

  • g.

    ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d naar een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in de Omgevingswet wordt getransporteerd.

Artikel

10.30

Vervallen

Artikel

10.31

De artikelen 10.21 tot en met 10.29 en titel 10.6 zijn niet van toepassing op het brengen van afvalwater en andere afvalstoffen in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en transporteren van afvalwater in een zodanige voorziening en het vanuit een zodanige voorziening afgeven van afvalwater aan een persoon die een zuiveringstechnisch werk beheert.

Artikel

10.32

Vervallen

Artikel

10.32a

Vervallen

Artikel

10.33

Vervallen

Artikel

10.34

Vervallen

Artikel

10.35

Vervallen

Titel

10.6

Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

§

10.6.1

De afgifte en ontvangst van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

10.36

Voor de toepassing van deze titel worden ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen gelijkgesteld met bedrijfsafvalstoffen.

Artikel

10.36a

Vervallen

Artikel

10.36b

Vervallen

Artikel

10.37

Artikel

10.38

Artikel

10.39

Artikel

10.40

Artikel

10.40a

Artikel

10.41

Artikel

10.42

Artikel

10.43

Artikel

10.43a

Vervallen

§

10.6.2

Het vervoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

10.44

Artikel 10.44a

Vervallen

Artikel 10.44b

Vervallen

Artikel 10.44c

Vervallen

Artikel 10.44d

Vervallen

Artikel 10.44e

Vervallen

§

10.6.3

De inzameling van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

10.45

Artikel

10.46

Artikel

10.47

Artikel

10.48

Artikel

10.49

§

10.6.4

Verdere bepalingen omtrent het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

Artikel

10.50

Artikel

10.51

Vervallen

Artikel

10.52

Vervallen

Artikel

10.53

Vervallen

Artikel

10.54

Artikel

10.54a

Vervallen

Artikel

10.55

zonder vermelding als respectievelijk vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars.

Titel

10.7

Het overbrengen van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap

Artikel

10.56

Artikel

10.57

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de titels II en VII van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen van overeenkomstige toepassing zijn met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen binnen Nederland.

Artikel

10.58

Onze Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 53 van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Artikel

10.60

Titel

10.8

Verdere bepalingen

Artikel

10.61

Artikel

10.62

Vervallen

Artikel

10.63

Artikel

10.64

Hoofdstuk

11

Geluid

Titel

11.1

Algemeen

Artikel

11.1

Vervallen

Artikel

11.2

Vervallen

Artikel

11.3

Vervallen

Titel

11.2

Geluidsbelastingkaarten en actieplannen

§

11.2.1

Algemeen

Artikel

11.4

Vervallen

Artikel

11.5

Vervallen

§

11.2.2

Geluidsbelastingkaarten

Artikel

11.6

Vervallen

Artikel

11.7

Vervallen

Artikel

11.8

Vervallen

Artikel

11.9

Vervallen

Artikel

11.10

Vervallen

§

11.2.3

Actieplannen

Artikel

11.11

Vervallen

Artikel

11.12

Vervallen

Artikel

11.13

Vervallen

Artikel

11.14

Vervallen

Artikel

11.15

Vervallen

§

11.2.4

Inlichtingen aan een andere lidstaat van de Europese Unie

Artikel

11.16

Vervallen

Titel

11.3

Wegen en spoorwegen met geluidproductieplafonds

Afdeling

11.3.1

Algemeen

Artikel

11.17

Vervallen

Artikel

11.18

Vervallen

Artikel

11.19

Vervallen

Afdeling

11.3.2

Naleving en registratie van geluidproductieplafonds

§

11.3.2.1

Naleving van de geluidproductieplafonds

Artikel

11.20

Vervallen

Artikel

11.21

Vervallen

Artikel

11.22

Vervallen

Artikel

11.23

Vervallen

Artikel

11.24

Vervallen

§

11.3.2.2

Het geluidregister

Artikel

11.25

Vervallen

Afdeling

11.3.3

Vaststelling of wijziging van geluidproductieplafonds

§

11.3.3.1

Algemeen

Artikel

11.26

Vervallen

Artikel

11.27

Vervallen

Artikel

11.28

Vervallen

Artikel

11.29

Vervallen

Artikel

11.30

Vervallen

§

11.3.3.2

Procedures voor vaststelling of wijziging van geluidproductieplafonds

Artikel

11.31

Vervallen

Artikel

11.32

Vervallen

Artikel

11.33

Vervallen

Artikel

11.34

Vervallen

Artikel

11.35

Vervallen

Artikel

11.36

Vervallen

Artikel

11.37

Vervallen

§

11.3.3.3

De binnenwaarde

Artikel

11.38

Vervallen

Artikel

11.39

Vervallen

§

11.3.3.4

Verdere bepalingen omtrent vaststelling en wijziging van geluidproductieplafonds

Artikel

11.40

Vervallen

Artikel

11.41

Vervallen

Artikel

11.42

Vervallen

Artikel

11.43

Vervallen

Afdeling

11.3.4

Geluidproductieplafonds voor op 1 juli 2012 bestaande of geprojecteerde wegen en spoorwegen

§

11.3.4.1

Het tot stand komen van de geluidproductieplafonds

Artikel

11.44

Vervallen

Artikel

11.45

Vervallen

Artikel

11.46

Vervallen

§

11.3.4.2

Bijzondere bepalingen met betrekking tot het wijzigen van geluidproductieplafonds die tot stand zijn gekomen met toepassing van artikel 11.45

Artikel

11.47

Vervallen

Artikel

11.48

Vervallen

Afdeling

11.3.5

Overschrijding van de maximale waarde

Artikel

11.49

Vervallen

Artikel

11.50

Vervallen

Artikel

11.51

Vervallen

Artikel

11.52

Vervallen

Artikel

11.53

Vervallen

Artikel

11.54

Vervallen

Artikel

11.55

Vervallen

Afdeling

11.3.6

Sanering

Artikel

11.56

Vervallen

Artikel

11.57

Vervallen

Artikel

11.58

Vervallen

Artikel

11.59

Vervallen

Artikel

11.60

Vervallen

Artikel

11.61

Vervallen

Artikel

11.62

Vervallen

Artikel

11.63

Vervallen

Artikel

11.64

Vervallen

Artikel

11.65

Vervallen

Afdeling

11.3.7

Overige bepalingen

Artikel

11.66

Vervallen

Hoofdstuk

11a

Andere handelingen

Titel

11a.1

Kwaliteit van werkzaamheden en integriteit van degenen die deze werkzaamheden uitvoeren

Artikel

11a.1

Vervallen

Artikel

11a.2

Artikel

11a.3

Voor zover uitvoering is gegeven aan artikel 11A.2, eerste en derde lid, kan bij de maatregel worden bepaald dat in bij de maatregel aangegeven gevallen:

  • a.

    het bevoegd gezag een aanvraag om een beschikking die bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten wordt gegeven, niet in behandeling neemt indien daarbij gegevens zijn gevoegd die afkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling die in strijd heeft gehandeld met artikel 11A.2, derde lid;

  • b.

    ter voldoening aan een bij of krachtens deze wet, dan wel bij of krachtens de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten geldende verplichting geen gegevens worden verstrekt die afkomstig zijn van een natuurlijk persoon, rechtspersoon of instelling die in strijd heeft gehandeld met artikel 11A.2, derde lid.

Hoofdstuk

12

Verslag-, registratie- en meetverplichtingen

Titel

12.1

Registers beschermde gebieden

Artikel

12.1

Vervallen

Artikel

12.2

Vervallen

Artikel

12.3

Vervallen

Artikel

12.4

Vervallen

Artikel

12.5

Vervallen

Artikel

12.6

Vervallen

Artikel

12.7

Vervallen

Artikel

12.8

Vervallen

Artikel

12.9

Vervallen

Artikel

12.10

Vervallen

Titel

12.2

Registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen

Artikel

12.11

Vervallen

Artikel

12.12

Vervallen

Artikel

12.13

Vervallen

Artikel

12.14

Vervallen

Artikel

12.15

Vervallen

Artikel

12.16

Vervallen

Artikel

12.17

Vervallen

Titel

12.3

De EG-verordening PRTR en het PRTR-protocol

§

12.3.1

Algemeen

Artikel

12.18

Vervallen

§

12.3.2

Rapportage door inrichtingen

Artikel

12.19

Vervallen

Artikel

12.20

Vervallen

Artikel

12.20a

Vervallen

Artikel

12.20b

Vervallen

Artikel

12.21

Vervallen

Artikel

12.22

Vervallen

Artikel

12.23

Vervallen

Artikel

12.24

Vervallen

§

12.3.3

PRTR

Artikel

12.25

Vervallen

Artikel

12.26

Vervallen

Artikel

12.27

Vervallen

Artikel

12.28

Vervallen

§

12.3.4

Aanvullende rapportageverplichtingen

Artikel

12.28a

Vervallen

§

12.3.5

Slotbepalingen

Artikel

12.29

Vervallen

Artikel

12.30

Vervallen

Titel

12.4

Registratie gegevens brandstoffen en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van vervoer

Artikel

12.31

Vervallen

Artikel

12.32

Vervallen

Artikel

12.33

Vervallen

Hoofdstuk

13

Procedures voor vergunningen en ontheffingen

Afdeling

13.1

Algemeen

Afdeling

13.2

Bijzondere bepalingen

Artikel

13.2

Vervallen

Artikel

13.4

Vervallen

Artikel

13.5

Artikel

13.6

Indien de aanvrager daarom heeft verzocht, stelt het bevoegd gezag hem, voordat het stukken ter inzage legt die niet van zijn kant zijn ingebracht, in de gelegenheid die stukken in te zien met het oog op de toepassing van de artikelen 19.3 tot en met 19.5. Tot de in de eerste volzin bedoelde stukken behoren niet de verslagen, gemaakt overeenkomstig artikel 3:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en afschriften van zienswijzen, door anderen dan betrokken bestuursorganen ingebracht overeenkomstig artikel 3:15 van die wet.

Artikel

13.7

Vervallen

Artikel

13.8

Artikel

13.9

Indien een beslissing op een aanvraag om een vergunning of ontheffing of een beschikking tot wijziging daarvan niet kan worden gegeven dan nadat is voldaan aan een uit een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie voortvloeiende verplichting, wordt de termijn voor het geven van die beschikking opgeschort tot de ten aanzien van die verplichting geldende procedure is afgerond.

Artikel

13.10

In gevallen waarin Onze Minister bevoegd is een vergunning of ontheffing te verlenen, kan hij in overeenstemming met Onze betrokken Minister in het belang van de veiligheid van de Staat de toepassing van afdeling 3.4 en artikel 3:44 van de Algemene wet bestuursrecht geheel of gedeeltelijk achterwege laten, voor zover dat belang zulks vereist.

Artikel

13.11

Het bevoegd gezag kan bepalen dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing blijft bij de voorbereiding van de beschikking op een aanvraag om een vergunning of ontheffing of van een beschikking tot wijziging daarvan, indien die beschikking:

  • a.

    betrekking heeft op het beheer van gevaarlijke afvalstoffen waarvan het beheer door een ongewone omstandigheid op korte termijn nodig is;

  • b.

    betrekking heeft op het beheer van andere dan gevaarlijke afvalstoffen waarvan het beheer door een ongewone omstandigheid en in verband met de hoeveelheid waarin die afvalstoffen vrijkomen, op korte termijn nodig is;

  • c.

    strekt tot uitvoering van een verplichting, opgelegd krachtens artikel 17.4

Afdeling

13.3

Winningsafvalvoorzieningen categorie A met mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen

Artikel

13.12

Vervallen

Artikel

13.13

Hoofdstuk

14

Coördinatie

§

14.1

Coördinatie bij aanvragen om een beschikking

Artikel

14.1

Vervallen

Artikel

14.2

Vervallen

Artikel

14.3

Vervallen

Artikel

14.4

Vervallen

§

14.2

Coördinatie bij het maken van een milieueffectrapport

Artikel

14.4a

Vervallen

Artikel

14.4b

Vervallen

Artikel

14.4c

Vervallen

Artikel

14.4d

Vervallen

Artikel

14.5

Vervallen

Artikel

14.6

Vervallen

Artikel

14.7

Vervallen

Artikel

14.8

Vervallen

Artikel

14.9

Vervallen

Artikel

14.10

Vervallen

Artikel

14.11

Vervallen

Artikel

14.12

Vervallen

Artikel

14.13

Vervallen

Artikel

14.14

Vervallen

Artikel

14.15

Vervallen

Artikel

14.16

Vervallen

Hoofdstuk

15

Financiële bepalingen

Titel

15.1

Artikel

15.1

Vervallen

Artikel

15.2

Vervallen

Titel

15.2

Verbruiksbelastingen van brandstoffen

§

15.2.1

Grondslag en maatstaf

Artikel

15.3

Vervallen

Artikel

15.4

Vervallen

§

15.2.2

Belastingplichtigen

Artikel

15.5

Vervallen

Artikel

15.6

Vervallen

§

15.2.3

Vrijstelling

Artikel

15.7

Vervallen

§

15.2.4

Teruggaafregeling

Artikel

15.8

Vervallen

§

15.2.5

Tarief

Artikel

15.9

Vervallen

§

15.2.6

Heffing en invordering

Artikel

15.10

Vervallen

Artikel

15.11

Vervallen

Titel

15.3

Voorschriften omtrent het verstrekken van subsidies

Artikel

15.12

Vervallen

Artikel

15.13

Vervallen

Artikel

15.14

Vervallen

Artikel

15.15

Vervallen

Artikel

15.16

Vervallen

Artikel

15.17

Vervallen

Artikel

15.18

Vervallen

Artikel

15.19

Vervallen

Titel

15.4

Vergoeding van kosten en schade

Artikel

15.20

Artikel

15.21

Artikel

15.22

Voor zover de toekenning van de vergoeding niet is geschied met instemming van Onze Minister, komen de kosten daarvan ten laste van het bevoegd gezag.

Artikel

15.23

Titel

15.5

Fonds Luchtverontreiniging

Artikel

15.24

Vervallen

Artikel

15.25

Vervallen

Artikel

15.26

Vervallen

Artikel

15.27

Vervallen

Artikel

15.28

Vervallen

Titel

15.6

Regulerende verbruiksbelastingen

Artikel

15.29

Vervallen

Artikel

15.30

Vervallen

Titel

15.7

Keuringen

Titel

15.8

Statiegeld, retourpremies

Artikel

15.32

Titel

15.9

Heffingen op gemeentelijk en provinciaal niveau

Artikel

15.33

Artikel

15.34

Vervallen

Titel

15.9A

Rechten

Artikel

15.34a

Met betrekking tot beschikkingen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning of ontheffing krachtens deze wet worden geen rechten geheven.

Titel

15.10

Afvalbeheerbijdragen

Artikel

15.35

Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

afvalbeheerbijdrage: bijdrage in de kosten van het beheer van een afvalstof;

overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage: schriftelijke overeenkomst tussen degenen die een stof, mengsels of product in Nederland invoeren of op de markt brengen, tot het afdragen van een afvalbeheerbijdrage.

Artikel

15.36

Artikel

15.37

Artikel

15.38

Artikel

15.39

Artikel

15.40

Een ieder is tot naleving van een voor hem geldende algemeen verbindend verklaarde overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage gehouden tegenover ieder ander, die bij de naleving een redelijk belang heeft.

Artikel

15.41

Indien een of meer van degenen die een stof, mengsels of product in Nederland invoeren of op de markt brengen, waarvoor een overeenkomst over een afvalbeheerbijdrage algemeen verbindend is verklaard, het vermoeden gegrond achten dat door een of meer anderen een of meer van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit die overeenkomst niet worden nageleefd, kunnen zij met het oog op het instellen van een rechtsvordering op grond van artikel 15.40 Onze Minister verzoeken een onderzoek daarnaar te doen instellen. De inspecteur stelt het onderzoek in en brengt aan Onze Minister verslag uit van hetgeen bij het onderzoek is gebleken. Onze Minister stelt het verslag ter beschikking van degene of degenen, die om het onderzoek hebben gevraagd.

Titel

15.11

Financiering van de zorg voor gesloten stortplaatsen

Artikel

15.42

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt onder «stortplaats», «gesloten stortplaats» en «bedrijfsgebonden stortplaats» verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in paragraaf 8.2.

Artikel

15.43

Deze titel is niet van toepassing op stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

15.44

Artikel

15.45

Artikel

15.46

Artikel

15.47

Artikel

15.48

Artikel

15.49

Titel

15.12

Financiële tegemoetkomingen

Artikel

15.50

Titel

15.13

Kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw

Artikel

15.51

Artikel

15.51a

Deze titel is niet van toepassing op het telen van gewassen in kassen:

  • a.

    met een totale oppervlakte kleiner dan 2.500 m2, indien op het terrein niet uitsluitend gewassen in kassen worden geteeld,

  • b.

    alleen:

    • 1°.

      bij een huishouden of bij het uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis,

    • 2°.

      voor educatieve doeleinden,

    • 3°.

      bij onderzoeksinstellingen, of

    • 4°.

      bij volkstuinen, of

  • c.

    voor zover het een milieubelastende activiteit met betrekking tot een broeikasgasinstallatie als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, betreft.

Artikel

15.51b

Artikel

15.52

Indien de hoeveelheid emissies, bedoeld in artikel 15.51b, eerste lid, wordt overschreden, is degene die een activiteit als bedoeld in artikel 15.51 verricht een vergoeding verschuldigd aan Onze Minister. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van die vergoeding dan wel de wijze van berekenen van de hoogte van die vergoeding vastgesteld.

Artikel

15.53

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 15.5115.51b en 15.52.

Hoofdstuk

16

Handel in emissierechten

Titel

16.1

Algemeen

Artikel

16.1

Titel

16.2

Broeikasgassen en broeikasgasemissierechten

Afdeling

16.2.1

Broeikasgasinstallaties

Paragraaf

16.2.1.1

Algemeen

Artikel

16.2

Artikel

16.2a

Artikel

16.2b

Artikel

16.3

Onder broeikasgasinstallaties worden mede begrepen broeikasgasinstallaties binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.

Artikel

16.4

Een wijziging van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten of van een bijlage bij die richtlijn gaat voor de toepassing van deze titel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

16.4a

Paragraaf

16.2.1.2

Vergunning

Artikel

16.5

Artikel

16.6

Artikel

16.7

Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen vier maanden op de aanvraag om een vergunning.

Artikel

16.8

Artikel

16.9

Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, hoofdstuk 8 van deze wet of afdeling 2.2, hoofdstuk 4, afdeling 5.1 of hoofdstuk 16 van de Omgevingswet.

Artikel

16.10

De vergunning wordt geweigerd indien het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, dit hoofdstuk of, voor zover van toepassing, artikel 24, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde verordening zijn gesteld dan wel indien door verlening anderszins strijd zou ontstaan met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel

16.11

Artikel

16.11a

Vervallen

Artikel

16.12

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en met betrekking tot:

  • a.

    de monitoring van emissies;

  • b.

    het emissieverslag;

  • c.

    andere personen dan de vergunninghouder krachtens artikel 16.5, die bij de uitvoering van het monitoringsplan zijn betrokken.

Artikel

16.13

Artikel

16.13a

Artikel

16.14

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.

Artikel

16.15

Het bestuur van de emissieautoriteit zendt op verzoek het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in artikel 16.8, eerste lid, een exemplaar van het voor de betrokken broeikasgasinstallatie opgestelde emissieverslag en het bijbehorende verificatierapport.

Artikel

16.16

Artikel

16.17

Voordat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing geeft aan artikel 70, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, stelt het degene, die ingevolge artikel 68 van genoemde verordening het emissieverslag heeft ingediend of had moeten indienen, in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen, tenzij de ambtshalve vaststelling plaatsvindt conform de door de exploitant van de broeikasgasinstallatie aangeleverde gegevens.

