Wet van 30 mei 1990, inzake invordering van rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen

Invorderingswet 1990

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wet van 22 mei 1845 (Stb. 1926, 334) op de invordering van ’s Rijks directe belastingen te vervangen door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Tot het verrichten van de bij of krachtens de wet aan een deurwaarder opgedragen werkzaamheden is, voor zover die werkzaamheden geschieden in opdracht van een ontvanger en betreffen de vervolgingen voor de invordering van rijksbelastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

7b

Een vordering op de ontvanger tot uitbetaling van een bedrag aan inkomstenbelasting is niet vatbaar voor vervreemding of verpanding. In afwijking van de eerste volzin is vervreemding of verpanding wel mogelijk aan een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel

7c

Artikel

7d

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

II

Invordering in eerste aanleg

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

III

Dwanginvordering

Artikel

11

Indien de belastingschuldige een belastingaanslag niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de ontvanger hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Indien executoriaal beslag is gelegd op een in een of meer termijnen door de ontvanger uit te betalen bedrag op grond van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 9, zesde lid, wordt het beslag geacht mede te omvatten een in termijnen uit te betalen bedrag op grond van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 9, zesde lid, over een volgend jaar voor zover:

  • a.

    de uit te betalen termijnen van de voorlopige aanslagen op elkaar aansluiten, en

  • b.

    de schuld waarvoor beslag is gelegd niet geheel is voldaan.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

IV

Bijzondere bepalingen

Afdeling

1

Verhaalsrechten

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

22bis

Artikel

22a

Artikel

23

De ontvanger kan de belastingaanslagen in de inkomstenbelasting, voorzover zij betrekking hebben op goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit, op goederen waarvan de belastingschuldige het wettelijk vruchtgenot heeft, dan wel op goederen die de belastingschuldige ter beschikking staan krachtens een genotsrecht als bedoeld in artikel 5.22, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op die goederen verhalen als waren zij niet met die rechten bezwaard, een en ander voorzover deze goederen bestanddelen vormen van de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

23a

De ontvanger kan de belastingaanslagen, voor zover zij zijn opgelegd aan de belastingschuldige als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen als bedoeld in artikel 2.14a van de Wet inkomstenbelasting 2001, verhalen op goederen van:

  • a.

    het afgezonderd particulier vermogen;

  • b.

    een derde waarin het afgezonderd particulier vermogen direct of indirect een belang heeft van 5 percent of meer, tot ten hoogste het belang van het afgezonderd particulier vermogen in die derde; zonder dat enig ander enig recht op die goederen kan tegenwerpen.

Afdeling

2

Verrekening

Artikel

24

Afdeling

3

Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

25b

Artikel

25c

Artikel

26

Artikel

26a

Artikel

27

Afdeling

4

Kredietrente, vertragingsrente en rente op achterstallen

Artikel

27bis

Indien een bedrag aan rechten bij invoer of rechten bij uitvoer geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald of kwijtgescholden en ter zake van dat bedrag kredietrente of vertragingsrente in rekening was gebracht, wordt het deel van de kredietrente of vertragingsrente dat betrekking heeft op het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag eveneens terugbetaald, onderscheidenlijk kwijtgescholden.

Artikel

27ter

De ontvanger stelt het bedrag van de kredietrente, de vertragingsrente of de rente, bedoeld in artikel 116, zesde lid, tweede en derde volzin, van het Douanewetboek van de Unie, vast bij beschikking. Dat bedrag wordt op het afschrift van de uitspraak afzonderlijk vermeld of op andere wijze schriftelijk kenbaar gemaakt.

Artikel

27quater

Hoofdstuk

V

Invorderingsrente

Artikel

27quinquies

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op te innen of terug te betalen bedragen aan rechten bij invoer, rechten bij uitvoer, kredietrente, vertragingsrente en rente op achterstallen en belastingen of heffingen waarop de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.

Artikel

27a

Vervallen

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

28b

Artikel

28c

Artikel

29

Het percentage van de invorderingsrente bedraagt een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat voor in rekening te brengen en voor te vergoeden invorderingsrente verschillend kan worden vastgesteld. In de algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de vaststelling van de percentages terugwerkt tot en met 1 juni 2020.

Artikel

30

Artikel

31

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de bij de berekening van invorderingsrente toe te passen afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bij die regeling bepaald bedrag niet te boven gaat. Voorts kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot een doelmatige invordering van invorderingsrente.

Artikel

31a

Onze Minister kan in het kader van een regeling voor onderling overleg op grond van het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Trb. 1990, 173), de Belastingregeling voor het Koninkrijk of een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen afwijkingen toestaan van de artikelen 28, 29, 30 en 31.

Hoofdstuk

VI

Aansprakelijkheid

Afdeling

1

Aansprakelijkheid

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

Artikel

34

Artikel

34a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

35

Artikel

35a

Artikel

35b

Indien de belastingschuld betrekking heeft op een werk als bedoeld in artikel 35a, eerste lid, is degene die buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervaardigde kleding koopt, hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting welke verschuldigd is ter zake van dat werk, tenzij aannemelijk is dat hij op het tijdstip van de koop niet wist of behoorde te weten dat ter zake van dat werk te weinig of geen loonbelasting zou worden betaald. In afwijking in zoverre van artikel 32, tweede lid, is degene die op grond van de eerste volzin aansprakelijk is niet aansprakelijk voor de in verband met de heffing van loonbelasting opgelegde bestuurlijke boete. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van dit artikel.

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

36b

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

41a

Hoofdelijk aansprakelijk is voor de minimumbelasting die over een verslagjaar als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet minimumbelasting 2024 is geheven van een groepsentiteit behorend tot een multinationale groep of binnenlandse groep als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van die wet: elk van de groepsentiteiten die in dat verslagjaar deel uitmaakt of uitmaakte van die multinationale groep of binnenlandse groep.

Artikel

42

Artikel

42b

Vervallen

Artikel

42c

Artikel

42d

Hoofdelijk aansprakelijk is voor de omzetbelasting die verschuldigd is ter zake van de levering van een zaak: de pandhouder, de hypotheekhouder of de executant die zich heeft verhaald op het door de koper betaalde bedrag, voor zover dat betrekking heeft op de ter zake van de levering verschuldigde omzetbelasting. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de pandhouder, onderscheidenlijk de hypotheekhouder, onderscheidenlijk de executant, niet wist en ook niet behoorde te weten dat de omzetbelasting niet of niet volledig door de belastingschuldige is of zal worden voldaan.

Artikel

43

Artikel

43a

Bij toepassing van artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 is iedere inhoudingsplichtige die ingevolge het eerste lid van dat artikel samen met andere inhoudingsplichtigen als één inhoudingsplichtige wordt beschouwd hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting die deze inhoudingsplichtigen ingevolge dat artikel gezamenlijk zijn verschuldigd met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

44b

Artikel

44c

Vervallen

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

48a

Een derde die kan beschikken over een bankrekeningnummer waarop inkomstenbelasting is uitbetaald, is hoofdelijk aansprakelijk voor de inkomstenbelasting die een belastingschuldige is verschuldigd voor zover het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting is betaald op die bankrekening. Voor zover een verschuldigd bedrag aan inkomstenbelasting voortvloeit uit de toepassing van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, wordt het bedrag waarvoor de derde aansprakelijk is, bepaald op het gedeelte van het door de belastingschuldige verschuldigde bedrag dat in dezelfde verhouding staat tot het door de belastingschuldige verschuldigde bedrag als de aan de derde over het belastingjaar uitbetaalde voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting in verhouding staat tot het totale bedrag van de over het belastingjaar uitbetaalde voorlopige teruggaven inkomstenbelasting, een en ander voor zover dit bedrag kan worden toegerekend aan de aan die derde uitbetaalde bedragen.

Afdeling

2

Formele bepalingen

Artikel

49

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Afdeling

3

Bijzondere verhaalsregelingen voor aansprakelijken

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

De aansprakelijke die in de belasting heeft bijgedragen, is bij zijn verhaal op de belastingschuldige of de mede-aansprakelijke uitsluitend gesubrogeerd in het voorrecht van ’s Rijks schatkist overeenkomstig artikel 21. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de belastingschuldige en de aansprakelijke die in de belasting heeft bijgedragen indien artikel 54 toepassing heeft gevonden.

Afdeling

4

Door de ontvanger aan te houden vrijwaringsrekening bij een bank ten behoeve van depots bij de ontvanger

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

VII

Verplichtingen ten behoeve van de invordering

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

62bis

Artikel

62a

Artikel

63

Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten behoeve van de invordering van derden kunnen alleen bekleders van een geestelijk ambt, notarissen, advocaten, artsen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid, dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht zijn, voor zover het betreft hetgeen aan hen in die hoedanigheid is toevertrouwd of door hen in die hoedanigheid is meegedeeld.

Artikel

63a

De verplichtingen welke volgens dit hoofdstuk bestaan jegens de ontvanger, gelden mede jegens iedere door Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst.

Hoofdstuk

VIIbis

Terugvordering en invordering van teruggevorderde staatssteun

Artikel

63aa

Artikel

63ab

Hoofdstuk

VIIa

Bestuurlijke boeten

Artikel

63b

Artikel

63c

Hoofdstuk

VIII

Strafrechtelijke bepalingen

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

65a

De in deze wet strafbaar gestelde feiten waarop gevangenisstraf is gesteld, zijn misdrijven. De overige bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Hoofdstuk

IX

Aanvullende regelingen

Artikel

67

Artikel

67a

Artikel

68

De verzending en de betekening van de stukken betreffende de invordering van de schenk- en erfbelasting kan plaatsvinden aan de ingevolge artikel 43 van de Successiewet 1956 gekozen woonplaats dan wel aan de werkelijke woonplaats of plaats van vestiging.

Artikel

69

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van deze wet.

Artikel

70

Onze Minister is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, indien deze zich bij de toepassing van deze wet mochten voordoen.

Hoofdstuk

X

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

70b

Artikel

70ba

Indien de ontvanger het verleende uitstel van betaling, bedoeld in artikel 70b, beëindigt, kan volgens bij ministeriële regeling te stellen regels kwijtschelding worden verleend voor zover de belasting waarvoor uitstel van betaling is verleend, hoger is dan de belasting die zou zijn geheven indien de belastingschuldige op het moment van de omstandigheid op grond waarvan het uitstel van betaling wordt beëindigd, in Nederland zou hebben gewoond.

Artikel

70c

Artikel

70ca

Indien de ontvanger het verleende uitstel van betaling, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, beëindigt omdat een aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 ingevolge artikel 38n, tweede lid, van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2019 gedeeltelijk wordt prijsgegeven en voor het overige wordt afgekocht of omdat een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in artikel 38p van die wet wordt afgekocht, wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels kwijtschelding verleend voor zover de belasting en de revisierente waarvoor uitstel van betaling is verleend hoger is dan de belasting en de revisierente die zou zijn geheven, onderscheidenlijk in rekening gebracht, indien de belastingschuldige op het moment van die handeling in Nederland zou hebben gewoond.

Artikel

70cb

Vervallen

Artikel

70d

Op een kapitaalverzekering eigen woning die voor 1 januari 2013 ingevolge artikel 3.116, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat luidde op 31 december 2012, wordt geacht tot uitkering te zijn gekomen of op een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning die voor 1 januari 2013 ingevolge artikel 3.116a, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat luidde op 31 december 2012, wordt geacht te zijn gedeblokkeerd, blijft artikel 44c, zoals dat luidde op 31 december 2012, van toepassing.

Artikel

70e

Met betrekking tot op 31 december 2013 bestaande aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel g, en 37 van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals die op 31 december 2013 luidden, alsmede met betrekking tot op 31 december 2013 bestaande stamrechtspaarrekeningen en stamrechtbeleggingsrechten als bedoeld in artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat op 31 december 2013 luidde, blijven de artikelen 36a, tweede lid, onderdeel b, en 44b, eerste en tweede lid, zoals die op 31 december 2013 luidden, met overeenkomstige toepassing van artikel 39f, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, van toepassing.

Artikel

70ea

Artikel

70f

Bij toepassing van artikel 28c wordt de invorderingsrente, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, mede niet berekend over dagen waarover heffingsrente of invorderingsrente als bedoeld in artikel XXXIV van het Belastingplan 2012 wordt vergoed.

Artikel

70g

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

71

De inwerkingtreding van deze wet wordt nader bij de wet geregeld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, M. J. J. van Amelsvoort
De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin