Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2005, nr. TRCJZ/2005/3760, houdende regelen inzake diergeneesmiddelen

Diergeneesmiddelenregeling

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en na overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op: richtlijn nr. 90/167/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG L 92); richtlijn nr. 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 228); richtlijn nr. 96/22/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125); richtlijn nr. 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125); richtlijn nr. 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 311);

Besluit:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: Diergeneesmiddelenbesluit;

  • b.

    minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c.

    Bureau: Agentschap ten behoeve van het College ter beoordeling van geneesmiddelen, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, Bureau diergeneesmiddelen;

  • d.

    Commissie: Commissie registratie diergeneesmiddelen, bedoeld in artikel 2;

  • e.

    richtlijn nr. nr. 91/412/EEG: richtlijn nr. 91/412/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1991 tot vastlegging van beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG L 228);

  • f.

    antimicrobiële diergeneesmiddelen: diergeneesmiddelen, niet zijnde sera of entstoffen, die substanties bevatten die al dan niet na omzetting, in staat zijn in een dier de vermeerdering van micro-organismen of virussen te verhinderen bij een concentratie van 10 microgram/ml of lager, of die in staat zijn de groei van een cultuur van micro-organismen of virussen tegen te gaan bij een concentratie van 5 microgram/ml of lager;

  • g.

    resistentie-inducerende diergeneesmiddelen: diergeneesmiddelen die een blijvende resistentie kunnen induceren bij voordien voor dat diergeneesmiddel gevoelige pathogene micro-organismen, virussen, inwendige parasieten of uitwendige parasieten;

  • h.

    hormoonpreparaten: diergeneesmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit één of meer substanties die al dan niet na omzetting in het lichaam in een dier een fysiologisch gelijksoortige of tegengestelde werking uitoefenen als een of meer natuurlijke hormonen of die bestemd zijn om de werking van hormonen of endocriene organen rechtstreeks te beïnvloeden;

  • i.

    partijprotocol: document opgesteld door de bereider ter zake van een bepaalde partij van een diergeneesmiddel waarop het verloop en de technische en wetenschappelijke resultaten van de bij de registratie voorgeschreven controles zijn vermeld of, indien het product is ingevoerd uit een land niet behorend tot een der lidstaten van de Europese Gemeenschap, het verloop en de technische en wetenschappelijke resultaten van de controles, bedoeld in artikel 43 van het besluit;

  • j.

    partijvrijgifte-document: document opgesteld door de bereider ter zake van een bepaalde partij van een diergeneesmiddel waarop zijn vermeld de naam en het registratienummer van het middel, het nummer van de desbetreffende partij, de partijgrootte alsmede een verklaring van de voor controle verantwoordelijke persoon dat de partij aan de gestelde eisen aangaande productie en controle voldoet;

  • k.

    partijvrijgiftecertificaat: document afgegeven door het Bureau op grond waarvan de desbetreffende partij in de handel mag worden gebracht;

  • l.

    experimentele keuring: een zuiverheids- en onschadelijkheidstest met betrekking tot een bepaalde partij van een voor het eerst in de handel gebracht serum, entstof of biologisch diagnosticum;

  • m.

    verordening (EG) nr. 1084/2003: Verordening EG) nr. 1084/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 juni 2003 betreffende het onderzoek van wijzigingen in de voorwaarden van een door een bevoegde instantie van een lidstaat verleende vergunning voor het in de handel brengen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (Pb EU L 159);

  • n.

    kleine wijziging van de eerste categorie: wijziging van een registratie die in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1084/2003 als type IA wordt aangeduid;

  • o.

    kleine wijziging van de tweede categorie: wijziging van een registratie die in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1084/2003 als type IB wordt aangeduid;

  • p.

    ingrijpende wijziging: wijziging van een registratie die niet kan worden beschouwd als een kleine wijziging van de eerste of tweede categorie of als een wijziging of uitbreiding als bedoeld in bijlage II bij verordening (EG) nr. 1084/2003;

  • q.

    lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Hoofdstuk

II

Bepalingen met betrekking tot de hoedanigheid van diergeneesmiddelen

§

1

Commissie registratie diergeneesmiddelen

Artikel

2

Artikel

3

Het onderzoek dat nodig is met het oog op de voorbereiding van de adviezen van de Commissie wordt op haar verzoek verricht door:

  • a.

    het Rijkskwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten;

  • b.

    het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

  • c.

    het Centraal Instituut voor Dierziekte-Controle Lelystad.

§

2

Aanvraag tot registratie van een diergeneesmiddel

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

In afwijking van artikel 5, derde lid, behoeft het dossier van een aanvraag tot registratie van een diergeneesmiddel geen resultaten van onschadelijkheids- en residuproeven of van de preklinische of klinische proeven als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel j, van richtlijn nr. 2001/82/EG te bevatten, indien de aanvrager van een registratie van een diergeneesmiddel kan aantonen:

  • a.

    dat het diergeneesmiddel in wezen gelijk is aan een diergeneesmiddel dat reeds is geregistreerd dan wel in voorkomend geval geregistreerd is of is geweest in een lidstaat;

  • b.

    door middel van een wetenschappelijke bibliografie dat de werkzame stoffen van het diergeneesmiddel ten minste 10 jaar zonder problemen in de Europese Unie zijn gebruikt en dat de werkzame stoffen een erkende werkzaamheid alsmede een aanvaardbaar veiligheidsniveau bieden overeenkomstig bijlage I bij richtlijn nr. 2001/82/EG.

Artikel

7

In afwijking van artikel 5, derde lid, behoeft het dossier geen wetenschappelijke bescheiden voor elke werkzame stof afzonderlijk te bevatten indien een diergeneesmiddel werkzame stoffen bevat die al zijn opgenomen in een geregistreerd diergeneesmiddel, maar niet eerder met therapeutisch oogmerk zijn samengevoegd.

Artikel

8

In afwijking van artikel 5, derde lid, behoeft het dossier bij een aanvraag tot registratie van een immunologisch diergeneesmiddel geen resultaten van veldproeven bij de beoogde diersoort te bevatten indien de aanvrager kan aantonen dat deze veldproeven niet kunnen worden uitgevoerd.

Artikel

9

In afwijking van artikel 5, derde lid, behoeft het dossier van een aanvraag tot registratie van een homeopathisch diergeneesmiddel geen resultaten van onschadelijkheidsproeven, preklinische en klinische proeven, als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel j, van richtlijn nr. 2001/82/EG te bevatten indien de aanvrager kan aantonen dat:

  • a.

    de aanvraag een homeopathisch diergeneesmiddel betreft, dat is bestemd voor gezelschapsdieren of exotische diersoorten waarvan het vlees of de producten niet voor menselijke consumptie worden gebruikt, en

  • b.

    door middel van een gedetailleerde wetenschappelijke documentatie afgestemd op de homeopathische veterinaire geneeskunde, dat de doeltreffendheid ervan vaststaat en het veiligheidsniveau aanvaardbaar is.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De aanvrager van een registratie van een diergeneesmiddel houdt één of meer monsters van het betrokken diergeneesmiddel, van de werkzame stof of stoffen, dan wel, in voorkomend geval, van de tussenproducten of van andere bestanddelen ten behoeve van de beoordeling van het diergeneesmiddel beschikbaar, welke monsters binnen vijf weken op verzoek van het Bureau worden gezonden.

§

3

Verlenen van een registratie van een diergeneesmiddel

Artikel

13

Artikel

14

§

4

Verlenging van een registratie

Artikel

15

§

5

Wijziging van een registratie

Artikel

16

Artikel

17

Een kleine wijziging van de eerste of tweede categorie voldoet aan de voorwaarden, gesteld in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1084/2003.

Artikel

18

Een besluit omtrent een kleine wijziging van de eerste categorie wordt binnen 14 dagen na ontvangst van de aanvraag genomen.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

§

6

Verzoek om werkzaamheden ten behoeve van een goede uitvoering van het onderzoek

§

7

Register

Artikel

25

§

8

Registratieverboden

Artikel

26

Een diergeneesmiddel dat een substantie bevat ten aanzien waarvan een monografie is opgenomen in de krachtens het Verdrag inzake de samenstelling van een Europese farmacopee van 22 juli 1964, Trb 1966, nr. 115 samengestelde Europese farmacopee, wordt alleen geregistreerd indien de substantie voldoet aan de in de desbetreffende monografie gegeven specificaties ten aanzien van de kwaliteit.

Artikel

27

Als substanties als bedoeld in artikel 4, onderdeel d, van de wet worden aangewezen smetstoffen die brucellosis melitensis, brucellosis suis, brucellosis bang of rundertuberculose kunnen veroorzaken.

Artikel

28

Als substanties als bedoeld in artikel 5 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90, voor zover het desbetreffende diergeneesmiddel is bestemd of mede is bestemd om bij voedselproducerende dieren te worden toegepast;

  • b.

    somatropines;

  • c.

    entstoffen voor honden en katten die een niet-geïnactiveerd hondsdolheidvirus bevatten;

  • d.

    de in lijst A van Bijlage II bij richtlijn nr. 96/22/EG vermelde stoffen;

  • e.

    substanties die ingevolge artikel 46 van het besluit niet aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren mogen worden toegediend;

  • f.

    substanties die bestemd zijn om te worden toegepast voor de behandeling van aandoening als beschreven in de erkende samenvatting van de kenmerken van het product, waarvoor een diergeneesmiddel van de familie van paardachtigen is geregistreerd.

§

9

Uitzondering op het verbod om niet-geregistreerde middelen te gebruiken

§

10

Geneesmiddelenbewaking

Artikel

31

Een persoon als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit is belast met:

  • a.

    de totstandbrenging en het beheer van een systeem dat waarborgt dat gegevens over alle vermoedelijke bijwerkingen, die aan het personeel van de onderneming, waaronder het verkooppersoneel en de artsenbezoekers worden gemeld, bij het Europees Geneesmiddelenbureau worden vermeld, geordend en toegankelijk gemaakt;

  • b.

    het opstellen van een verslag van alle vermoedelijke bijwerkingen en vermoedelijke bijwerkingen bij de mens die zich in een lidstaat of in een derde land voordoen, overeenkomstig de bepalingen van de richtsnoeren, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van richtlijn nr. 2001/82/EG;

  • c.

    de taak ervoor te zorgen dat aan elk verzoek van de minister om verstrekking van de nodige aanvullende gegevens voor de beoordeling van de aan een diergeneesmiddel verbonden voordelen en risico's snel en volledig wordt voldaan, met inbegrip van gegevens over het afzetvolume van of het aantal recepten voor het betrokken diergeneesmiddel;

  • d.

    de verstrekking aan de minister van alle andere informatie die relevant is voor de beoordeling van de baten en risico's van een diergeneesmiddel, met inbegrip van relevante informatie over veiligheidsonderzoek na toelating.

Artikel

32

§

11

Vrijstelling diergeneesmiddelen voor EEG-dierenartsen

Artikel

34

Onverminderd het bepaalde in artikel 37 is het de dierenarts, bedoeld in artikel 33 slechts toegestaan een niet in Nederland geregistreerd diergeneesmiddel voorhanden te hebben, af te leveren of toe te passen:

  • a.

    indien het betrokken diergeneesmiddel in de lidstaat waar de dierenarts als zodanig is gevestigd, overeenkomstig de bepalingen van richtlijn nr. 2001/82/EG is toegelaten en het diergeneesmiddel uitsluitend wordt toegepast onder de voorwaarden waaronder de toelating is verleend;

  • b.

    in een hoeveelheid die de normale dagelijkse behoefte voor de uitoefening van de diergeneeskunde volgens goed veterinair gebruik door een dierenarts niet overschrijdt, en

  • c.

    indien, in het geval dat hij het diergeneesmiddel toepast bij voedselproducerende dieren, hij kan aantonen dat het betrokken diergeneesmiddel kwalitatief en kwantitatief hetzelfde of dezelfde werkzame bestanddelen bevat als een hier in Nederland voor eenzelfde therapeutisch doel geregistreerd diergeneesmiddel.

Artikel

35

Het is de dierenarts, bedoeld in artikel 33, slechts toegestaan een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 34 voorhanden te hebben of te vervoeren indien:

  • a.

    dit diergeneesmiddel zich bevindt in de oorspronkelijke primaire verpakking en buitenverpakking van degene, door wie het is bereid, en

  • b.

    de aard en de hoeveelheid van het vervoerde diergeneesmiddel is afgestemd op de normale dagelijkse behoefte volgens goed veterinair gebruik voor de dieren waarvoor zijn hulp is ingeroepen.

Artikel

36

De dierenarts, bedoeld in artikel 34, is verplicht, indien hij een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 34 heeft afgeleverd of toegepast, aan de houder van het dier schriftelijk de wachttermijn mede te delen die vermeld wordt op het etiket of de bijsluiter van het betrokken diergeneesmiddel, tenzij hij redelijkerwijs geacht kan worden te weten, dat in Nederland een langere wachttermijn voor een dergelijk diergeneesmiddel in acht moet worden genomen, in welk geval hij verplicht is deze aan de houder van het dier mede te delen.

Artikel

37

Artikel

38

De diergeneesmiddelen, bedoeld in de artikelen 34 en 37, zijn diergeneesmiddelen met uitzondering van sera, entstoffen en biologische diagnostica.

§

12

Vrijstelling ten behoeve van dierproeven

Artikel

39

Van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het voorhanden hebben, in voorraad hebben of toepassen van diergeneesmiddelen ten behoeve van dierproeven, voor zover deze proeven worden verricht in het kader van de Wet op de dierproeven door de in die wet bedoelde vergunninghouders.

§

13

Partijkeuring van sera, entstoffen en biologische diagnostica

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

§

14

Vrijstelling ten behoeve van partijkeuring

Artikel

43

Van het verbod, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend met uitzondering van het verbod op het afleveren, voorhanden hebben, in voorraad hebben en toepassen van geregistreerde sera, entstoffen of biologische diagnostica die niet afkomstig zijn van een goedgekeurde partij.

Hoofdstuk

III

Bepalingen inzake vergunningen tot het bereiden, verpakken etiketteren en afleveren van diergeneesmiddelen

§

1

Aanvraag van een vergunning tot het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren van diergeneesmiddelen

Artikel

44

Artikel

45

Een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet wordt eerst in behandeling genomen nadat de ingevolge artikel 110 verschuldigde bedragen zijn voldaan.

Artikel

46

Artikel

47

Een besluit omtrent de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet wordt genomen binnen 12 weken na ontvangst van de betaling, bedoeld in artikel 111.

Artikel

48

§

2

Eisen voor de verkrijging van een vergunning voor het bereiden, verpakken en etiketteren van diergeneesmiddelen

Artikel

50

§

3

Aanvullende eisen inzake personeel

Artikel

51

Artikel

52

De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet is verplicht om:

  • a.

    de persoon, bedoeld in artikel 51, te allen tijde de gelegenheid te geven om te onderzoeken of:

  • b.

    het Bureau onverwijld in kennis te stellen van het feit dat de persoon, bedoeld in artikel 51, zijn controlewerkzaamheden niet langer uitoefent.

§

4

Aanvullende eisen inzake kwaliteitsbewaking

Artikel

53

Artikel

54

Een verzoek tot inschakeling van een extern laboratorium als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van richtlijn nr. 91/412/EEG:

  • a.

    is met redenen omkleed;

  • b.

    bevat een opgave van de desbetreffende onderzoeken en controles;

  • c.

    bevat de naam en het adres van het laboratorium alsmede een omschrijving van de voor de controles te benutten lokaliteiten en uitrusting;

  • d.

    bevat de naam en hoedanigheid van de persoon, bedoeld in artikel 51, die voor de uitbestede verrichtingen verantwoordelijk is, en

  • e.

    bevat een afschrift van de schriftelijke overeenkomst ter zake de uitbestede verrichtingen, bedoeld in artikel 12 van richtlijn nr. 91/412/EEG.

Artikel

55

De monsters, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van richtlijn nr. 91/412/EEG, zijn zodanig verpakt en gemerkt dat zij te allen tijde kunnen worden geïdentificeerd. De verpakking kan niet zonder zichtbare en onherstelbare schade worden geopend.

§

5

Aanvullende eisen ter zake de zelfinspectie

Artikel

56

De bevindingen van zelfinspecties als bedoeld in artikel 14 van richtlijn nr. 91/412/EEG alsmede de daaruit voortgevloeide maatregelen worden schriftelijk vastgelegd in een document. Dit document wordt gedurende vijf jaar bewaard in het documentatiesysteem, bedoeld in artikel 9 van richtlijn nr. 91/412/EEG.

§

6

Eisen met betrekking tot een vergunning voor het afleveren van een diergeneesmiddel

Artikel

58

Het personeel van de houder van de vergunning voor het afleveren van diergeneesmiddelen is technisch voldoende geschoold om de opgedragen werkzaamheden naar behoren te kunnen verrichten.

Artikel

59

De houder van de vergunning voor het afleveren van diergeneesmiddelen beschikt over een noodplan voor het uit de handel nemen van een diergeneesmiddel.

§

7

Eisen met betrekking tot de invoer van diergeneesmiddelen

Artikel

60

Artikel

61

§

8

Etikettering

Artikel

62

Op de primaire verpakking en, in voorkomend geval, op de buitenverpakking van een geregistreerd diergeneesmiddel wordt, overeenkomstig de bij de registratie gegeven voorschriften, vermeld:

  • a.

    de naam van het diergeneesmiddel, onmiddellijk gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm met dien verstande dat in het geval het diergeneesmiddel slechts één werkzaam bestanddeel bevat en voor dat diergeneesmiddel een fantasienaam wordt gebruikt, die fantasienaam duidelijk leesbaar vergezeld dient te gaan van de naam van het werkzame bestanddeel;

  • b.

    de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen per doseringseenheid, of, naar gelang van de toedieningsvorm, voor een bepaald volume of een bepaald gewicht, waarbij de algemene benamingen worden gebruikt;

  • c.

    het nummer van de partij;

  • d.

    het nummer waaronder de registratie is verleend, voorafgegaan door de letters ‘Reg. NL’;

  • e.

    de naam of handelsnaam en de woonplaats of plaats van vestiging van de registratiehouder alsmede, indien deze niet tevens registratiehouder is, de naam, handelsnaam of het merk van de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet voor het bereiden van een diergeneesmiddel en, in voorkomend geval van de door de registratiehouder aangewezen vertegenwoordiger;

  • f.

    de vermelding ‘diergeneesmiddel’ of ‘geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik’ dan wel in voorkomend geval de woorden ‘homeopathisch diergeneesmiddel’ of ‘homeopathisch geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik’, of in voorkomend geval, ‘diergeneesmiddel – alleen afgeven op voorschrift van een dierenarts’ of ‘geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik – alleen afgeven op voorschrift van een dierenarts’;

  • g.

    de diersoort of diersoorten waarvoor de dosering of doseringen waarin en de wijze of wijzen waarop het betrokken diergeneesmiddel uitsluitend mag worden gebruikt;

  • h.

    de wachttermijn;

  • i.

    de uiterste gebruiksdatum;

  • j.

    de aanbevelingen omtrent de wijze van bewaring en zo nodig aanwijzingen omtrent te nemen voorzorgsmaatregelen bij het zich ontdoen van niet gebruikte diergeneesmiddelen en daarvan afkomstige afvalproducten.

Artikel

63

In afwijking van artikel 62 wordt op de primaire verpakking en in voorkomend geval de buitenverpakking van een homeopathisch diergeneesmiddel dat is geregistreerd overeenkomstig de procedure, bedoeld in artikel 17 van richtlijn nr. 2001/82/EG, overeenkomstig de bij de registratie gegeven voorschriften uitsluitend vermeld:

  • a.

    de woorden ‘homeopathisch diergeneesmiddel zonder goedgekeurde therapeutische indicatie’;

  • b.

    de naam van het diergeneesmiddel en de wetenschappelijke benaming van de homeopathische grondstof of grondstoffen, gevolgd door de verdunningsgraad, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de Europese Farmacopee;

  • c.

    het nummer waaronder de registratie is verleend, voorafgegaan door de letters ‘Reg. NL H’;

  • d.

    de naam of handelsnaam en de woonplaats of plaats van vestiging van de registratiehouder en, in voorkomend geval, van de door de registratiehouder aangewezen vertegenwoordiger;

  • e.

    de diersoort of diersoorten waarvoor de dosering of doseringen waarin en de wijze of wijzen waarop het betrokken diergeneesmiddel uitsluitend mag worden gebruikt;

  • f.

    het nummer van de partij;

  • g.

    de uiterste gebruiksdatum;

  • h.

    de farmaceutische vorm;

  • i.

    de inhoud van de primaire verpakking naar gewicht, volume of aantal doses;

  • j.

    de aanbevelingen omtrent de wijze van bewaring en zo nodig aan wijzingen omtrent te nemen voorzorgsmaatregelen bij het zich ontdoen van niet gebruikte diergeneesmiddelen en daarvan afkomstige afvalproducten.

Artikel

64

Artikel

65

Onverminderd artikel 69 wordt bij kleine primaire verpakkingen die slechts één gebruiksdosis bevatten, waarop de informatie, bedoeld in artikel 69 niet kan worden vermeld, de informatie, bedoeld in artikel 62, overeenkomstig de bij de registratie gegeven voorschriften, op de buitenverpakking vermeld.

Artikel

66

Op de primaire verpakking en, in voorkomend geval, op de buitenverpakking van diergeneesmiddelen waarop hoofdstuk IV van de wet van toepassing is, wordt onverminderd het bepaalde in artikel 62 of 67 vermeld:

  • a.

    wanneer het diergeneesmiddel niet krachtens artikel 30, vierde lid, van de wet is aangewezen: ‘uitsluitend aflevering door de dierenarts of op recept van de dierenarts door de apotheker’, dan wel ‘U.D.A.’;

  • b.

    wanneer het diergeneesmiddel krachtens artikel 30, vierde lid, van de wet is aangewezen: ‘uitsluitend aflevering en toepassing door de dierenarts’, dan wel: ‘U.D.D.’.

Artikel

67

Artikel

68

Op de primaire verpakking en, in voorkomend geval, op de buitenverpakking van een door een dierenarts of apotheker ingevolge het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de wet bereid diergeneesmiddel wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 67, vermeld:

  • a.

    de naam van de bereider;

  • b.

    de naam van het diergeneesmiddel, onmiddellijk gevolgd door de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van werkzame bestanddelen, afhankelijk van de farmaceutische vorm aangegeven per dosis of in procenten;

  • c.

    de naam van de houder van het dier of de dieren waarvoor het middel is bereid;

  • d.

    de dosering waarin het diergeneesmiddel moet worden toegepast en wijze van toediening;

  • e.

    de wachttermijn;

  • f.

    de datum van bereiding;

  • g.

    aanbevelingen omtrent het gebruik en de bewaring van het diergeneesmiddel;

  • h.

    de eventuele veiligheidsmaatregelen voor de gebruiker;

  • i.

    de uiterste gebruiksdatum, indien de maximale houdbaarheidstermijn minder dan drie jaar bedraagt.

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

De bijsluiter vermeldt ten minste de volgende gegevens overeenkomstig de bij de registratie gegeven voorschriften:

  • a.

    de naam van het diergeneesmiddel, onmiddellijk gevolgd door de concentratie en de farmaceutische vorm, met dien verstande dat in het geval het diergeneesmiddel slechts één werkzaam bestanddeel bevat en voor dat diergeneesmiddel een fantasienaam wordt gebruikt, die fantasienaam duidelijk leesbaar vergezeld dient te gaan van de naam van het werkzame bestanddeel;

  • b.

    de naam of handelsnaam en de woonplaats of plaats van vestiging van de registratiehouder alsmede, indien deze niet tevens registratiehouder is, de naam, handelsnaam of het merk van de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet voor het bereiden van een diergeneesmiddel en, in voorkomend geval van de door de registratiehouder aangewezen vertegenwoordiger;

  • c.

    de diersoort of diersoorten waarvoor de dosering of doseringen waarin en de wijze of wijzen waarop het betrokken diergeneesmiddel uitsluitend mag worden gebruikt;

  • d.

    de wachttermijn;

  • e.

    in voorkomend geval de aanbevelingen omtrent de wijze van bewaring en zo nodig aan wijzingen omtrent te nemen voorzorgsmaatregelen bij het zich ontdoen van niet gebruikte diergeneesmiddelen en daarvan afkomstige afvalproducten;

  • f.

    therapeutische indicaties;

  • g.

    contra-indicaties en bijwerkingen voor zover deze informatie noodzakelijk is voor het gebruik van het diergeneesmiddel;

Artikel

72

Artikel

73

Op de omdoos wordt, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, vermeld:

  • a.

    de naam van het diergeneesmiddel en het nummer waaronder het is geregistreerd, dan wel indien het een niet-geregistreerd diergeneesmiddel betreft de ingevolge artikel 67 voorgeschreven naam;

  • b.

    de naam en het adres van de registratiehouder;

  • c.

    het nummer van de partij.

Artikel

74

§

9

Uitvoer

Artikel

75

De minister kan op verzoek van een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet of van de bevoegde instanties van het land waar de diergeneesmiddelen worden ingevoerd ten behoeve van de uitvoer hiervan een verklaring certificeren, waaruit blijkt dat de betreffende fabrikant in het bezit is van een vergunning voor het bereiden, verpakken, etiketteren of afleveren van deze diergeneesmiddelen.

Hoofdstuk

IV

Bepalingen met betrekking tot de kanalisatie van diergeneesmiddelen

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

80

Hoofdstuk

V

Verboden stoffen

Artikel

81

Artikel

82

Als substanties als bedoeld in artikel 44 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    stilbenen, stilbeenderivaten, zouten en de esters daarvan;

  • b.

    somatotropines;

  • c.

    substanties die kunnen worden gebruikt voor de bereiding van diergeneesmiddelen welke zijn aangewezen ingevolge artikel 29 van de wet;

  • d.

    substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90, voor zover het desbetreffende diergeneesmiddel is bestemd of mede is bestemd om bij voedselproducerende dieren te worden toegepast;

  • e.

    entstoffen voor honden en katten die een niet-geïnactiveerd hondsdolheidvirus bevatten;

  • f.

    substanties met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking;

  • g.

    β-agonisten.

Hoofdstuk

VI

Bepalingen met betrekking tot gemedicineerde voeders

Hoofdstuk

VII

Bepalingen met betrekking tot smetstoffen

Artikel

84

Als smetstoffen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet worden aangewezen alle smetstoffen die gevaar opleveren voor de gezondheid van dieren met uitzondering van smetstoffen, die tevens infectie- of parasitaire ziekten bij mensen kunnen veroorzaken.

Artikel

85

Als instellingen van wetenschap of onderzoek als bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad;

  • b.

    Faculteit der Diergeneeskunde Universiteit Utrecht;

  • c.

    Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Hoofdstuk

VIII

Bepalingen met betrekking tot administratie

§

1

Algemene bepalingen administratieverplichtingen en informatieverplichtingen

Artikel

86

Artikel

87

§

2

Administratieverplichtingen houders van vergunningen voor het bereiden, verpakken, etiketteren, afleveren van gemedicineerde voeders

Artikel

89

Artikel

90

§

3

Administratieverplichtingen met betrekking tot het bedrijfsmatig houden van dieren

Artikel

91

Artikel

92

§

4

Administratieverplichtingen dierenartsen als bedoeld in de Regeling toelating onderdanen EEG-lidstaten (stcrt. 1991, 220)

Artikel

93

§

5

Administratieverplichtingen dierenartsen bij gebruik van niet-geregistreerde middelen

Artikel

94

§

6

Bepalingen met betrekking tot recept gemedicineerd voeder

Artikel

95

§

7

Bepalingen met betrekking tot gekanaliseerde diergeneesmiddelen en diergeneesmiddelen waarvoor een wachttermijn geldt

Artikel

96

Artikel

97

Artikel

98

Hoofdstuk

IX

Toezicht

§

1

Aanwijzing ambtenaren belast met toezicht op de naleving

Artikel

99

Als ambtenaren als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b.

    ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c.

    ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor zover het betreft het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens Hoofdstuk III van de wet;

  • d.

    ambtenaren van de Belastingdienst bevoegd inzake douane.

§

2

Aanwijzing instelling monsteronderzoek

Artikel

100

Als instellingen als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    DLO-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwproducten;

  • b.

    Centraal laboratorium van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees;

  • c.

    Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu;

  • d.

    Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad;

  • e.

    TNO Voeding;

  • f.

    laboratorium van de gezondheidsdienst voor dieren B.V..

Hoofdstuk

X

Bepalingen met betrekking tot retributies

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

101

Artikel

102

§

2

Retributies met betrekking tot de registratie van diergeneesmiddelen

Artikel

104

Artikel

105

De kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedragen ingeval het diergeneesmiddel is bedoeld om mede of uitsluitend te worden toegepast bij voedselproducerende dieren:

Artikel

106

De kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedragen ingeval het diergeneesmiddel is bedoeld om uitsluitend te worden toegepast bij andere dan voedselproducerende dieren:

Artikel

107

De kosten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 24, bedragen € 3 000.

Artikel

108

Het ingevolge de artikelen 105 en 106 betaalde bedrag wordt geheel gerestitueerd indien er bij de beoordeling van een aanvraag geen kosten voor onderzoek zijn gemaakt.

§

3

Retributies met betrekking tot partijkeuring van sera, entstoffen en biologische diagnostica

Artikel

109

§

4

Retributies met betrekking tot de vergunning tot het bereiden, verpakken, etiketteren en afleveren van een diergeneesmiddel

Artikel

110

Artikel

111

De kosten verbonden aan een onderzoek ter plaatse als bedoeld in artikel 24, onderdeel b, van de wet bedragen indien de aanvraag betrekking heeft op het:

  • a.

    bereiden, etiketteren of verpakken van diergeneesmiddelen € 907,56 per halve dag;

  • b.

    afleveren van diergeneesmiddelen € 226,89 per halve dag.

§

5

Retributies met betrekking tot het gebruik van diergeneesmiddelen in een proefstadium

Artikel

113

De kosten verbonden aan de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 114 bedragen:

  • a.

    voor de administratieve behandeling van de aanvraag een bedrag van € 250.

  • b.

    voor de beoordeling van de aanvraag een bedrag van € 1.000.

  • c.

    voor de administratieve behandeling van aanvragen tot wijziging of verlenging een bedrag van € 250.

Hoofdstuk

XI

Overige bepalingen

§

1

Bepalingen over het gebruik van diergeneesmiddelen in een proefstadium

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Een besluit omtrent toestemming als bedoeld in artikel 114 wordt genomen binnen 60 dagen na ontvangst van de aanvraag.

§

2

Wijziging andere regelingen

Artikel

117

Wijzigt de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten.

§

3

Overgangsbepalingen

Artikel

118

Artikel

119

Van een beslissing als bedoeld in artikel 118, eerste lid, wordt nadat de termijn van beroep is verstreken dan wel de beslissing onherroepelijk is geworden door het Bureau mededeling gedaan in de Staatscourant waarbij ook wordt vermeld op welk diergeneesmiddel, waarvoor een afgeleide registratie of een registratie als parallel-geïmporteerd diergeneesmiddel werd aangevraagd, de regeling toepassing vindt.

Artikel

120

Het is slechts toegestaan een diergeneesmiddel waarvan de registratie is ingetrokken of een beslissing als bedoeld in artikel 118, eerste lid, is genomen, gedurende de in het tweede lid, onderdeel c, van dat artikel bedoelde periode bij dieren toe te passen, voor zover de toepassing geschiedt overeenkomstig de bij de aanvraag tot registratie verstrekte gegevens.

Artikel

121

De artikelen 118 tot en met 120 zijn niet van toepassing op diergeneesmiddelen waarvoor voor de bekendmaking van de onderhavige regeling in de Staatscourant een aparte voorziening is getroffen.

§

4

Intrekking van andere regelingen

Artikel

122

Hoofdstuk

XII

Slotbepalingen

Artikel

123

Artikel

124

Deze regeling wordt aangehaald als: Diergeneesmiddelenregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman

Bijlage

I

bij artikel 29

Lijst van substanties als bedoeld in artikel 19, onderdeel f, van het besluit

Acium aceticum (tot en met 30%)

Acidum hydrochloricum dilutum

Adeps lanae hydrosus

Aether cum Spritu

Alcohol alle sterkten

Ammonia (tot en met 10%)

Aqua Aurantil Ploris

Aqua Foeniculi

Aquz Hamamelidis

Aqua Menthae pipertae

Aqua Rosae

Argenti

Nitra in bacilis

Collodium

Collodium cum Oleo Ricini

Glycerium

Glycerium cum Solutio Camphorae spirituosa

Liquor Formaldehydi saponatus

Lotio contra Pytyriasin

Paraformaldehydi tabletten

Pulvis Acidi Salicylici cum Talco

Sapo aromaticus

Solutio Camphorae spirituosa

Solutio Formaldehydi (tot en met 10%)

Solutio Hydrogenii Peroxydi (tot en met 3%)

Solutio Iodii spirituosa 2% (buisje max. 3 ml.)

Spiritus dilitus cum Acido salicylico 1%

Spiritus Ketonatus dilitus cum Mentholo 2%

Spiritus saponatus

Succus Liquiritiae

Succus Liquiritiae of Succus Liquiritiae deglycyrrhizinatus gemengd met Amomonii Chloridum

Talcum cum Mentholo 2%

Bijlage

II

bij artikel 51, eerste lid, onder a

Lijst van de basisvakken, bedoeld in artikel 51, eerste lid, onderdeel a

  • experimentele natuurkunde,

  • algemene en anorganische scheikunde,

  • organische scheikunde,

  • analytische scheikunde,

  • farmaceutische scheikunde, met inbegrip van geneesmiddelenanalyse,

  • algemene en toegepaste (medische) biochemie,

  • fysiologie,

  • microbiologie,

  • farmacologie,

  • farmaceutische technologie,

  • toxicologie,

  • farmacognosie (studie van de samenstelling en van de werking van de werkzame bestanddelen van natuurlijke stoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong).

Bijlage

III

bij artikel 78, tweede lid

Lijst van diergeneesmiddelen, waarop het UDD-regime niet van toepassing is

1. Entstoffen

  • a.

    entstoffen, uitsluitend bestemd voor bedrijfsmatig gehouden pelsdieren, vissen en pluimvee;

  • b.

    entstoffen voor kanaries ter preventie van kanariepokken;

  • c.

    sera en entstoffen welke zijn verwerkt in gemedicineerd voeder, voor zover die verwerking is toegestaan.

2. Hormoonpreparaten

  • a.

    Hormoonpreparaten met een gestagene, oestragene of androgene werking, uitsluitend geschikt en bestemd voor orale toepassing bij honden of katten in een verpakking die ten hoogste 30 gebruikseenheden bevat;

  • b.

    diergeneesmiddelen met androgene werking die uitsluitend bestemd zijn voor de behandeling van jonge vissen gedurende de eerste drie maanden met het oog op geslachtsverandering;

  • c.

    hormoonpreparaten met een gestagene, oestrogene of androgene werking die zijn bestemd als anticonceptiva of voor bronstsynchronisatie, met uitzondering van 17-β-oestradiol.

3. Overig

  • a.

    vloeistof voor intraveneuze toediening uitsluitend bestemd voor het rund, welke vloeistof als werkzame bestanddelen uitsluitend calcium en magnesium bevat in een hoeveelheid van ten hoogste 500 ml;

  • b.

    diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel lidocaïne bevatten, bestemd voor epiduraalanesthesie bij embryotomie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door dierverloskundigen in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 5 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning dan wel door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning;

  • c.

    diergeneesmiddelen die uitsluitend als werkzaam bestanddeel xylazine bevatten ten behoeve van toepassing van castratie, voor zover het toepassen daarvan geschiedt door castreurs in het kader van de hun daartoe ingevolge artikel 6 van de Wet op de uitoefening van de Diergeneeskunst verleende vergunning;

  • d.

    diergeneesmiddelen die als werkzaam bestanddeel β-agonisten bevatten, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn voor toediening aan andere diersoorten dan runderen.

Bijlage

IV

bij artikel 78, derde lid, onderdeel b

Voorwaarden, waaronder het UDD-regime niet van toepassing is op entstoffen

1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a.

    entstof: entstof als bedoeld in artikel 78, derde lid;

  • b.

    overeenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 78, derde lid;

  • c.

    dierenarts: dierenarts die partij is bij de overeenkomst;

  • d.

    houder: houder van varkens die partij is bij de overeenkomst;

  • e.

    NEN-EN 45004: Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidden op 1 oktober 1996.

2. De entstof is geregistreerd overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 3 van de wet.

3. De overeenkomst:

  • a.

    is schriftelijk vastgelegd;

  • b.

    verplicht de houder ertoe om:

    • 1°.

      de entstoffen en antimicrobile diergeneesmiddelen uitsluitend af te nemen van de dierenarts of een apotheker op recept van de dierenarts;

    • 2°.

      de dierenarts toegang te verschaffen tot alle lokaliteiten waar door de houder varkens worden gehouden en inzage te verschaffen in het logboek, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de wet;

  • c.

    verplicht beide partijen ertoe om zich ten minste eenmaal per jaar te laten controleren op het nakomen van de in deze bijlage opgenomen voorwaarden door een instelling die:

    • 1°.

      voldoet aan NEN-EN 45004;

    • 2°.

      door de Stichting Raad voor Accreditatie te Utrecht is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties op varkenshouderijen;

    • 3°.

      onverwijld de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op de hoogte brengt van een geconstateerde overtreding van die voorwaarden door de dierenarts of de houder;

  • d.

    voorziet in ontbinding van de overeenkomst ingeval niet wordt voldaan aan de controleverplichting, bedoeld in onderdeel c;

  • e.

    is door de varkenshouder schriftelijk gemeld aan de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

4. De dierenarts:

  • a.

    schrijft entstoffen en antimicrobiële diergeneesmiddelen voor een periode van ten hoogste vier weken voor;

  • b.

    bezoekt ten minste eenmaal per vier weken alle lokaliteiten waar door de houder varkens worden gehouden, waarbij in elk geval het volgende wordt onderzocht:

    • 1°.

      de noodzaak tot het toepassen van de entstoffen en antimicrobiële diergeneesmiddelen;

    • 2°.

      nakoming van de verplichting, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de wet;

  • c.

    maakt een verslag van elk bezoek als bedoeld in onderdeel b en bewaart dat verslag tot ten minste één jaar na de datum van het bezoek;

  • d.

    schoolt de kennis, benodigd voor de uitvoering van de in dit punt genoemde taken, ten minste eenmaal per twee jaar bij.

5. De houder:

  • a.

    heeft zich voorafgaand aan de eerste enting laten scholen in het verantwoord toepassen van de entstoffen bij varkens en in het omgaan met eventuele complicaties bij varkens na toepassing van entstoffen;

  • b.

    bewaart de entstof en dient deze bij varkens toe overeenkomstig de aanwijzingen van de dierenarts;

  • c.

    beschikt uitsluitend over entstoffen en antimicrobiële diergeneesmiddelen die zijn afgeleverd door de dierenarts of door een apotheker op recept van de dierenarts;

  • d.

    beschikt uitsluitend over entstoffen en antimicrobiële diergeneesmiddelen gedurende de periode, bedoeld in punt 4, onderdeel a.

Bijlage

V

Bij artikel 80, eerste lid

Lijst van instellingen als bedoeld

Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.

Universiteit Utrecht, Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium, Heidelberglaan 8, 3584 CS Utrecht.

Wageningen Universiteit, Vakgroep Dierfysiologie, Haarweg 10, 6709 PJ Wageningen.

Wageningen Universiteit, Proefdierakkommodatie Zodiac, Marijkeweg 40, 6709 PG Wageningen.

Wageningen Universiteit, Centrum Kleine Proefdieren, De Dreijen 12, 6703 BC Wageningen.

Universiteit van Amsterdam, Gemeenschappelijk Diereninstituut, Meibergdreef 31, 1105 AZ Amsterdam.

Klinisch Dierexperimenteel Laboratorium, Vrije Universiteit, Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam.

TNO Defensie en Veiligheid, Lange Kleiweg 151, 2288 GJ Rijswijk.

TNO Defensie en Veiligheid, Lange Kleiweg 151, 2288 GJ Rijswijk.

BPRC, Lange Kleiweg 151, 2288 GJ Rijswijk.

TNO kwaliteit van Leven, Herenstraat 5d, 2313 AD Leiden.

Universiteit Leiden, Faculteit der Geneeskunde, Wassenaarseweg 62, 2333 AL Leiden.

Universiteit Leiden, Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, Subfaculteit Biologie, Wassenaarseweg 80, 2333 AL Leiden.

Leids Universitair Medisch Centrum, Centraal Proefdierenbedrijf, Rijnsburgerweg 10, 2333 AA Leiden.

Centraal Dierenlaboratorium, UMC St Radboud, Geert Grooteplein Noord 29, 6525 EZ Nijmegen.

Technische Universiteit Twente, Vakgroep Bio-informatica, faculteit Elektrotechniek, Drienerlolaan 5, 7522 NB Enschede.

Centrale Proefdiervoorzieningen van de Universiteit Maastricht, Biomedisch Centrum, Universiteitssingel 50 101, 6229 ER Maastricht.

Erasmus MC, Centraal Proefdierenbedrijf, Dr. Molewaterplein 50, 3015 GE Rotterdam.

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Hubrecht Lab., Ned. Inst. voor Ontwikkelingsbiologie, Uppsalalaan 8, 3584 CT Utrecht.

Erasmus MC, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Proefstation voor de Rundveehouderij, de Schapenhouderij en de Paardenhouderij (P.R.), Runderweg 6, 8219 PK Lelystad.

CIDC, Houtribweg 39, 8221 RA Lelystad

Nederlands Vaccin Instituut, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, 3721 MA Bilthoven.

Rijks-Kwaliteitsinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten (RIKILT). Bornsesteeg 45, 6708 PD Wageningen.

Gezondheidsdienst voor Dieren BV,Arnsbergstraat 7, 7418 EZ Deventer.

TNO Kwaliteit van Leven, Utrechtseweg 48, 3704 HE Zeist.

TNO Kwaliteit van Leven, Lange Kleiweg 139, 2288 GJ Rijswijk (ZH).

Rijks Universiteit Groningen, Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, Biologisch Centrum, Kerklaan 30, 9751 NN Haren.

Rijks Universiteit Groningen, Faculteit der Geneeskunde, Centraal Dieren Laboratorium, A. Deusinghlaan 50, 9713 AZ Groningen.

Academisch Ziekenhuis, Apotheek, Oostersingel 59, 9713 EZ Groningen.

Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, Meibergdreef 33, 1105 AZ Amsterdam.

Het Nederlands Kankerinstituut, Plesmanlaan 121, 1066 CC Amsterdam.

Farma Research B.V., Adelbertusplein 1, 6525 EK Nijmegen