Artikel

16.18

Artikel

16.19

Artikel

16.20

Artikel

16.20a

Artikel

16.20b

Vervallen

Artikel

16.20c

Artikel

16.21

Artikel

16.22

Vervallen

Paragraaf

16.2.1.3

Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten

Subparagraaf

16.2.1.3.1

Het veilen en kosteloos toewijzen van broeikasgasemissierechten

Artikel

16.23

Artikel

16.24

Artikel

16.25

De berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel

16.26

Bij de in artikel 16.25 bedoelde berekening wordt de in artikel 9 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde lineaire factor toegepast, voor zover de in artikel 16.25 bedoelde uitvoeringsmaatregelen daartoe nopen.

Artikel

16.27

Artikel

16.28

Geen kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten vindt plaats voor:

  • a.

    het opwekken van elektriciteit, behoudens voor zover de elektriciteit met restgassen wordt geproduceerd;

  • b.

    elektriciteitsopwekkers als bedoeld in artikel 3, onder u, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, tenzij het betreft een activiteit als bedoeld in artikel 16.24, derde lid, of tenzij in de uitvoeringsmaatregelen, bedoeld in artikel 16.25, anders is bepaald;

  • c.

    het afvangen van CO2 met het oog op transport en geologische opslag op een opslaglocatie als bedoeld in artikel 3, onder 3, van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 140) waarvoor op grond van hoofdstuk 3 van die richtlijn vergunning is verleend, het transporteren van CO2 met het oog op een dergelijke opslag alsmede het geologisch opslaan van CO2 op een dergelijke opslaglocatie.

Artikel

16.29

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten;

  • b.

    het aanleveren van gegevens met het oog op die toewijzing;

  • c.

    de verificatie van de aan te leveren gegevens;

  • d.

    de berekening van de aantal broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing;

  • e.

    de uitvoering van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel

16.30

Artikel

16.30a

Artikel

16.31

Artikel

16.32

Artikel

16.33

Vervallen

Artikel

16.33a

Indien de Europese Commissie op grond van artikel 24bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de kosteloze toewijzing en verlening van broeikasgasemissierechten voor projecten die de emissie van broeikasgassen verlagen maar waarop deze titel niet van toepassing is. Deze regels voldoen aan genoemde uitvoeringsmaatregelen.

Artikel

16.34

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 37 tot en met 42 van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302).

Subparagraaf

16.2.1.3.2

Wijziging van toewijzingsbesluiten

Artikel

16.34a

Indien de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten de groep bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden een koolstofweglekrisico te lopen, aanpast, en het bedrijfstakken of deeltakken betreft die in Nederland zijn gevestigd, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van die richtlijn heeft vastgesteld. De artikelen 16.24, tweede lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

16.34b

Artikel

16.34c

Artikel

16.34d

Bij intrekking of wijziging op grond van artikel 16.34b of artikel 16.34c kan worden bepaald dat de intrekking of wijziging terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.

Subparagraaf

16.2.1.3.3

Het verlenen van broeikasgasemissierechten

Artikel

16.35

Artikel

16.35a

Vervallen

Artikel

16.35b

Vervallen

Artikel

16.35c

Paragraaf

16.2.1.4

De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar

Artikel

16.36

Artikel

16.37

Artikel

16.37a

Vervallen

Artikel

16.37b

Vervallen

Artikel

16.38

Vervallen

Artikel

16.39

Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, ter voldoening aan artikel 16.37, eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie gedurende dat kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikel dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

Afdeling

16.2.2

Luchtvaartactiviteiten

Paragraaf

16.2.2.1

Algemeen

Artikel

16.39a

Artikel

16.39b

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de interpretatie van de luchtvaartactiviteiten, bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Deze regels voldoen in elk geval aan de richtsnoeren die de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 3b van genoemde richtlijn heeft vastgesteld.

Paragraaf

16.2.2.2

Monitoring en verslaglegging

Artikel

16.39c

Vervallen

Artikel

16.39d

De ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel vereiste goedkeuring wordt door het bestuur van de emissieautoriteit geweigerd, indien:

  • a.

    het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij genoemde verordening of bij of krachtens dit hoofdstuk;

  • b.

    het bestuur van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de vliegtuigexploitant in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel

16.39e

Vervallen

Artikel

16.39f

Vervallen

Artikel

16.39g

Vervallen

Artikel

16.39h

De artikelen 16.12, 16.13, 16.14, 16.16, 16.17, 16.18 en 16.21 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 16.13, eerste lid, onder b, in plaats van «de artikelen 16.6 of 16.12» wordt gelezen: artikel 16.12.

Artikel

16.39i

Vervallen

Paragraaf

16.2.2.3

Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten

Artikel

16.39j

Artikel

16.39k

Artikel

16.39l

Artikel

16.39m

Voor iedere in artikel 16.39j, eerste lid, bedoelde periode wordt van het totale aantal broeikasgasemissierechten voor de luchtvaart, bedoeld in artikel 3quater van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, een gedeelte geveild. Dit gedeelte komt overeen met het aantal broeikasgasemissierechten dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de betrokken periode op grond van artikel 3sexies, derde lid, aanhef en onder b, van genoemde richtlijn ten aanzien van Nederland heeft vastgesteld.

Artikel

16.39n

Artikel

16.39o

Artikel

16.39p

Artikel

16.39q

Artikel

16.39r

Bij de toepassing van de artikelen 16.39m tot en met 16.39o neemt het bestuur van de emissieautoriteit de eisen met betrekking tot de werking van de bijzondere reserve in acht die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 3septies, negende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel

16.39s

Het bestuur van de emissieautoriteit verleent uiterlijk 28 februari van een kalenderjaar aan een vliegtuigexploitant het aantal broeikasgasemissierechten dat hem krachtens artikel 16.39l of artikel 16.39p voor het betrokken jaar is toegewezen.

Artikel

16.39sa

Vervallen

Paragraaf

16.2.2.4

De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar

Artikel

16.39t

Artikel

16.39u

Vervallen

Artikel

16.39w

Indien een vliegtuigexploitant ter voldoening aan artikel 16.39t, eerste lid, minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die hij gedurende het betrokken kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikellid dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

Afdeling

16.2.3

De overgang van broeikasgasemissierechten en andere eenheden

Artikel

16.40

Artikel

16.41

Artikel

16.42

Artikel

16.42a

Afdeling

16.2.4

Registratie van broeikasgasemissierechten en andere eenheden

Artikel

16.43

Artikel

16.44

Artikel

16.45

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan regels stellen ter uitvoering van de Verordening EU-register handel in emissierechten.

Artikel

16.46

Emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties en verwijderingseenheden die aan het einde van de aanvullende periode voor het voldoen aan verplichtingen, bedoeld in het overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluit 13/CMP.1, op een rekening in het register voor handel in emissierechten zijn geregistreerd, worden geannuleerd.

Afdeling

16.2.5

Instemming met deelname aan projectactiviteiten

Artikel

16.46a

Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder projectdeelnemer: persoon die een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 16.46b, derde lid indient.

Artikel

16.46b

Artikel

16.46c

Vervallen

Titel

16.3

Stikstofoxiden en NOx-emissierechten

Afdeling

16.3.1

Algemeen

Artikel

16.47

Vervallen

Artikel

16.47a

Vervallen

Artikel

16.48

Vervallen

Afdeling

16.3.2

Vergunning

Artikel

16.49

Vervallen

Afdeling

16.3.3

Het ontstaan van NOx-emissierechten

Artikel

16.50

Vervallen

Afdeling

16.3.4

De inlevering van NOx-emissierechten, het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar en de geldigheid van NOx-emissierechten

Artikel

16.51

Vervallen

Artikel

16.52

Vervallen

Artikel

16.53

Vervallen

Artikel

16.54

Vervallen

Artikel

16.55

Vervallen

Afdeling

16.3.5

De overgang van NOx-emissierechten

Artikel

16.56

Vervallen

Artikel

16.57

Vervallen

Afdeling

16.3.6

Registratie van NOx-emissierechten

Artikel

16.58

Vervallen

Artikel

16.59

Vervallen

Artikel

16.60

Vervallen

Artikel

16.61

Vervallen

Afdeling

16.3.7

Overige bepalingen

Artikel

16.62

Vervallen

Hoofdstuk

16a

De emissie van broeikasgas bij elektriciteitsopwekking

Artikel

16a.1

Artikel

16a.2

Artikel

16a.3

Artikel

16a.4

Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een elektriciteitsmonitoringsplan indien het elektriciteitsmonitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit hoofdstuk of het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het elektriciteitsmonitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel

16a.5

Artikel

16a.7

Artikel

16a.8

Artikel

16a.9

Hoofdstuk

16b

Emissie van broeikasgas door de industrie

Titel

16b.1

Algemeen

Artikel

16b.1

Titel

16b.2

Industriële jaarvracht

Afdeling

16b.2.1

Industrieel emissieverslag

Artikel

16b.3

Artikel

16b.4

De exploitant van een industriële installatie bepaalt de industriële jaarvracht op basis van:

  • a.

    de gegevens uit het emissieverslag dan wel de schatting hiervan door het bestuur van de emissieautoriteit als bedoeld in de artikel 70 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel;

  • b.

    de gegevens uit het verslag over het activiteitsniveau, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Verordening aanpassingen kosteloze toewijzing door verandering activiteitsniveau dan wel de schatting hiervan door het bestuur van de emissieautoriteit, bedoeld in de artikel 3, vierde lid, van de Verordening aanpassingen kosteloze toewijzing door verandering activiteitsniveau; of

  • c.

    de monitoring op basis van een industrieel monitoringsplan als bedoeld in afdeling 16b.2.2.

Artikel

16b.5

Artikel

16b.6

Afdeling

16b.2.2

Industrieel monitoringsplan

Artikel

16b.7

Artikel

16b.8

Artikel

16b.9

Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een industrieel monitoringsplan indien het industrieel monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit hoofdstuk of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het industrieel monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel

16b.10

Titel

16b.3

De dispensatierechten

Afdeling

16b.3.1

Het register dispensatierechten industrie

Artikel

16b.11

Artikel

16b.12

Artikel

16b.13

Artikel

16b.14

Artikel

16b.15

Afdeling

16b.3.2

Het ontstaan van dispensatierechten

Artikel

16b.16

Artikel

16b.17

Artikel

16b.18

Indien een exploitant voor een industriële installatie het verslag over het aantal dispensatierechten niet of niet tijdig heeft ingediend bedraagt het aantal dispensatierechten nihil.

Artikel

16b.19

Artikel

16b.20

Artikel

16b.21

Het bestuur van de emissieautoriteit weigert de goedkeuring van een industrieel monitoringsmethodiekplan indien het industrieel monitoringsmethodiekplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij of krachtens dit hoofdstuk of het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het industrieel monitoringsmethodiekplan naar behoren uit te voeren.

Artikel

16b.22

Artikel

16b.23

Artikel

16b.24

Afdeling

16b.3.3

Overdracht van dispensatierechten

Artikel

16b.25

Een dispensatierecht kan uitsluitend in het register dispensatierechten industrie worden gehouden.

Artikel

16b.26

Artikel

16b.27

Artikel

16b.28

Artikel

16b.29

Artikel

16b.30

Hoofdstuk

16c

Mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens

Titel

16c.1

Overgangsperiode

Artikel

16c.1

Een importeur als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van de Verordening koolstofcorrectie aan de grens, of in de situaties die onder artikel 32 van die verordening vallen, een overeenkomstig artikel 18 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 aangewezen indirecte douanevertegenwoordiger, voldoet tijdig en volledig aan de rapportageverplichting, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van die verordening.

Artikel

16c.2

Het bestuur van de emissieautoriteit wisselt alle informatie uit als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Verordening koolstofcorrectie aan de grens.

Hoofdstuk

17

Maatregelen in bijzondere omstandigheden

Titel

17.1

Maatregelen bij een ongewoon voorval

Artikel

17.1

Vervallen

Artikel

17.2

Vervallen

Artikel

17.3

Vervallen

Artikel

17.4

Artikel

17.5

Vervallen

Titel

17.1A

Maatregelen betreffende winningsafvalvoorzieningen

Artikel

17.5a

Artikel

17.5b

Indien de situatie, bedoeld in artikel 17.5a, eerste lid, betrekking heeft op een winningsafvalvoorziening categorie A, voert de exploitant van de winningsafvalvoorziening, onmiddellijk het voor die winningsafvalvoorziening voorgeschreven interne noodplan uit

Artikel

17.5c

Artikel

17.5d

Deze titel is van overeenkomstige toepassing op gesloten winningsafvalvoorzieningen, met uitzonderingen van die gesloten winningsafvalvoorzieningen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag is belast met de nazorg, bedoeld in artikel 8.49.

Titel

17.1B

Maatregelen in geval van niet-naleving

Artikel

17.5e

Vervallen

Titel

17.2

Maatregelen bij milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan

Artikel

17.6

Artikel

17.7

Deze titel is van toepassing op:

  • a.

    milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt door activiteiten als bedoeld in bijlage III bij de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid;

  • b.

    milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats of een onmiddellijke dreiging daarvan die wordt veroorzaakt door een andere activiteit dan bedoeld onder a, indien degene die de activiteit verricht schuld of nalatigheid kan worden verweten.

Artikel

17.8

In afwijking van artikel 17.7 is deze titel niet van toepassing op:

  • a.

    milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan ten gevolge van:

    • 1°.

      een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer;

    • 2°.

      een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is;

    • 3°.

      een gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage IV bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen, waaraan Nederland gebonden is;

    • 4°.

      nucleaire risico’s of een activiteit waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing is;

    • 5°.

      een activiteit of gebeurtenis waarvoor de aansprakelijkheid of schadevergoeding binnen de werkingssfeer valt van een van de in bijlage V bij EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid genoemde verdragen;

    • 6°.

      een activiteit die hoofdzakelijk de landsverdediging of de internationale veiligheid dient, of

    • 7°.

      een activiteit die uitsluitend tot doel heeft bescherming te bieden tegen natuurrampen;

  • b.

    milieuschade aan beschermde soorten of natuurlijke habitats bestaande uit de vooraf vastgestelde negatieve effecten van activiteiten waarvoor door het bevoegd gezag vergunning is verleend:

    • 1°.

      in overeenstemming met bepalingen ter uitvoering van artikel 6, derde en vierde lid, of artikel 16 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, artikel 9 van richtlijn nr. 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, of,

    • 2°.

      in het geval van niet onder het Gemeenschapsrecht vallende soorten, in overeenstemming met het bepaalde krachtens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Omgevingswet;

  • c.

    milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt door een emissie of gebeurtenis:

    • 1°.

      die voor 30 april 2007 heeft plaatsgevonden,

    • 2°.

      die na 30 april 2007 heeft plaatsgevonden, indien de schade het gevolg is van een specifieke activiteit die heeft plaatsgevonden en is beëindigd voor die datum, of

    • 3°.

      die meer dan 30 jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Artikel

17.9

Artikel

17.10

Artikel

17.11

Vervallen

Artikel

17.12

Artikel

17.13

Artikel

17.14

Artikel

17.15

Artikel

17.16

Artikel

17.17

De bevoegdheid tot kostenverhaal met betrekking tot de uit hoofde van deze titel genomen maatregelen vervalt vijf jaren na de dag waarop die maatregelen geheel zijn voltooid of na de dag waarop degene die de milieuschade of de onmiddellijke dreiging daarvan veroorzaakt is geïdentificeerd, indien deze dag later valt.

Artikel

17.18

Het bevoegd gezag verstrekt Onze Minister de informatie over de tenuitvoerlegging nodig ter uitvoering van artikel 18 van de EG-richtlijn milieuaansprakelijkheid. Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld.

Titel

17.3

Maatregelen bij gevaar door stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen

Artikel

17.19

Hoofdstuk

18

Handhaving

Artikel

18.1

Vervallen

Artikel

18.1a

Artikel

18.1b

Vervallen

Artikel

18.2

Het bevoegd gezag waarbij op grond van artikel 18.2 van de Omgevingswet de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust, heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften die voor degene die de activiteit verricht, gelden op grond van:

  • 1°.

    het bepaalde bij of krachtens deze wet;

  • 2°.

    de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen;

  • 3°.

    de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.

Artikel

18.2a

Artikel

18.2b

Artikel

18.2c

Artikel

18.2d

Artikel

18.2e

Vervallen

Artikel

18.2g

Vervallen

Artikel

18.2h

Vervallen

Artikel

18.2j

Vervallen

Artikel

18.3

Vervallen

Artikel

18.3a

Vervallen

Artikel

18.3b

Vervallen

Artikel

18.3c

Vervallen

Artikel

18.3d

Vervallen

Artikel

18.3e

Vervallen

Artikel

18.3f

Vervallen

Artikel

18.4

Artikel

18.5

Artikel

18.5a

Artikel

18.5b

Het is verboden te handelen in strijd met artikel 3, eerste, tweede en derde lid, van de Verordening aanpassingen kosteloze toewijzing door verandering activiteitsniveau.

Artikel

18.5c

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, 4 en 5 van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van wereldwijde luchtvaartemissies.

Artikel

18.6

Artikel

18.6a

Artikel

18.7

Vervallen

Artikel

18.7a

Vervallen

Artikel

18.8

Tot de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 18.4 van de Omgevingswet behoort het in Nederland door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan beheren van afvalstoffen in gevallen waarin die afvalstoffen in strijd met het bij of krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen of titel 10.7 bepaalde, binnen of buiten Nederlands grondgebied worden gebracht.

Artikel

18.8a

Vervallen

Artikel

18.8b

Vervallen

Artikel

18.9

Vervallen

Artikel

18.10

Vervallen

Artikel

18.11

Vervallen

Artikel

18.12

Vervallen

Artikel

18.13

Vervallen

Artikel

18.14

Vervallen

Artikel

18.14a

Vervallen

Artikel

18.15

Vervallen

Artikel

18.16

Vervallen

Artikel

18.16a

Artikel

18.16b

Artikel

18.16d

Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is en de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, legt het bestuur van de emissieautoriteit haar aan het openbaar ministerie voor.

Artikel

18.16e

Artikel

18.16f

Vervallen

Artikel

18.16g

Artikel

18.16h

Vervallen

Artikel

18.16j

Vervallen

Artikel

18.16m

Vervallen

Artikel

18.16n

Vervallen

Artikel

18.16o

Vervallen

Artikel

18.16p

Artikel

18.16r

Artikel

18.16s

Artikel

18.16t

Vervallen

Artikel

18.17

Indien binnen een periode van vier jaar aan een persoon tweemaal voor eenzelfde feit een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18.16a is opgelegd en de betrokken boeten binnen die periode onherroepelijk zijn geworden, kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning, bedoeld in artikel 16.5, die de betrokken persoon houdt, intrekken.

Artikel

18.18

Een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan een krachtens deze wet of een verordening als bedoeld in artikel 18.1a, eerste lid verleende vergunning of ontheffing, is verboden.

Artikel

18.19

Artikel

18.20

Artikel

18.21

Hoofdstuk

19

Openbaarheid van milieu-informatie

Artikel

19.1a

Artikel

19.1b

Artikel

19.1c

Onverminderd de artikelen 3.1 en 3.3 van de Wet open overheid verstrekt een bestuursorgaan uit eigen beweging informatie over de openbare verantwoordelijkheden en functies die het heeft alsmede de openbare diensten die het verleent met betrekking tot het milieu.

Artikel

19.2

Artikel

19.3

Artikel

19.4

Artikel

19.5

Artikel

19.6

Vervallen

Artikel

19.6a

De artikelen 19.3 tot en met 19.5 zijn van overeenkomstige toepassing op gegevens die voorkomen in een stuk ten aanzien waarvan openbaarmaking wordt voorgeschreven of die uit zodanig stuk kunnen worden afgeleid en die niet als milieu-informatie zijn te beschouwen.

Artikel

19.6b

Indien bij de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, van de Omgevingswet bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt, dan wel van een besluit inzake een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, ingevolge een wettelijk voorschrift of een besluit van het bevoegd gezag informatie openbaar wordt gemaakt, en dat wettelijk voorschrift of besluit zich op andere gronden dan voorzien in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid tegen de openbaarmaking verzet, is artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid van overeenkomstige toepassing en blijft het wettelijk voorschrift of besluit dat zich tegen de openbaarmaking verzet, buiten toepassing. Indien milieu-informatie niet ter inzage wordt gelegd, wordt daarvan mededeling gedaan.

Artikel

19.7

Artikel

19.8

Vervallen

Hoofdstuk

20

Inwerkingtreding en rechtsbescherming

Artikel

20.1

Artikel

20.2

Vervallen

Artikel

20.2a

Vervallen

Artikel

20.3

Artikel

20.4

Artikel 20.3 is niet van toepassing op besluiten op een aanvraag om een vergunning of op bezwaren krachtens de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen.

Artikel

20.5

Artikel

20.5a

§

20.1

Algemeen

§

20.2

Advisering inzake beroepen milieubeheer

Artikel

20.6

Vervallen

Artikel

20.7

Vervallen

Artikel

20.8

Vervallen

Artikel

20.9

Vervallen

Artikel

20.10

Vervallen

Artikel

20.11

Vervallen

Artikel

20.12

Vervallen

Artikel

20.13

Vervallen

Artikel

20.14

Vervallen

Artikel

20.15

Vervallen

Artikel

20.16

Vervallen

Artikel

20.17

Vervallen

Artikel

20.18

Vervallen

Artikel

20.19

Vervallen

Artikel

20.20

Vervallen

Artikel

20.21

Vervallen

Hoofdstuk

21

Verdere bepalingen

Artikel

21.1

Artikel

21.2

Artikel

21.2a

Een bestuursorgaan verstrekt Onze Minister de gegevens die hij nodig heeft ter uitvoering van de in de artikelen 51, 55, 59 en 72 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334) opgelegde verplichtingen tot informatieverstrekking. Bij ministeriële regeling kunnen daaromtrent nadere regels worden gesteld.

Artikel

21.3

Vervallen

Artikel

21.4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bepalingen van deze wet die betrekking hebben op stoffen, van toepassing worden verklaard op micro-organismen, niet zijnde genetisch gemodificeerde organismen.

Artikel

21.5

Voor de uitvoering van deze wet ten aanzien van gebieden die niet deel uitmaken van een gemeente of provincie, worden, voor zover nodig, bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld ten aanzien van de bestuursorganen die de in deze wet vervatte bevoegdheden uitoefenen en ten aanzien van de bestuursorganen die bij die uitvoering dienen te worden betrokken.

Artikel

21.6

Artikel

21.7

De bevoegdheid van gemeenteraden en waterschappen tot het maken van verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin hoofdstuk 10 voorziet, gehandhaafd, voor zover deze verordeningen niet met het bij of krachtens deze wet bepaalde in strijd zijn.

Artikel

21.8

Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van deze wet nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Hoofdstuk

22

Slotbepalingen

Artikel

22.1

Artikel

22.1a

De artikelen 16.24, eerste lid, 16.30a, tweede lid, 16.31, eerste lid, 16.32, eerste lid, 16.34a en 16.34b, eerste lid, onderdeel a, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 15 december 2021 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Verzamelwet EZK 2022) (Stb. 2022, 23) blijven van toepassing op besluiten op grond van die artikelen waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld voor dat tijdstip.

Artikel

22.2

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet milieubeheer.

Artikel

22.2a

Vervallen

Artikel

22.3

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
Juliana
De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, L. Ginjaar
De Minister van Justitie, J. de Ruiter

Bijlage

2

bij de Wet milieubeheer

Bijlage behorend bij de artikelen 4.9, 8.40 en titel 5.2 van de Wet milieubeheer

§

1

Grenswaarden en alarmdrempel voor zwaveldioxide

Voorschrift

1.1

Voor zwaveldioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a.

    350 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vierentwintig maal per kalenderjaar mag worden overschreden;

  • b.

    125 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal drie maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorschrift

1.2

Voor zwaveldioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van ecosystemen, in gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 km2 die gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 km van agglomeraties of op een afstand van ten minste 5 km van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen, van autosnelwegen of hoofdwegen waarvan per dag meer dan 50 000 motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 gebruik maken, waar het ecosysteem naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan bijzondere bescherming behoeft:

  • a.

    20 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;

  • b.

    20 microgram per m3 als winterhalfjaargemiddelde concentratie.

Voorschrift

1.3

Voor zwaveldioxide geldt 500 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie gedurende drie achtereenvolgende uren, in gebieden van ten minste 100 km2, als alarmdrempel.

§

2

Grenswaarden, plandrempels en alarmdrempel voor stikstofdioxide

Voorschrift

2.1

  • 1.

    Voor stikstofdioxide gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

    • a.

      200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

    • b.

      40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.

  • 2.

    Het eerste lid, onder a, is met ingang van 1 januari 2010 van toepassing bij wegen waarvan ten minste 40 000 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt verstaan onder motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde regels.

  • 3.

    Tot 1 januari 2010 geldt bij de wegen, bedoeld in het tweede lid, voor stikstofdioxide een grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens van 290 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

  • 4.

    Indien ten gevolge van maatregelen die door één of meer bestuursorganen zijn genomen met het oog op het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging bij de wegen, bedoeld in het tweede lid, in een kalenderjaar voor het jaar 2010 de grenswaarde wordt bereikt van 200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, met maximaal achttien overschrijdingen per kalenderjaar, geldt, in afwijking van het tweede en derde lid, deze grenswaarde met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin de grenswaarde, bedoeld in de eerste volzin is bereikt.

Voorschrift

2.1a

In afwijking van voorschrift 2.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor uitstel krachtens artikel 22, eerste lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, tot een bij die maatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 1 januari 2015, voor stikstofdioxide de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a.

    300 microgram per m3, gedefinieerd als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

  • b.

    60 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Voorschrift

2.2

Voor stikstofdioxide gelden buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones en agglomeraties de volgende plandrempels voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

  • a.

    in 2005, 50 microgram per m3;

  • b.

    in 2006, 48 microgram per m3;

  • c.

    in 2007, 46 microgram per m3;

  • d.

    in 2008, 44 microgram per m3;

  • e.

    in 2009, 42 microgram per m3.

Voorschrift

2.3

Voor stikstofdioxide gelden buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones en agglomeraties bij de wegen, bedoeld in voorschrift 2.1, tweede lid, de volgende plandrempels voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als uurgemiddelde concentraties waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mogen worden overschreden:

  • a.

    in 2005, 250 microgram per m3;

  • b.

    in 2006, 240 microgram per m3;

  • c.

    in 2007, 230 microgram per m3;

  • d.

    in 2008, 220 microgram per m3;

  • e.

    e. in 2009, 210 microgram per m3.

Voorschrift

2.4

Voor stikstofdioxide geldt 400 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie gedurende drie achtereenvolgende uren, in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km2, als alarmdrempel.

§

3

Grenswaarde voor stikstofoxiden

Voorschrift

3.1

Voor stikstofoxiden geldt 30 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie als grenswaarde voor de bescherming van vegetatie, in gebieden met een oppervlakte van ten minste 1000 km2 die gelegen zijn op een afstand van ten minste 20 km van agglomeraties of op een afstand van ten minste 5 km van andere gebieden met bebouwing, van inrichtingen, van autosnelwegen of hoofdwegen waarvan per dag meer dan 50 000 motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 gebruik maken, waar de vegetatie naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan bijzondere bescherming behoeft.

§

4

Grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10); plandrempel, richtwaarden, grenswaarde en blootstellingsconcentratieverplichting voor zwevende deeltjes (PM2,5)

Voorschrift

4.1

Voor zwevende deeltjes (PM10) gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a.

    40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;

  • b.

    50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorschrift

4.2

In afwijking van voorschrift 4.1 gelden voor een of meer bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zones of agglomeraties of een gedeelte daarvan, waarvoor vrijstelling krachtens artikel 22, tweede lid, juncto vierde lid, van de EG-richtlijn luchtkwaliteit van toepassing is, tot een bij die maatregel genoemd tijdstip, doch uiterlijk tot 11 juni 2011, voor zwevende deeltjes (PM10) de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

  • a.

    48 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie, en

  • b.

    75 microgram per m3, gedefinieerd als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

Voorschrift

4.3

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt:

25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

Voorschrift

4.4

  • 1.

    Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 de volgende grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 25 microgram per m3, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie.

  • 2.

    Tot 1 januari 2015 blijft het eerste lid buiten toepassing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, ongeacht of de desbetreffende uitoefening of toepassing ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben.

Voorschrift

4.5

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt tot 1 januari 2015 de volgende plandrempel voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie:

in 2008, 25 microgram per m3, verhoogd met 20%, welk percentage op de daaropvolgende eerste januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages wordt verminderd tot 0% op 1 januari 2015.

Voorschrift

4.6

Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellingsconcentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

Voorschrift

4.7

  • a.

    Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt de volgende richtwaarde inzake vermindering van de blootstelling van de mens die met ingang van 1 januari 2020 voor zover mogelijk moet worden bereikt:

    a. indien de gemiddelde blootstellingsindex in 2010 bedraagt:

    een vermindering van de blootstelling ten opzichte van 2010 met:

    8,5 μg/m3 of minder

    0%

    8,5 μg/m3 of meer maar niet meer dan 13 μg/m3

    10%

    13 μg/m3 of meer maar niet meer dan 18 μg/m3

    15%

    18 μg/m3 of meer maar niet meer dan 22 μg/m3

    20%

    b. indien de gemiddelde blootstellingsindex in 2010 meer bedraagt dan 22 μg/m3

    een waarde van 18 μg/m3 voor de gemiddelde blootstellingsindex

§

5

Grenswaarde voor lood

Voorschrift

5.1

Voor lood geldt 0,5 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie als grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens.

§

6

Grenswaarde voor koolmonoxide

Voorschrift

6.1

Voor koolmonoxide geldt 10 000 microgram per m3 als acht-uurgemiddelde concentratie als grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens.

§

7

Grenswaarden en plandrempels voor benzeen

Voorschrift

7.1

Voor benzeen gelden de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

  • a.

    tot 1 januari 2010, 10 microgram per m3;

  • b.

    met ingang van 1 januari 2010, 5 microgram per m3.

Voorschrift

7.2

Voor benzeen gelden de volgende plandrempels voor de bescherming van de gezondheid van de mens, gedefinieerd als jaargemiddelde concentraties:

  • a.

    in 2006, 9 microgram per m3;

  • b.

    in 2007, 8 microgram per m3;

  • c.

    in 2008, 7 microgram per m3;

  • d.

    in 2009, 6 microgram per m3.

§

8

Richtwaarden, informatiedrempel en alarmdrempel voor ozon

Voorschrift

8.1

  • a.

    Voor ozon geldt de volgende richtwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens, die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt: 120 microgram per m3 als hoogste acht-uurgemiddelde concentratie van een dag, waarbij geldt dat deze gemiddeld over drie jaar op maximaal vijfentwintig dagen per kalenderjaar mag worden overschreden.

  • b.

    Voor ozon geldt de volgende richtwaarde voor de lange termijn voor de bescherming van de gezondheid van de mens: 120 microgram per m3 als hoogste acht-uurgemiddelde concentratie van een dag, gedurende een kalenderjaar.

Voorschrift

8.2

  • a.

    Voor ozon geldt de volgende 18 000 (microgram per m3) • uur als AOT40-waarde voor de periode van 1 mei tot en met 31 juli, gemiddeld over vijf jaar, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2010 voor zover mogelijk moet worden bereikt, ter bescherming van de vegetatie.

  • b.

    Voor ozon geldt 6 000 (microgram per m3) • uur als AOT40-waarde voor de periode van 1 mei tot en met 31 juli van een kalenderjaar als richtwaarde voor de lange termijn, ter bescherming van de vegetatie.

Voorschrift

8.3

Voor ozon geldt een informatiedrempel van 180 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie.

Voorschrift

8.4

Voor ozon geldt een alarmdrempel van 240 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie.

§

9

Richtwaarde voor arseen

Voorschrift

9.1

Voor arseen geldt 6 nanogram per m3 als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als het totale gehalte arseen in de PM10 fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

§

10

Richtwaarde voor cadmium

Voorschrift

10.1

Voor cadmium geldt 5 nanogram per m3 als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als het totale gehalte cadmium in de PM10 fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

§

11

Richtwaarde voor nikkel

Voorschrift

11.1

Voor nikkel geldt 20 nanogram per m3 als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als het totale gehalte nikkel in de PM10 fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

§

12

Richtwaarde voor benzo(a)pyreen

Voorschrift

12.1

Voor benzo(a)pyreen geldt 1 nanogram per m3 als jaargemiddelde concentratie, gedefinieerd als het totale gehalte benzo(a)pyreen in de PM10 fractie, als richtwaarde die met ingang van 1 januari 2013 voor zover mogelijk moet worden bereikt, voor de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

§

13

Gevallen als bedoeld in de artikelen 5.9, eerste lid, en 5.10, eerste lid, waarin een plan wordt vastgesteld en uitgevoerd.

Voorschrift

13.1

De gevallen, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, zijn:

  • a.

    plaatsen buiten de krachtens voorschrift 2.1a aangewezen zones en agglomeraties, waar de in de voorschriften 2.2 en 2.3 genoemde plandrempels voor stikstofdioxide worden overschreden, waarbij geldt dat in het plan wordt aangegeven op welke wijze voldaan zal worden aan de in voorschrift 2.1, eerste lid, onder b, en tweede lid, genoemde grenswaarden;

  • b.

    plaatsen waar de in voorschrift 7.2 genoemde plandrempel voor benzeen wordt overschreden, waarbij geldt dat in het plan wordt aangegeven op welke wijze voldaan zal worden aan de in voorschrift 7.1, onder b, genoemde waarde.