Wet van 20 november 2006, houdende invoering van de Wet op het financieel toezicht en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht)

Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering te regelen van de Wet op het financieel toezicht en in verband daarmee de wetgeving aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Overgangsmaatregelen

Afdeling

1

Inleidende bepalingen

Afdeling

2

Algemene bepalingen

§

2.1

Toezichtkosten

Artikel

2

De kosten van werkzaamheden die de toezichthouder op grond van artikel 1:40 van de Wet op het financieel toezicht in rekening brengt, kunnen mede betrekking hebben op de werkzaamheden die hij heeft verricht in verband met de uitvoering van zijn taak op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993. Onder toepassing van de bedragen die direct voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht golden op grond van de in de vorige volzin bedoelde wetten, brengt de toezichthouder de hier bedoelde kosten in rekening bij de ondernemingen ten aanzien waarvan die werkzaamheden zijn verricht, voorzover deze kosten niet ten laste komen van de Rijksbegroting.

§

2.2

Register

Artikel

4

§

2.3

Toezicht en handhaving

Artikel

5

Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht zijn met het toezicht op de naleving van de regels, gesteld bij en krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, belast de personen die ingevolge artikel 1:72 van de Wet op het financieel toezicht zijn belast met het toezicht op de naleving van overeenkomstige regels bij of krachtens die wet.

Artikel

6

Een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete die is opgelegd terzake van overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:79 onderscheidenlijk 1:80 van laatstgenoemde wet.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Een aanwijzing die is gegeven terzake van overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 1:75 van laatstgenoemde wet.

Artikel

10

Artikel

11

Een besluit op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 tot aanzegging dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen of vertegenwoordigers van een financiële onderneming hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring van een of meer door de toezichthouder aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:76 van laatstgenoemde wet.

Artikel

12

§

2.4

Geheimhoudingsplicht en publicatiemogelijkheden

Artikel

13

Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht is afdeling 1.5.1 van die wet van overeenkomstige toepassing op gegevens en inlichtingen die zijn verstrekt of verkregen ingevolge de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.

Artikel

14

De toezichthouder kan vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot die waarschuwing hebben geleid, terzake van de feiten, bedoeld in de artikelen 85 van de Wet financiële dienstverlening, 33n van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, 48n van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, 90n van de Wet toezicht kredietwezen 1992, 93n van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en 188n van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, voorzover deze feiten tevens een overtreding van de Wet op het financieel toezicht opleveren.

§

2.5

Bijzondere maatregelen

Artikel

16

Op de afhandeling van een noodregeling of een faillietverklaring van een kredietinstelling of verzekeraar die is vastgesteld onderscheidenlijk uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht, blijft het op het tijdstip van de vaststelling van de noodregeling onderscheidenlijk het uitspreken van de faillietverklaring geldende recht van toepassing.

§

2.6

Toetsing van betrouwbaarheid en deskundigheid

Artikel

18

Indien de toezichthouder de betrouwbaarheid heeft vastgesteld van een persoon die het dagelijks beleid van een financiële onderneming bepaalt of mede bepaalt of van een persoon die onderdeel is van een orgaan dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een financiële onderneming voor de toepassing van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht de betrouwbaarheid van die persoon geacht buiten twijfel te staan voor de toepassing van laatstgenoemde wet.

Artikel

19

Indien de deskundigheid van een persoon die het dagelijks beleid van een financiële onderneming bepaalt of van een persoon die onderdeel uitmaakt van een orgaan dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen een financiële onderneming als voldoende is aangemerkt voor de toepassing van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht die persoon geacht deskundig te zijn in de zin van overeenkomstige bepalingen in laatstgenoemde wet.

§

2.7

Beleggerscompensatie- en depositogarantiestelsel

Artikel

20

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht de betalingsonmacht van een financiële onderneming is vastgesteld ingevolge het op grond van het op 21 september 1998 en 23 mei 2003 door de Nederlandsche Bank en een aantal representatieve organisaties overeengekomen beleggerscompensatiestelsel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 januari 2004, of op grond van de Collectieve Garantieregeling van kredietinstellingen voor Terugbetaalbare Gelden en Beleggingen van 17 september 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 januari 2004, blijft op de afwikkeling van vorderingen op die financiële onderneming dat stelsel, onderscheidenlijk die regeling, van toepassing.

§

2.9

Voorschriften en beperkingen

Artikel

22

Voorschriften die zijn verbonden en beperkingen die zijn gesteld aan een vergunning of een ontheffing die is verleend op grond van de Wet financiële dienstverlening, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berusten vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 1:102, tweede lid, van laatstgenoemde wet.

Afdeling

3

Wet financiële dienstverlening

§

3.1

Vergunningen

Artikel

23

Artikel

24

§

3.2

Ontheffingen

Artikel

25

Artikel

26

§

3.3

Verbod

§

3.4

Notificatie

Artikel

29

Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening door een financiële onderneming met zetel in Nederland die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar een andere lidstaat bemiddelt in verzekeringen onderscheidenlijk herverzekeringsbemiddelt, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:125, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2:126, eerste lid, van laatstgenoemde wet.

Artikel

30

Het is een financiële onderneming met zetel in een andere lidstaat, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland bemiddelt in verzekeringen onderscheidenlijk herverzekeringsbemiddelt, toegestaan gedurende zes maanden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van die wet zonder mededeling als bedoeld in artikel 2:84, eerste lid, onderscheidenlijk 2:90, eerste lid, haar werkzaamheden voort te zetten.

§

3.5

Overig

Artikel

31

Afdeling

4

Wet toezicht beleggingsinstellingen

§

4.1

Vergunningen

Artikel

33

Artikel

34

Een beleggingsinstelling die op 1 september 2005 beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals dit artikel luidde direct voorafgaand aan dat tijdstip, kan haar werkzaamheden overeenkomstig de bestaande vergunning voortzetten, indien de beheerder van die beleggingsinstelling voor 2 maart 2006 een verzoek heeft ingediend om een vergunning als bedoeld in artikel 4 van die wet zoals dit artikel luidde direct voorafgaand aan dat tijdstip, tot het moment dat onherroepelijk op het verzoek is beslist. De vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en gestelde beperkingen worden beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde direct voorafgaand aan 1 september 2005.

Artikel

35

De in de artikelen 2:67, tweede lid, 2:68, tweede lid en 2:69, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht bedoelde beheerders en beleggingsmaatschappijen waaraan vóór 1 september 2005 een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen is verleend, kunnen op basis van die vergunning hun werkzaamheden voortzetten tot 14 februari 2007. Een vóór 1 september 2005 verleende vergunning en de aan die vergunning verbonden voorwaarden worden, tot het moment dat de vergunning is verleend op grond van artikel 2:68 van de Wet op het financieel toezicht, beheerst door de Wet toezicht beleggingsinstellingen zoals deze luidde direct voorafgaand aan 1 september 2005, met dien verstande dat met betrekking tot informatieverstrekking artikel 4:61 van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is.

§

4.2

Ontheffingen

Artikel

37

§

4.3

Verklaring van geen bezwaar

§

4.4

Notificatie

Artikel

40

Een mededeling die is gedaan op grond van artikel 17a, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen door een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat die voornemens is door middel van dienstverrichting of vanuit een bijkantoor rechten van deelneming in die instelling in Nederland aan te bieden, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:72, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2:70, eerste lid, van laatstgenoemde wet.

§

4.5

Overig

Afdeling

5

Wet toezicht effectenverkeer 1995

§

5.1

Vergunningen

Artikel

44

Artikel

45

§

5.2

Ontheffingen

Artikel

48

§

5.3

Verklaring van geen bezwaar

Artikel

50

Artikel

51

§

5.4

Notificatie

Artikel

53

§

5.5

Goedkeuring prospectus

§

5.6

Erkenning van een markt in financiële instrumenten

§

5.7

Overig

Afdeling

6

Wet toezicht kredietwezen 1992

§

6.1

Vergunningen

Artikel

57

Artikel

58

§

6.2

Vrijstellingen

Artikel

60

§

6.3

Ontheffingen

Artikel

61

Artikel

65

§

6.4

Notificatie

Artikel

71

Een bank met zetel in een andere lidstaat die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht voor het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden door middel van het verrichten van diensten in Nederland op grond van artikel 115 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt geacht te beschikken over een ontheffing als bedoeld in artikel 82 van die wet en die van de toezichthoudende autoriteit in de andere lidstaat een voor de uitoefening van het bedrijf van bank benodigde vergunning heeft, wordt geacht te hebben voldaan aan artikel 2:18, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht.

§

6.5

Verklaring van geen bezwaar

Artikel

74

Artikel

75

Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 23 of 24 van de Wet toezicht kredietwezen 1992 die vóór 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:

§

6.6

Overig

Afdeling

7

Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

§

7.1

Vergunning

§

7.2

Ontheffingen

Artikel

82

§

7.3

Verklaring van geen bezwaar

Artikel

84

Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 82 van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf die vóór 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:

§

7.4

Notificatie

§

7.5

Overig

Artikel

88

Artikel

90

Ingeval voor 1 januari 1996 de faillietverklaring van een natura-uitvaartverzekeraar is uitgesproken, blijven op het faillissement en op de vereffening of de overdracht van verbintenissen de bepalingen van toepassing die voor dat tijdstip golden.

Afdeling

8

Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993

§

8.1

Vergunning

Artikel

91

Een vergunning die is verleend op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:31, eerste lid, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in Nederland voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar, 2:37, eerste lid, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in een andere lidstaat voor het vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar dan wel op grond van artikel 2:41, eerste lid, van laatstgenoemde wet, voorzover de vergunning is verleend aan een persoon met zetel in een staat die geen lidstaat is voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar vanuit een bijkantoor in Nederland.

Artikel

92

Artikel

93

§

8.2

Ontheffingen

Artikel

94

§

8.3

Verklaring van geen bezwaar

Artikel

96

Een verklaring van geen bezwaar die is verleend op grond van artikel 176, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 3:97, tweede lid, van die wet, voorzover de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een handeling als bedoeld in het eerste lid van laatstgenoemd artikel, of op artikel 3:100 van de Wet op het financieel toezicht, voorzover de verklaring van geen bezwaar is verleend voor een handeling als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, van die wet.

Artikel

97

Artikel

98

Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 175 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 die voor 15 september 2004 is verleend, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht geacht te zijn verleend voor een deelneming tot de eerstvolgende bovengrens van 20, 33, 50 of 100 procent, tenzij:

§

8.4

Notificatie

§

8.5

Overig

Artikel

105

Artikel

106

Een besluit dat is genomen op grond van een van de artikelen van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf, genoemd in kolom A, wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht, aangemerkt als besluit in de zin van het in kolom B genoemde artikel van de Wet op het financieel toezicht.

17, vierde lid (ontheffing van artikel 17, tweede lid)

3:15. derde lid

17, vierde lid (ontheffing van artikel 17, derde lid)

3:19 derde lid

24 juncto 22, vierde lid

3:47, vierde lid

25, eerste lid

3:60, eerste lid

26, vijfde lid

4:70, achtste lid

27, tweede lid

3:70

29g, tweede lid

1:59, tweede lid

34

1:75 en 1:76

35a, tweede lid

2:165 en 2:166

37, vijfde lid

3:67, vijfde lid

42, vijfde lid

3:68, vierde lid

50e, tiende lid

4:71, zesde lid

50k, tweede lid

1:58, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:66, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:75 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie)

50o, eerste lid

1:58, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:66, tweede lid (schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:75 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie)

50x, tweede lid

1:58, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:66, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:75 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie)

50bb, eerste lid

1:58, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 1:66, tweede lid (levensverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is), 1:75 (voor wat betreft de voorschriften ter zake van acquisitie)

53c, vierde lid

3:119, vierde lid

54, eerste lid

3:140, tweede lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in andere lidstaat), 3:141, eerste lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is)

54, derde lid

3:140, eerste lid

55, eerste lid

3:136, eerste lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 3:142 (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is)

55, tweede lid

3:136 tweede lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 3:142 (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is)

57, eerste lid

3:138, eerste lid (verzekeraar met zetel in Nederland); 3:144, eerste lid (levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is)

83, vijfde lid

4:20

Artikel

107

Afdeling

9

Clearinginstellingen

Artikel

110

Artikel

111

Afdeling

10

Waarborg- en garantiefondsen

Artikel

111a

Hoofdstuk

2

Wijziging van andere wetten

§

1

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Artikel

112

Wijzigt de Brandweerwet 1985.

Artikel

113

Wijzigt de Wet gevolgen privatisering ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding.

Artikel

114

Wijzigt de Wet privatisering ABP.

§

2

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Artikel

115

Wijzigt de Sanctiewet 1977.

§

3

Ministerie van Economische Zaken

Artikel

116

Wijzigt de Colportagewet.

Artikel

117

Wijzigt de Handelsregisterwet 1996.

Artikel

118

Wijzigt de Mededingingswet.

Artikel

119

Wijzigt de Vestigingswet Bedrijven 1954.

Artikel

120

Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.

§

4

Ministerie van Financiën

Artikel

121

Wijzigt de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel

122

Wijzigt de Comptabiliteitswet 2001.

Artikel

123

Wijzigt de Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel

124

Wijzigt de Invorderingswet 1990.

Artikel

125

Wijzigt de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën.

Artikel

126

Wijzigt de Noodwet financieel verkeer.

Artikel

127

Wijzigt de Wet giraal effectenverkeer.

Artikel

128

Wijzigt de Wet identificatie bij dienstverlening.

Artikel

129

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

130

Wijzigt de Wet inzake de geldtransactiekantoren.

Artikel

131

Wijzigt de Wet melding ongebruikelijke transacties.

Artikel

132

Wijzigt de Wet op belastingen van rechtsverkeer.

Artikel

133

Wijzigt de Wet op de dividendbelasting 1965.

Artikel

134

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

135

Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel

135a

Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.

Artikel

136

Wijzigt de Wet toezicht financiële verslaggeving.

Artikel

137

Wijzigt de Wet toezicht trustkantoren.

§

5

Ministerie van Justitie

Artikel

138

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 1.

Artikel

139

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 2.

Artikel

140

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 7.

Artikel

141

Wijzigt de Faillissementswet.

Artikel

142

Wijzigt de Gerechtsdeurwaarderswet.

Artikel

143

Wijzigt de Onteigeningswet.

Artikel

144

Wijzigt de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Artikel

145

Wijzigt de Wet aansprakelijkheid olietankschepen.

Artikel

146

Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel

147

Wijzigt de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel

148

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

149

Wijzigt de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

Artikel

150

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

151

Wijzigt de Wet op het notarisambt.

Artikel

152

Wijzigt de Uitvoeringswet enkele conflictenrechtelijke bepalingen van richtlijn nr. 88/357/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1988, enz..

Artikel

153

Wijzigt de Uitvoeringswet Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.

Artikel

154

Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel

155

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

§

6

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Artikel

156

Wijzigt de Wet agrarisch grondverkeer.

Artikel

157

Wijzigt de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer.

§

7

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel

158

Wijzigt de Pensioen- en spaarfondsenwet.

Artikel

159

Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel

160

Vervallen

Artikel

161

Wijzigt de Wet privatisering FVP.

Artikel

162

Wijzigt de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Artikel

163

Wijzigt de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel

164

Wijzigt de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.

Artikel

165

Wijzigt de Wet werk en bijstand.

§

8

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Artikel

166

Wijzigt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel

167

Wijzigt de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet.

Artikel

168

Wijzigt de Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel

169

Wijzigt de Zorgverzekeringswet.

Hoofdstuk

3

Slotbepalingen

Artikel

170

Wijzigt de Wet toezicht financiële verslaggeving en deze wet.

Artikel

171

Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.

Artikel

172

Wijzigt de Fusiewet De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer.

Artikel

173

Vervallen.

Artikel

174

Wijzigt deze wet.

Artikel

175

Wijzigt deze wet.

Artikel

176

Artikel

177

Onze Minister brengt voor plaatsing van deze wet in het Staatsblad de in deze wet voorkomende verwijzingen naar artikelen uit de Wet op het financieel toezicht in overeenstemming met de op grond van artikel 7:1 van die wet opnieuw vastgestelde nummering.

Artikel

178

De Wet van 6 december 1999, houdende bepalingen ter vrijwaring van kredietinstellingen en andere financiële instellingen tegen aansprakelijkheid in verband met maatregelen die samenhangen met sluiting van betalings- en effectenafwikkelsystemen op 31 december 1999 (Stb. 589), de Wet financiële dienstverlening, de Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen, de Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1, onderdelen a, e, n, o en p, 2, 5a, met dien verstande dat voor «artikel 5» wordt gelezen «artikel 5:24 van de Wet op het financieel toezicht», 6a, met dien verstande dat voor «op grond van artikel 22 erkende effectenbeurs» wordt gelezen «markt in financiële instrumenten waarvan de houder een erkenning heeft als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht», 6b, 6c, 28, eerste tot en met het derde lid, 29, eerste lid, onderdeel o, tweede en derde lid, 31, 44 en 67, alsmede de hoofdstukken IX, XIIA, XIIB en XIIC, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden ingetrokken.

Artikel

179

Artikel

180

Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G.Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin