Wet van 1 juli 2009, houdende bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren)

Wet investeren in jongeren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de duurzame arbeidsinschakeling voor jongeren tot 27 jaar te vergroten door hen te stimuleren tot deelname aan het arbeidsproces en maatschappelijke activiteiten en te investeren in hun kennis en vaardigheden en daartoe een nieuwe wet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities en algemene bepalingen

Artikel

1

Organen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • Inlichtingenbureau: het Inlichtingenbureau, bedoeld in artikel 63 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • inrichting:

    • 1°.

      een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;

    • 2°.

      een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is;

  • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

2

Jongere

Artikel

2a

Woning

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning mede verstaan een woonwagen of een woonschip.

Artikel

3

Gelijkstelling niet-gehuwden met gehuwden

Artikel

4

Alleenstaande, alleenstaande ouder, gezin, kind en zelfstandige

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • alleenstaande: de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • alleenstaande ouder: de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • gezin:

    • 1°.

      de gehuwden tezamen;

    • 2°.

      de gehuwden met de tot hun last komende kinderen;

    • 3°.

      de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen;

  • kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor de toepassing van de artikelen 17 en 35, tweede lid, het in Nederland woonachtige pleegkind;

  • ten laste komend kind: het kind voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn;

  • zelfstandige: de persoon die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die:

    • 1°.

      voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;

    • 2°.

      voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en

    • 3°.

      alleen of samen met degenen met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.

Artikel

5

Inkomensvoorziening, inkomensvoorzieningsnorm en werkleeraanbod

Artikel

6

Arbeidsinschakeling en sociale activering

Artikel

7

Inkomen, middelen en vermogen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

9

Netto minimumloon

Artikel

10

Gemeenschappelijke regelingen

Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet in de plaats van de betrokken colleges.

Hoofdstuk

2

Opdracht gemeentebestuur

Artikel

11

Opdracht college

Artikel

12

Opdracht gemeenteraad

Hoofdstuk

3

Recht op werkleeraanbod

Artikel

13

Recht op werkleeraanbod

Artikel

14

Vaststellen recht op werkleeraanbod

Artikel

15

Aanvraag bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Artikel

16

Doorzending van aanvraag

Artikel

17

Afstemmen werkleeraanbod

Artikel

18

Besluit werkleeraanbod

Artikel

19

Einde uitvoering werkleeraanbod

Indien de jongere na afronding van de uitvoering van het werkleeraanbod een in aanmerking te nemen inkomen heeft dat lager is dan de inkomensvoorzieningsnorm, doet het college, aansluitend op dat werkleeraanbod ambtshalve aan die jongere een nieuw werkleeraanbod.

Artikel

20

Opschorten recht op werkleeraanbod

Artikel

21

Herziening en intrekking werkleeraanbod

Het college kan een aan de jongere gedaan werkleeraanbod intrekken of herzien, indien:

  • a.

    wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere;

  • b.

    de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 en hem dit te verwijten valt.

Artikel

22

Uitsluiting recht op werkleeraanbod

Artikel

23

Geen recht op werkleeraanbod

Hoofdstuk

4

Recht op inkomensvoorziening

Artikel

24

Recht op inkomensvoorziening

Artikel

25

Vaststellen recht op inkomensvoorziening

Artikel

26

Norm alleenstaande

Voor een jongere die alleenstaande is, is de norm per kalendermaand:

  • a.

    indien hij zich in de leeftijdscategorie van 18 jaar tot en met 20 jaar bevindt: € 220,01per 1 juli 2011: € 228,04;

  • b.

    indien hij zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot en met 26 jaar bevindt: € 636,69 per 1 juli 2011: € 659,93.

Artikel

27

Norm alleenstaande ouder

Voor een jongere die alleenstaande ouder is, is de norm per kalendermaand:

  • a.

    indien hij zich in de leeftijdscategorie van 18 jaar tot en met 20 jaar bevindt: € 474,68 per 1 juli 2011: € 492,01;

  • b.

    indien hij zich in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot en met 26 jaar bevindt: € 891,36 per 1 juli 2011: € 923,90.

Artikel

28

Norm gehuwden

Artikel

29

Norm bij verblijf in inrichting

Artikel

30

Verhoging norm alleenstaande (ouder)

Artikel

31

Verlaging norm gehuwden

Het college kan de norm, bedoeld in artikel 28, eerste, tweede en derde lid, verlagen voor zover de jongeren lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel

32

Verlaging norm woonsituatie

Het college kan de norm, bedoeld in de artikelen 26, 27 en 28, of de toeslag, bedoeld in artikel 30, lager vaststellen voor zover de jongere lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Artikel

33

Verlaging norm schoolverlaters

Het college kan voor de jongere die recent de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding, de norm of de toeslag, bedoeld in artikel 30, gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging lager vaststellen, indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel

34

Alleenstaande van 21 of 22 jaar

Artikel

35

Verordening

Artikel

36

Hoogte inkomensvoorziening

Artikel

37

Voorschot

Artikel

38

Betaling inkomensvoorziening

Artikel

39

Vervreemding, verpanding, beslag en machtiging

Artikel

39a

Vorm van Inkomensvoorziening

Artikel

40

Opschorten, herzien of intrekken recht op inkomensvoorziening

Artikel

41

Verlagen bedrag inkomensvoorziening

Artikel

42

Geen recht op inkomensvoorziening

Artikel

42a

Eigen woning

Artikel

43

Aanpassen bedragen

Hoofdstuk

5

Plichten jongere

Artikel

44

Inlichtingenplicht

Artikel

45

Overige verplichtingen

De jongere is verplicht:

  • a.

    mee te werken aan het opstellen van een plan met betrekking tot zijn arbeidsinschakeling, waaronder begrepen mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

  • b.

    geen onredelijke eisen te stellen in verband met door hem te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

  • c.

    mee te werken aan het behoud of bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid;

  • d.

    mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn arbeidsinschakeling;

  • e.

    opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;

  • f.

    op advies van een arts zich te onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Hoofdstuk

6

Bevoegdheden en plichten college

Artikel

46

Verstrekken gegevens en instellen onderzoek

Artikel

47

Voorschot Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Artikel

48

Inlichtingenplicht werkgever

Artikel

49

Inlichtingenverplichting instanties

Artikel

50

Inlichtingenverplichting gemeenten

Artikel

51

Burgerservicenummer

Artikel

52

Vermoeden misdrijf

Het college is verplicht, indien het bij de uitvoering van deze wet het gegronde vermoeden krijgt van een misdrijf dat is gepleegd ten nadele van een Nederlands of buitenlands uitvoeringsorgaan van de sociale verzekeringswetten of van een Nederlands of buitenlands overheidsorgaan, voor zover dit is belast met het verrichten van uitkeringen, het doen van verstrekkingen, dan wel het heffen van bijdragen, het betrokken orgaan hiervan in kennis te stellen.

Artikel

53

Geheimhoudingsplicht

Hoofdstuk

7

Terugvordering en verhaal

Artikel

54

Bevoegdheid terugvordering

Artikel

55

Terugvordering echtgenoten

Artikel

56

Nadere bepalingen terugvordering

Artikel

56a

Verrekening

Hoofdstuk

8

Wijziging andere wetten

Artikel

65

Wijziging van de Toeslagenwet

Wijzigt de Toeslagenwet.

Artikel

75

Wijziging van de Ziektewet

Wijzigt de Ziektewet.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

86

Overgangsrecht

Artikel

87

Aanwijzing minister

Onze Minister kan, indien hij met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van deze wet ernstige tekortkomingen constateert, aan het college, nadat het gedurende acht weken in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, een aanwijzing geven. Hij treedt daarbij niet in de besluitvorming inzake individuele gevallen. In een aanwijzing wordt een termijn opgenomen waarbinnen het college de uitvoering in overeenstemming heeft gebracht met deze aanwijzing.

Artikel

88

Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

Artikel

89

Verantwoording gemeenten en uitvoeringsbeeld

Artikel

90

Informatievoorziening

Artikel

92

Evaluatie

Onze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

93

Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

94

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet investeren in jongeren.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
DeMinistervoorJeugd en Gezin, A. Rouvoet
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin