Besluit van 14 februari 1991, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politieregisters

Besluit politieregisters

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en van Defensie, van 7 januari 1991, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 41162/91/6;
Gehoord de Registratiekamer (advies van 30 november 1990, nr. WGAG/1990/2);
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1991, nr. WO 3.91.0017);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Defensie a.i., van 12 februari 1991, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 44995/91/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder

Artikel

2

De volgende persoonsgegevens zijn antecedenten:

  • a.

    het feit dat een proces-verbaal is opgemaakt van het verhoor van een bepaald persoon ter zake van een strafbaar feit waarvoor deze als verdachte is gehoord, daaronder begrepen de aanduiding van de aard van dat strafbare feit;

  • b.

    het feit of al dan niet een proces-verbaal als bedoeld onder a, is verzonden aan het openbaar ministerie, en zo ja, de datum van verzending en het nummer waarmee het proces-verbaal aldaar kan worden geïdentificeerd en

  • c.

    de beslissing van het openbaar ministerie of de rechter over de aangelegenheid waarop het proces-verbaal betrekking heeft.

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

§

3

Het reglement

Artikel

7

§

4

De tijdelijke registers

Artikel

8

§

5

Het verstrekken van gegevens uit een politieregister

Artikel

9

Aan de volgende ambtenaren worden, in aanvulling op de ambtenaren, bedoeld in artikel 14, onder a en b, van de wet, gegevens uit een register verstrekt voor zover zij deze behoeven ter uitvoering van opdrachten voortvloeiende uit de signalering van personen:

  • a.

    ambtenaren van de dienst invoerrechten en accijnzen;

  • b.

    ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van opdrachten in het buitenland.

Artikel

10

Antecedenten worden op hun verzoek, voor zover zij deze behoeven voor de uitoefening van hun taak, verstrekt aan:

  • a.

    reclasseringswerkers als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1986 (Stb. 1);

  • b.

    ambtenaren die zijn verbonden aan het bureau van een Raad voor de kinderbescherming en zijn benoemd krachtens artikel 21, eerste lid, van het Organisatiebesluit raden voor de kinderbescherming 1982 (Stb. 16).

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

14a

Artikel

15

§

6

Het vastleggen van verstrekkingen

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

§

7

Kostenvergoeding bij verzoeken tot kennisneming

Artikel

19

Een verzoek om kennisneming door een geregistreerde van de hem betreffende gegevens, is ontvankelijk na betaling van een door de beheerder te bepalen bedrag van ten hoogste € 4,50. De beheerder bepaalt de wijze van betaling.

§

8

Slotbepalingen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit politieregisters.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Zürs
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Defensie a.i., J. P. Pronk
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

behorende bij artikel 2a van het Besluit politieregisters

1. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 311, eerste lid, onderdeel 3° tot en met 5°, en 416 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten een schade van ten minste € 25 000 veroorzaakt hebben en betrokkene tevens een misdrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, onderdelen 1° en 2°, van de wet dan wel een misdrijf als bedoeld in deze bijlage heeft begaan;

2. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 240b en 250a van het Wetboek van Strafrecht;

3. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 178, 361 en 363 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 180 van het Wetboek van Strafrecht in verband met de artikelen 181 en 182 van dat wetboek;

4. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 225, 226, 227, 231 en 232 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten een schade van ten minste € 50 000 veroorzaakt hebben;

5. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 191 en197a van het Wetboek van Strafrecht;

6. het misdrijf, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder A, van de Opiumwet;

7. de misdrijven, bedoeld in de artikelen 26 en 31 van de Wet wapens en munitie, voor zover de feiten betrekking hebben op het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven.