Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 februari 2007, nr. TRCJZ/2007/388, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Regeling LNV-subsidies)

Regeling LNV-subsidies

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op:
verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10);
verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);
verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van verordening (EG) nr. 70/2001 (PbEU L 358);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1:1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • EG-maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • landbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van landbouwproducten plaatsvindt;

  • landbouwproducten: producten als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van de producten genoemd in hoofdstuk 3 van die bijlage;

  • landbouwsector: gehele complex van landbouwondernemingen, landbouwproducten verwerkende ondernemingen en aan de landbouw gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek, en toeleverende industrie;

  • Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking van de in deze regeling omschreven subsidiedoelstellingen;

  • verordening (EG) nr. 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • visserijproducten: producten, genoemd in hoofdstuk 3 van bijlage I bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • visserijsector: gehele complex van ondernemingen, gericht op de vangst of de primaire productie van visserijproducten, visserijproducten verwerkende ondernemingen en aan de visserij gerelateerde afzet, handel, dienstverlening, logistiek, en toeleverende industrie.

Artikel

1:2

Subsidiabele activiteiten

Artikel

1:3

Openstelling

Artikel

1:4

Toebedeling beschikbaar bedrag naar geschiktheid

Artikel

1:5

Toebedeling beschikbaar bedrag door loting

Artikel

1:6

Toebedeling beschikbaar bedrag in volgorde van ontvangst

Artikel

1:7

Overige bepalingen over rangschikking

Artikel

1:8

Indiening van een aanvraag

Artikel

1:9

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

1:10

Beslistermijn subsidieverlening

Artikel

1:12

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

1:13

Verplichtingen subsidieontvanger bij projecten

Artikel

1:14

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

1:15

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

1:16

Hoogte subsidie

Artikel

1:17

Voorschotverlening

Artikel

1:19

Samenwerkingsverbanden

Artikel

1:20

Subsidies in het kader van verordening (EG) nr. 1698/2005

Hoofdstuk

2

Concurrerende landbouw

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • agro-MKB-onderneming: kleine of middelgrote onderneming die in de landbouwsector werkzaam is, met uitzondering van een landbouwonderneming;

  • bosbouwonderneming: onderneming waarin de primaire productie van bosbouwproducten plaatsvindt;

  • communautaire voedselkwaliteitsregeling: een kwaliteitsschema voor een landbouwproduct dat is erkend in het kader van:

    • a.

      verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen PbEU L 93);

    • b.

      verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PbEU L 93);

    • c.

      verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (PbEG L 198);

    • d.

      titel VI van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PbEG L 179);

  • deskundige: persoon die vanuit zijn beroep deskundig is op het terrein waarvoor zijn kennis wordt ingezet en die onafhankelijk is van de subsidieontvanger;

  • groep: groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • innovatieproject: project dat een samenhangend geheel van activiteiten vormt, welke zijn gericht op:

    • a.

      het creëren van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, technieken, systemen, processen, diensten of organisatievormen tot aan, maar niet met inbegrip van commerciële toepassing op praktijkschaal, en

    • b.

      het verwerven van kennis ten behoeve van de activiteiten, bedoeld in onderdeel a;

  • jonge landbouwer: natuurlijke persoon die ten hoogste 39 jaar oud is en sinds ten hoogste drie jaar voor het eerst voor eigen rekening en risico een landbouwonderneming beheert die hij:

    • a.

      alleen in eigendom, pacht of erfpacht heeft, of

    • b.

      volledig in eigendom, pacht of erfpacht heeft met een andere natuurlijke persoon die niet eerder een landbouwonderneming volledig in eigendom, pacht of erfpacht heeft gehad;

  • kleine of middelgrote onderneming: kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PbEG L 10);

  • producentengroepering: organisatie, van welke juridische vorm dan ook, bestaande uit personen die actief opereren in een voedselkwaliteitsregeling, met uitzondering van een professionele of interprofessionele organisatie die een of meer sectoren vertegenwoordigt;

  • verordening (EG) nr. 1782/2003: verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 270);

  • vervangingsinvestering: investering voor het eenvoudige vervangen van een bestaand gebouw of een bestaande machine, of delen daarvan, door een nieuw modern gebouw of een nieuwe moderne machine, zonder dat daarbij de productiecapaciteit met meer dan 25% wordt verhoogd of de betrokken productie of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;

  • voedselkwaliteitsregeling: een communautaire voedselkwaliteitsregeling of een door de Minister erkende kwaliteitsregeling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1698/2005.

Artikel

2:2

Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1:15, komen de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie op grond van dit hoofdstuk:

  • a.

    de aankoop van agrarische productierechten, dieren, planten en de aanplant van planten voor niet-permanente gewassen;

  • b.

    eenvoudige vervangingsinvesteringen;

  • c.

    legeskosten;

  • d.

    reguliere investeringen in de onderneming van de subsidieontvanger en kosten van eigen arbeid van de betrokken ondernemer.

Titel

2

Beroepsopleiding en voorlichting

Artikel

2:3

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:4

Rangschikking door loting

Artikel 1:5 is van toepassing.

Artikel

2:5

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uit binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening.

Artikel

2:6

Indiening aanvraag subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidievaststelling binnen negen maanden na de datum van subsidieverlening ingediend.

Artikel

2:7

Hoogte subsidie

Titel

3

Bedrijfsadviesdiensten

Artikel

2:8

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:9

Rangschikking in categorieën

Artikel

2:10

Hoogte subsidie

Titel

4

Kennisverspreiding

§

1

Praktijknetwerken

Artikel

2:11

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:12

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    de kosten van een procesbegeleider of projectuitvoerder;

  • b.

    de kosten voor de organisatie en facilitering van het samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • c.

    de kosten van het vastleggen en verspreiden van kennis, waaronder begrepen drukwerk en de kosten van de ontwikkeling en het beheer van internetapplicaties;

  • d.

    de kosten voor het inhuren van kennis van overige landbouwondernemingen, deskundigen, onderzoekers of kennisinstellingen.

Artikel

2:13

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.

§

2

Demonstratieprojecten

Artikel

2:14

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:15

Nadere voorschriften projecten

Artikel

2:16

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate:

  • a.

    het project waarop de aanvraag betrekking heeft:

    • 1°.

      gericht is op vernieuwingen die:

      • meer perspectief bieden voor toepassing op bedrijfsniveau, en

      • zich in een meer vergevorderd stadium van ontwikkeling bevinden;

    • 2°.

      meer bijdraagt aan het bevorderen van de toepassing van nieuwe kennis of technologieën in de gehele sector, en

    • 3°.

      een groter draagvlak heeft bij relevante vaktechnische-, dienstverlenende-, branche- of standsorganisaties;

  • b.

    uit het communicatieplan, bedoeld in artikel 2:17, blijkt dat met het project de relevante doelgroepen beter worden bereikt.

Artikel

2:17

Indiening aanvraag subsidieverlening

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een op het project toegesneden communicatieplan.

Artikel

2:18

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:19

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring.

Artikel

2:20

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:21

Hoogte subsidie

§

3

Vouchers ten behoeve van kennisoverdracht

Artikel

2:22

Vouchers

Artikel

2:23

Openstelling

Artikel

2:24

Rangschikking door loting

Artikel 1:5 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot verstrekking van een voucher.

Artikel

2:25

Vergoeding kennisinstelling

Artikel

2:26

Indiening van een aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 2:22, eerste lid, of 2:25, eerste lid, wordt ingediend bij de Directeur van de Dienst Regelingen met gebruikmaking van een daartoe door de Minister vastgesteld formulier.

Titel

5

Onderzoek en ontwikkeling

§

1

Innovatieprojecten

Artikel

2:27

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:28

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de subsidie betrekking heeft:

  • a.

    een meer innovatief karakter heeft;

  • b.

    meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal, en

  • c.

    een groter uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere ondernemingen.

Artikel

2:29

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:30

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel van de subsidieontvanger;

  • b.

    aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies, onderzoeksactiviteiten, proces-en ketenmanagement, de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten, met uitzondering van winstopslagen bij transacties binnen een groep;

  • c.

    de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, gebaseerd op historische aanschafprijzen of de aan het project toe te rekenen leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten en winstopslagen bij transacties binnen een groep, tot ten hoogste 50%.

Artikel

2:31

Hoogte subsidie

§

2

Samenwerking bij innovatieprojecten

Artikel

2:32

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:33

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project waarop de aanvraag betrekking heeft:

  • a.

    een meer innovatief karakter heeft;

  • b.

    meer economisch of technisch perspectief heeft op toepassing op praktijkschaal, en

  • c.

    een groter uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door andere ondernemingen.

Artikel

2:34

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:35

Subsidiabele kosten

Artikel

2:36

Hoogte subsidie

Titel

6

Bedrijfsmodernisering

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:37

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:38

Indiening van een aanvraag

Een aanvraag tot subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening gaat vergezeld van de documenten die in bijlage 2 bij deze regeling zijn genoemd bij de investering waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel

2:39

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voldoet in voorkomend geval aan de verplichtingen die in bijlage 2 bij deze regeling zijn genoemd bij de investering waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel

2:40

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:41

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a.

    60% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door jonge landbouwers in:

    • 1°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 50, tweede en derde lid, van verordening (EG) nr. 1998/2005 aangewezen gebieden;

    • 2°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 4 van richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206) op de lijst van beschermde gebieden opgenomen gebieden, of

    • 3°.

      de door Nederland ter uitvoering van artikel 6 van richtlijn nr. 60/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327) in het register van beschermde gebieden aangewezen gebieden;

  • b.

    50% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door andere landbouwers dan jonge landbouwers in de gebieden, bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    50% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door jonge landbouwers in andere gebieden dan de gebieden, bedoeld in onderdeel a;

  • d.

    40% van de subsidiabele kosten voor de investeringen door andere landbouwers dan jonge landbouwers in andere gebieden dan de gebieden, bedoeld in onderdeel a.

§

2

Jonge landbouwers

Artikel

2:42

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:43

Rangschikking door loting

Artikel 1:5 is van toepassing.

Artikel

2:44

Indiening aanvraag subsidieverlening

In afwijking van artikel 2:38 gaat de aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:42, eerste lid, vergezeld van:

  • a.

    een investeringsplan, waarin de investeringen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn opgenomen en waaruit blijkt hoe die investeringen bijdragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 2:37, eerste lid;

  • b.

    een verklaring van een bank dat de onderneming levensvatbaar is.

Artikel

2:45

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:46

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag van de geldlening, bedoeld in artikel 2:45, eerste lid.

Titel

7

Verhoging toegevoegde waarde

Artikel

2:47

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:48

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Artikel

2:49

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

Titel

8

Voedselkwaliteitsregelingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

2:50

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan aan een landbouwonderneming subsidie verstrekken voor deelname aan een voedselkwaliteitsregeling.

Artikel

2:51

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:52

Subsidiabele kosten

Voor de subsidie komen in aanmerking de vaste kosten verbonden aan deelname aan de voedselkwaliteitsregeling met inbegrip van de kosten voor controles die zijn verbonden aan de deelname.

Artikel

2:53

Hoogte subsidie

Artikel

2:54

Voorschot

De Minister verleent jaarlijks ambtshalve voorschot.

§

2

Nadere voorschriften voor biologische landbouwers

Artikel

2:56

Indiening aanvraag subsidieverlening

Met de indiening van een aanvraag tot verlening van de subsidie stemt de aanvrager ermee in dat de Stichting Skal aan de Directeur van de Dienst Regelingen alle gegevens overlegt die betrekking hebben op de uitoefening van de biologische productiemethode op zijn landbouwonderneming.

Artikel

2:57

Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Titel

9

Voorlichting en afzetbevordering

Artikel

2:58

Subsidiabele activiteiten

Artikel

2:59

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    zendt het materiaal dat hij voornemens is te gebruiken bij de activiteiten aan de Directeur van de Dienst Regelingen, en

  • b.

    gebruikt het materiaal uitsluitend binnen de Europese Unie.

Artikel

2:60

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    kosten voor het verspreiden van technische en wetenschappelijke kennis over producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • b.

    kosten voor de organisatie van of deelname aan beurzen, tentoonstellingen of vergelijkbare public relations-evenementen die betrekking hebben op producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • c.

    kosten voor het adverteren via diverse media of bij verkooppunten over producten die het voorwerp zijn van een voedselkwaliteitsregeling;

  • d.

    kosten voor marktverkenning.

Artikel

2:61

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.

Titel

10

Afbraak van glasopstanden

Artikel

2:62

Subsidiabele activiteiten

Ter verbetering van de bedrijfsstructuur van de glastuinbouwsector kan de Minister aan eigenaren van glasopstanden die hun onderneming staken subsidie verstrekken voor de afbraak van verouderde glasopstanden en daarbij behorende bedrijfsgebouwen.

Artikel

2:63

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

2:64

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2:65

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen vier maanden nadat de overdracht van gronden, bedoeld in artikel 2:64, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden.

Artikel

2:66

Hoogte subsidie

Artikel

2:67

Voorschot

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van liquiditeitsbehoefte.

Hoofdstuk

3

Natuur, landelijk erfgoed en recreatie

Titel

1

Begripsbepalingen

Artikel

3:1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • beheer: al hetgeen in een terrein wordt verricht ten behoeve van instandhouding en ontwikkeling van de in dat terrein aanwezige waarden van natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege de bosbouwkundige waarden, alsmede de daarmee verbonden administratie;

  • bos: aaneengesloten terrein, waarop de meldings- en herplantplicht, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Boswet, van toepassing is;

  • bosgroep: coöperatieve vereniging van bos-, natuur en landgoedeigenaren die bos-, natuur en landgoedeigenaren ondersteunt bij het beheer van hun bos, natuur en landschap;

  • inrichting: het geschikt maken van een terrein voor de instandhouding, het herstel of de ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden en het daarmee samenhangende beheer;

  • landschapsontwikkelingsplan: plan voor het grondgebied van één of meer gemeenten ter verbetering van de landschapskwaliteit in het desbetreffende gebied;

  • Landschappen: Stichting Unie van provinciale landschappen, statutair gevestigd te de Bilt;

  • natuurgebied: natuurgebied dat als zodanig is begrensd in een natuurgebiedsplan:

  • natuurontwikkeling: het scheppen van de abiotische en biotische omstandigheden voor de ontwikkeling van natuurwaarden van nationale of internationale betekenis door middel van daarop toegesneden eenmalige maatregelen voor inrichting en beheer;

  • natuurterrein: terrein, met uitzondering van bos, dat:

    • a.

      bestaat uit hoogveen, zandverstuiving, droge heide of droog schraal grasland, natte heide of nat schraal grasland, vennen, plassen of andere wateren, en

    • b.

      aaneengesloten is dan wel over meer dan 100 meter niet is onderbroken door een spoordijk, kanaal, rivier, rijksweg of op andere wijze;

  • terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of van potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuur-historische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

  • Unie van Bosgroepen: Unie van Bosgroepen, u.a., statutair gevestigd te Ede;

  • Vereniging Natuurmonumenten: Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland, statutair gevestigd te ’s-Graveland;

  • Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties: Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties, statutair gevestigd te Wageningen;

  • verwerving: verwerving van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

Titel

2

Draagvlak natuur

Artikel

3:3

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder programma: project dat een samenhangend geheel van activiteiten vormt, waarbij de uitvoering op grond van ontwikkelingen binnen het project of maatschappelijke ontwikkelingen gedurende de looptijd kan worden aangepast.

Artikel

3:4

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:5

Rangschikking naar geschiktheid

De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4 hoger naarmate het project of programma waarop de aanvraag betrekking heeft:

  • a.

    meer wordt bekostigd door andere subsidies of financiële middelen;

  • b.

    doelmatiger kan worden uitgevoerd als gevolg van de aanwezigheid van kennis, kunde en capaciteit bij de uitvoerende organisatie, de beschikking over een netwerk en het maatschappelijk draagvlak van de uitvoerende organisatie of organisaties voor zover noodzakelijk voor het goed uitvoeren van het project of programma, en

  • c.

    meer aansluit bij het beleid zoals beschreven in de nota’s Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (Kamerstukken II 1999/2000, 27 235, nr. 1) en Vitaal en Samen (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 2).

Artikel

3:6

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3:7

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring ingeval de subsidiabele kosten in totaal meer bedragen dan € 22.500.

Artikel

3:8

Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

3:9

Subsidiabele kosten

Artikel

3:10

Hoogte subsidie programma’s

De subsidie voor programma’s bedraagt jaarlijks gemiddeld ten hoogste € 60.000.

Titel

3

Effectgerichte maatregelen in bossen en natuurterreinen

Artikel

3:11

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:12

Nadere voorschriften subsidiabele activiteiten

Artikel

3:13

Rangschikking in volgorde van ontvangst

Artikel 1:6 is van toepassing.

Artikel

3:14

Indiening aanvraag subsidieverlening

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

  • a.

    een topografische kaart met schaal 1:10.000, waarop het terrein en de plaats waar de verschillende activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd zijn aangegeven;

  • b.

    een plan dat inzicht biedt in de aard van de werkzaamheden, de doelstelling, de effectiviteit en de kansrijkdom van de maatregelen;

  • c.

    een begroting van de met de werkzaamheden gemoeide kosten en opbrengsten;

  • d.

    een overzicht van de bijdragen van derden en eventuele andere subsidies voor de betrokken werkzaamheden.

Artikel

3:15

Beslistermijn subsidieverlening

Een beschikking omtrent subsidieverlening wordt gegeven binnen acht maanden na afloop van de periode voor het aanvragen van subsidieverlening.

Artikel

3:16

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3:17

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring.

Artikel

3:18

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    kosten die gemaakt worden teneinde de uitgangssituatie van het terrein vast te leggen;

  • b.

    kosten van een wetenschappelijk advies;

  • c.

    kosten van planvoorbereiding;

  • d.

    kosten van directie en toezicht;

  • e.

    kosten van uitvoering en aanleg;

  • f.

    kosten van monitoring en effectmeting van de maatregel;

  • g.

    kosten van terreingebonden voorlichting, voor zover de voorlichting betrekking heeft op de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft;

  • h.

    legeskosten voor vergunningen;

  • i.

    aan- en afvoerkosten van materieel;

  • j.

    kosten van terreinvoorbereiding ten behoeve van de uit te voeren activiteit.

Artikel

3:19

Hoogte subsidie

Titel

4

Historische buitenplaatsen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

3:20

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • beschermde historische buitenplaats: beschermde historische buitenplaats waarin van oorsprong één of meer gebouwen een compositorisch geheel vormen met een tuin of park van ten minste 1 hectare, waarvan de aanleg dateert van vóór 1850 en herkenbaar aanwezig is;

  • particulier eigenaar:

    • a.

      natuurlijke persoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermde historische buitenplaats of een gedeelte daarvan;

    • b.

      naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 7a van de Natuurschoonwet 1928, voor zover de aandeelhouders uitsluitend natuurlijke personen zijn, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermde historische buitenplaats of een gedeelte hiervan;

    • c.

      rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld en die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht op een beschermde historische buitenplaats of een gedeelte hiervan heeft verkregen van een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid of van een vennootschap als bedoeld in het tweede lid, en die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel stelt die buitenplaats in stand te houden;

  • Stichting: Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen te Heerde, statutair gevestigd te ’s-Hertogenbosch.

§

2

Behoud van historische buitenplaatsen

Artikel

3:21

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:22

Indiening aanvraag subsidieverlening

Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 3:21, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een verklaring van de particuliere eigenaar dat het project op zijn verzoek wordt uitgevoerd.

Artikel

3:23

Verplichtingen subsidieontvanger

De Stichting draagt er zorg voor dat:

  • a.

    op ten minste 80% van de beschermde historische buitenplaatsen waarop een subsidie betrekking heeft, hovenierswerk wordt verricht;

  • b.

    een project waarop de subsidie betrekking heeft wordt verricht overeenkomstig:

Artikel

3:24

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

3:25

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel in dienst van de Stichting;

  • b.

    huisvestingskosten;

  • c.

    kosten van verbruikte materialen of hulpmiddelen;

  • d.

    aan derden verschuldigde kosten;

  • e.

    reis- en verblijfkosten;

  • f.

    kosten van de voor de subsidievaststelling benodigde accountantsverklaring.

Artikel

3:26

Hoogte subsidie

§

3

Herstel van historische buitenplaatsen

Artikel

3:27

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:28

Betrokkenheid OCW bij rangschikking

In aanvulling op artikel 1:4, tweede lid, rangschikt de Minister aanvragen tot verlening van de subsidie na overleg met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarbij aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate:

  • a.

    de uit te voeren werkzaamheden een grotere bijdrage leveren aan de instandhouding en het herstel van de beschermde historische buitenplaats;

  • b.

    de uit te voeren werkzaamheden meer van belang zijn voor de cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde van de beschermde historische buitenplaats of voor de recreatie;

  • c.

    een grotere urgentie bestaat voor de uit te voeren werkzaamheden, en

  • d.

    er samenhang is met andere gesubsidieerde werkzaamheden.

Artikel

3:29

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

3:30

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3:31

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

3:32

Subsidiabele kosten

Voor de subsidie komen de volgende kosten in aanmerking, voor zover die zijn opgenomen in het werkplan, bedoeld in artikel 3:29, eerste lid, onderdeel a:

  • a.

    80% van de volgende kosten:

    • 1°.

      kosten van materialen;

    • 2°.

      loonkosten voor werkzaamheden verricht door derden;

    • 3°.

      loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel in dienst van de subsidieontvanger;

  • b.

    de volgende kosten voor het opstellen van het werkplan, met uitzondering van af te dragen omzetbelasting:

    • 1°.

      14% van de kosten vanaf € 2.250 tot € 4.500;

    • 2°.

      12% van de kosten vanaf € 4.500 tot € 9.000;

    • 3°.

      10% van de kosten vanaf € 9.000 tot € 22.500;

    • 4°.

      8% van de kosten vanaf € 22.500.

  • c.

    de kosten van de voor de subsidievaststelling benodigde accountantsverklaring tot een maximum van € 1.800.

Artikel

3:33

Voorschot

In afwijking van artikel 1:17, tweede lid, kan niet meer dan 50% van het ten hoogste op grond van deze paragraaf te verstrekken subsidiebedrag als voorschot worden verleend.

Titel

5

Nationale en grensoverschrijdende parken

Artikel

3:34

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag aan de IVN Vereniging voor natuur- en milieueducatie, statutair gevestigd te Amsterdam, en de Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, subsidie verstrekken voor projecten gericht op kwaliteitsverbetering, samenwerking, educatie, voorlichting en onderzoek van:

  • a.

    een door de Minister aangewezen nationaal park dan wel nationaal park in oprichting, of

  • b.

    een door het Rijk gezamenlijk met het Koninkrijk België of de Bondsrepubliek Duitsland als grensoverschrijdende park aangewezen of aan te wijzen gebied, waarvoor afspraken gelden met betrekking tot het beheer en de inrichting daarvan.

Artikel

3:35

Indiening van een aanvraag

Artikel

3:36

Beslistermijn subsidieverlening

In afwijking van artikel 1:10, eerste lid, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven voor 15 februari van het jaar waarin het project wordt uitgevoerd.

Artikel

3:38

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring ingeval de subsidiabele kosten in totaal meer bedragen dan € 22.500.

Artikel

3:39

Betaling subsidiebedragen en voorschotten

De Minister betaalt subsidiebedragen en voorschotten aan de IVN Vereniging voor natuur- en milieueducatie via het Groenfonds.

Titel

6

Ontwikkeling van het landschap

Artikel

3:40

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:41

Nadere voorschriften landschapsontwikkelingsplan

Artikel

3:42

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

3:43

Advies omtrent aanvragen

De Stichting Landschapsbeheer Nederland adviseert de Minister bij de beoordeling van aanvragen tot subsidieverlening.

Artikel

3:44

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3:45

Indiening aanvraag subsidievaststelling

Artikel

3:46

Subsidiabele kosten

Artikel

3:47

Hoogte subsidie

Titel

7

Uitvoering soortenbescherming

Artikel

3:48

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder jaarplan PSO soortenbescherming: door de Minister vastgesteld plan voor door de Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties uit te voeren activiteiten uit het door de Minister vastgestelde jaarprogramma uitvoering soortenbescherming.

Artikel

3:49

Subsidiabele activiteiten

Ten behoeve van de instandhouding van in het wild levende dier- en plantensoorten kan de Minister subsidie verstrekken aan de Vereniging Platform Soortenbeschermende Organisaties voor projecten ter uitvoering van het jaarplan PSO soortenbescherming.

Artikel

3:50

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    kosten voor de uitvoering van activiteiten die zijn opgenomen in het jaarplan PSO soortenbescherming voor het jaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

  • b.

    kosten van de voor de subsidievaststelling benodigde accountantsverklaring tot ten hoogste € 1.800.

Titel

8

Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren

Artikel

3:51

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:52

Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a.

    loonkosten van het betrokken personeel in dienst van de Unie van Bosgroepen en de bij de Unie van Bosgroepen aangesloten bosgroepen;

  • b.

    huisvestingskosten;

  • c.

    kosten van verbruikte materialen of hulpmiddelen;

  • d.

    aan derden verschuldigde kosten;

  • e.

    reis- en verblijfkosten;

  • f.

    kosten van de voor de subsidievaststelling benodigde accountantsverklaring.

Artikel

3:53

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3:54

Indiening van een aanvraag

In afwijking van artikel 1:8, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening ingediend bij de Directeur Platteland van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

3:55

Indiening aanvraag subsidieverlening

Artikel

3:56

Beslistermijn subsidieverlening

In afwijking van artikel 1:10, eerste lid, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven binnen drie maanden na afloop van de periode voor het aanvragen van subsidieverlening.

Artikel

3:57

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert het programma uit overeenkomstig het werkprogramma waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft.

Artikel

3:58

Indiening aanvraag subsidievaststelling

De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van:

  • a.

    een financiële verantwoording van het programma;

  • b.

    een accountantsverklaring ingeval de subsidiabele kosten in totaal meer bedragen dan € 34.035 bedragen;

  • c.

    de eindrapportage van het programma.

Artikel

3:59

Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking omtrent subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

3:60

Voorschot

Hoofdstuk

4

Visserij

[Gereserveerd]

Hoofdstuk

5

Overige subsidies

[Gereserveerd]

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen

Artikel

6:1

Aanwijzing toezichthouders

Als personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kaderwet LNV-subsidies worden aangewezen de ambtenaren van:

  • a.

    de Dienst Regelingen;

  • b.

    de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • c.

    de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • d.

    de Auditdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

6:2

Intrekking bestaande regelingen

De volgende regelingen en besluiten worden ingetrokken:

Artikel

6:3

Overgangsbepalingen

Het recht zoals dat gold voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft van toepassing:

  • a.

    op een aanvraag tot subsidieverlening die is ingediend voorafgaand aan dat tijdstip;

  • b.

    met betrekking tot een subsidie die is of wordt verleend op een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in onderdeel a, alsmede de uit die subsidieverlening voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

Artikel

6:4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel

6:5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling LNV-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman

Bijlage

1

Bijlage bij artikel 1:14, zesde lid

§ 1. Controleprotocol

A. Object van controle

De controle ziet erop dat de aanvrager met indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling en de daarbij behorende bescheiden, voor zover van toepassing, voldoet aan de voorschriften uit artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht. In het bijzonder ziet de controle op de juistheid van de rekening en verantwoording omtrent de uitgaven en inkomsten, verbonden aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft.

B. Materialiteit en betrouwbaarheid

De accountant of accountant-administratieconsulent geeft een redelijke mate van zekerheid dat zich in de rekening en verantwoording omtrent de uitgaven en inkomsten geen onjuistheden van materieel belang bevinden. Als richtlijn past de accountant een betrouwbaarheid van 95 procent en een maximaal toelaatbare fout (materialiteit) van 1 procent toe.

C. Naleving specifieke bepalingen uit de regeling

Bij de uitvoering van de controle wordt tevens vastgesteld dat:

  • a.

    in de rekening en verantwoording omtrent de uitgaven en inkomsten:

    • 1°.

      geen kosten als subsidiabele kosten worden aangevoerd die niet voor subsidie in aanmerking komen op grond van de regeling;

    • 2°.

      uitsluitend kosten als subsidiabele kosten worden aangevoerd die daadwerkelijk gemaakt en betaald zijn;

  • b.

    de subsidieontvanger in voorkomend geval opgave doet van alle inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft mede is gefinancierd;

  • c.

    de administratie van de aanvrager voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 1:12, tweede en derde lid;

  • d.

    ingeval de subsidie strekt tot uitvoering van een project, het project is uitgevoerd overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft;

  • e.

    ingeval in de regeling, bij openstelling van de subsidie of bij de subsidieverlening een aanvangstermijn is voorgeschreven, de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft is aangevangen binnen die termijn;

  • f.

    ingeval in de regeling, bij openstelling van de subsidie of bij de subsidieverlening een uitvoeringstermijn is voorgeschreven, de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft is uitgevoerd binnen die termijn.

§ 2. Accountantsverklaring

De accountant of accountant-administratieconsulent rapporteert over de uitkomst van zijn werkzaamheden door middel van een goedkeurende accountantsverklaring. Hij waarmerkt iedere bladzijde van de door hem gecontroleerde verantwoording en hecht de accountantsverklaring aan de verantwoording. Ten overvloede zij vermeld dat de accountant materiële fouten, onzekerheden of bedenkingen met betrekking tot de verantwoording en met betrekking tot specifiek te controleren punten zoveel mogelijk gekwantificeerd opneemt in de accountantsverklaring en zijn oordeel in de verklaring daarop afstemt. De Minister behoudt zich het recht voor een review te laten uitvoeren op de door de accountant of accountant-administratieconsulent verrichte werkzaamheden.

De tekst van de goedkeurende accountantsverklaring luidt:

Wij hebben de bijgevoegde gewaarmerkte financiële verantwoording van <naam instelling/persoon> te <zetel, plaats> over de periode <datum> tot <datum> met betrekking tot subsidieverlening in het kader van de Regeling LNV-subsidies <openstelling> gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van <leiding naam instelling>. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze financiële verantwoording te verstrekken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft per brief <kenmerk> d.d. <datum> een subsidie verleend tot een maximum van <bedrag>. Onze controle is verricht in overeenstemming met algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten alsmede overeenkomstig het controleprotocol, vastgesteld in bijlage 1 bij de Regeling LNV-subsidies. Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Wij zijn van oordeel dat de financiële verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen, onder meer vastgelegd in de voornoemde regeling. Dit impliceert dat:

  • ten behoeve van de voor subsidie in aanmerking komende kosten een afzonderlijke (project)administratie is gevoerd waarin alle gegevens zijn verwerkt die voorkomen in de aanvraag- en rapportageformulieren;

  • uit de gevoerde (project)administratie blijkt dat de rapportage en declaratie ten aanzien van het aantal deelnemers en de kenmerken daarvan, de door deze deelnemers gerealiseerde uren en de daarmee gepaard gaande subsidiabele kosten voldoen aan de gestelde subsidievereisten;

  • geen andere tegemoetkoming is verkregen van (respectievelijk: aangevraagd bij) derden dan op de verantwoording is aangegeven.

Deze verklaring is afgegeven ten behoeve van Directeur van de Dienst Regelingen.

Plaats en datum:

Handtekening:

Naam en titel accountant (RA/AA):

Naam accountantskantoor:

Adres:

Postcode en woonplaats:

Telefoon:

Paraaf voor waarmerking:

Bijlage

2

Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • glastuinbouwondernemingen: landbouwonderneming met glasopstanden;

  • energie-extensief: energieverbruik op een glastuinbouwonderneming dat blijkens de jaarafrekening van het energiebedrijf over het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, niet hoger is dan 25 m3 gas van normale calorische waarde per m2 glasoppervlak;

  • energie-intensief: energieverbruik op een glastuinbouwonderneming dat blijkens de jaarafrekening van het energiebedrijf over het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, ten minste 25 m3 gas van normale calorische waarde per m2 glasoppervlak bedraagt;

  • semi-gesloten kassysteem: systeem waarbij zonne-energie wordt gewonnen, opgeslagen en op een ander tijdstip of andere locatie gebruikt; componenten die deel uitmaken van een semi-gesloten kassysteem kunnen zijn: een warmtewisselingssysteem, warmtepomp, warmte- en of koudeopslagsysteem, besturingssysteem inclusief software, bevochtingssystemen voor koeling, dagbuffer voor opslag laagwaardige warmte (< 50 C), dagbuffer voor opslag koude.

Hoofdstuk 1. Investeringen op het terrein van energiebesparing

§ 1. Eerste energieschermen, niet zijnde gevelschermen of verduisteringsschermen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware, met beweegbaar energiebesparend doek (niet zijnde gevelscherm of verduisteringsscherm) te bevestigen aan de binnenzijde van een glastuinbouwkas bestemd voor het verminderen van het warmteverlies in glastuinbouwkassen. De energiebesparing bij gesloten toestand van het doek is ten minste 35%.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het schermdoek;

    • het dradenbed, en

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het energiescherm volledig kan worden benut, of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het energiescherm volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot eerste energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het tweede energiescherm waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

  • c.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot eerste energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het tweede energiescherm volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 2. Tweede energieschermen, niet zijnde gevelschermen of verduisteringsschermen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware, met beweegbaar energiebesparend doek (niet zijnde gevelscherm of verduisteringsscherm) te bevestigen aan de binnenzijde van een glastuinbouwkas waarin al een eerste energiescherm aanwezig is of waarbij het eerste energiescherm gelijktijdig wordt geïnstalleerd, bestemd voor het verminderen van het warmteverlies in glastuinbouwkassen. De energiebesparing bij gesloten toestand van alleen het tweede energiescherm is ten minste 45%.

Het tweede energiescherm moet op een zelfstandig dradenbed worden geïnstalleerd waardoor het mogelijk is om zowel het eerste als het tweede energiescherm tegelijkertijd te kunnen sluiten. Hierdoor wordt een additionele energiebesparing ten opzichte van een eerste energiescherm behaald.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:

    • het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;

    • het schermdoek;

    • het dradenbed; en

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel (bijvoorbeeld montagematerieel zoals kabels, schroeven of bouten);

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:

    • de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van het energiescherm volledig kan worden benut; of

    • de door de aanvrager gemaakte kosten voor eigen arbeid om het materieel in de kas te monteren, zodanig dat het energiescherm volledig kan worden benut.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel en de installatie van een tweede energiescherm geïnstalleerd op een reeds voor het eerste energiescherm gebruikt dradenbed waarbij slechts één van de schermen op enig moment ingezet kan worden.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot tweede energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het tweede energiescherm waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

  • c.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot tweede energieschermen gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het tweede energiescherm volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 3. Klimaatcomputer

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Computer met software bestemd voor het regelen van het klimaat in glastuinbouwkassen.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • computerhardware;

    • standaardsoftware, en

    • de noodzakelijke bekabeling;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het aansluiten en in werking stellen van de computer waardoor het mogelijk wordt de klimaatregelingfuncties van de klimaatcomputer in de kas te benutten.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor een temperatuurintegratiesoftwarepakket.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een klimaatcomputer gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de klimaatcomputer waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een klimaatcomputer gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de klimaatcomputer volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 4. Temperatuurintegratiesoftwarepakket

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Een softwarepakket gericht op het realiseren van gemiddelde etmaaltemperaturen over een- of meerdere etmalen met als doel het energieverbruik in een glastuinbouwkas te minimaliseren.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor:

  • a.

    het temperatuurintegratiesoftwarepakket;

  • b.

    het installeren van het softwarepakket op een klimaatcomputer waardoor de functies van de software volledig benut kunnen worden.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot het temperatuurintegratiesoftwarepakket gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het temperatuurintegratiesoftwarepakket waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangeven;

  • b.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot het temperatuurintegratiesoftwarepakket gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de temperatuurintegratiesoftwarepakket volgens de offerte is geïnstalleerd waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 5. Meerinvestering kasdek met antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Kasdekglas of kasdekkunststof voorzien van een antireflectiecoating bestemd voor verhoging van de lichtdoorlatendheid van het glas/kunststof tot ten minste 95% van direct invallend PAR-licht en ten minste 90% van indirect PAR-licht.

Toelichting PAR-licht:

PAR staat voor Photosynthetic Active Radiation en is bepalend voor de snelheid van de fotosynthese.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn: energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken meerkosten van het kasdekglas of kasdekkunststof ten opzichte van vergelijkbaar niet-gecoate kasdekglas of kasdekkunststof.

In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen niet voor subsidie in aanmerking de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van het kasdekglas of kasdekkunststof in het kasdek.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van het antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven. De offerte dient helder te vermelden wat de meerkosten zijn ten opzichte van kasdekglas of kasdekkunststof zonder antireflectie coating;

  • b.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

  • c.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof volgens de offerte is geleverd en geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid met kasdekglas of kasdekkunststof zonder antireflectie coating is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 6. Warmtebuffersysteem

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Opslagtank met toebehoren bestemd voor het terugwinnen en opslaan van warmte die vrijkomt bij warmteopwekking in glastuinbouwkassen.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • de opslagtank;

    • noodzakelijke aansluitmaterieel voor het centrale verwarmingsnet;

    • noodzakelijke bekabeling en besturing, en

    • noodzakelijke pompen en meters;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren en in werking stellen van het warmtebuffersysteem waardoor de functie van het systeem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een warmtebuffersysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van het warmtebuffersysteem waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een warmtebuffersysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het warmtebuffersysteem volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product, de buffercapaciteit en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 7. Condensor op retour

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Condenserende warmtewisselaar en (eventueel) condenswaterbehandelingseenheid bestemd voor het terugwinnen van warmte uit de rookgassen van verwarmingsinstallaties van glastuinbouwkassen door opwarming van de retourleiding.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

energie-extensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • de condenserende warmtewisselaar (condensor) en (eventueel) condenswaterbehandelingseenheid;

    • de materialen, noodzakelijk voor het plaatsen van de condensor en (eventueel) de condenswaterbehandelingseenheid;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren en in werking stellen van het condensorsysteem waardoor de functie van het systeem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een condensor op retour gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de condensor op retour waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een condensor op retour gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de condensor op retour volgens de offerte is waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

§ 8. Energieclusters

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Een voorziening tussen een samenwerkingsverband van twee of drie glastuinbouwondernemingen ten behoeve van de onderlinge uitwisseling van warmte-, en/of CO2- en/of elektriciteit met als doel een netto energiebesparing ten opzichte van de situatie waarbij geen clustering plaatsvindt, bestaande uit:

Leidingwerk voor warmte- en CO2-transport, elektriciteitskabels, warmtemeter(s), kilowattuurmeter(s), besturingsysteem, warmtebuffersysteem en het noodzakelijk klein materieel voor de installatie van het energienetwerk.

B. De landbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

  • a.

    energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van twee of drie energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:

    • leidingwerk voor warmtetransport;

    • leidingwerk voor CO2-transport;

    • elektriciteitskabels;

    • warmtemeter(s);

    • kilowattuurmeter(s);

    • besturingsysteem;

    • warmtebuffersysteem, en

    • het noodzakelijk klein materiaal voor de installatie van het energienetwerk;

  • b.

    de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van het energiecluster tussen twee of drie glastuinbouwbedrijven waardoor de functies van het energiecluster volledig benut kunnen worden;

  • c.

    de door de aanvrager te maken kosten voor aansluiten van de stroomvoorziening op het openbare elektriciteitsnet.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot het energiecluster gaat vergezeld van:

  • a.

    een door het samenwerkingsverband ondertekend machtigingsformulier tot aanvragen van de subsidie;

  • b.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de installaties waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • c.

    een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstanden van het samenwerkingsverband en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de ondernemingen in meters;

  • d.

    de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot het energiecluster gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het energiecluster volgens de offerte is gerealiseerd waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

Hoofdstuk 2. Marktintroductie energieinnovaties

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerst lid.

  • a.

    Investeringen in energiesystemen die tot ten minste 10% reductie leiden van CO2-emissie uit de glasopstanden van de glastuinbouwonderneming of uit de glasopstanden van het samenwerkingsverband;

  • b.

    Investeringen in een semi-gesloten kassysteem welke tot ten minste 25% reductie leiden van CO2-emissie uit de glasopstanden van de glastuinbouwonderneming of uit de glasopstanden van het samenwerkingsverband; de CO2 reductie wordt getoetst aan een door de minister vastgesteld rekenmodel.

De reductie, bedoeld in de onderdelen a en b, is gerelateerd aan de referentiesituatie van de betrokken glastuinbouwonderneming of samenwerkingsverband van glastuinbouwondernemingen. Ingeval een referentiesituatie voor CO2 reductie ontbreekt, bijvoorbeeld bij een startende glastuinbouwonderneming of een teeltwijziging die betrekking heeft op een situatie na subsidieverlening, wordt de reductie gerelateerd aan het in het boek ‘Kwantitatieve Informatie voor de glastuinbouw 2005–2006’ van S.C. van Woerden opgenomen energieverbruik, verminderd met 10%.

Onderdelen van de energiesystemen kunnen op andere landbouwondernemingen dan de ondernemingen met de glasopstanden worden geïnstalleerd en mede door die ondernemingen worden gebruikt.

De investeringen komen uitsluitend voor de subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    het energiesysteem in de beginfase van de marktintroductie verkeert, waaronder wordt verstaan dat het energiesysteem door minder dan 6% van de glastuinbouwondernemingen of op minder dan 6% van de totale oppervlakte van de glasopstanden in Nederland worden toegepast op het tijdstip van openstelling van de subsidie;

  • b.

    de CO2-reductie wordt gerealiseerd uit de glasopstanden waarop de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    de glasopstanden waarop de subsidiebetrekking heeft zijn gelegen in Nederland.

B. De landbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

  • a.

    glastuinbouwondernemingen;

  • b.

    samenwerkingsverbanden van twee of meer glastuinbouwondernemingen;

  • c.

    samenwerkingsverbanden van een of meer glastuinbouwondernemingen en een of meer andere landbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In aanvulling op artikel 2:40 komen voor de subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor de huurkoop van nieuwe machines en apparatuur, waarvan de aanvrager de eerste gebruiker is;

  • b.

    algemene kosten verbonden met de activiteiten, bedoeld in onderdeel a en in artikel 2:40, eerste lid, onderdelen a en b, zoals kosten voor architecten en ingenieurs, honoraria van adviseurs, haalbaarheidsstudies, het verwerven van patenten en vergunningen.

In aanvulling op artikel 1:15, derde lid, en artikel 2:40, derde lid, komen niet voor de subsidie in aanmerking:

  • a.

    niet-verrekenbare BTW;

  • b.

    de in artikel 2:40, eerste lid, onderdeel c, bedoelde kosten;

  • c.

    kosten voor grondaankoop;

  • d.

    kosten voor aanschaf van koeltorens;

  • e.

    een warmtekrachtkoppelingsinstallatie die gebruik maakt van tropische oliën of tropische biomassa, voor zover niet voorzien van duurzaamheidscertificaten;

  • f.

    kosten voor in de glastuinbouw gangbare investeringen zoals investeringen in glasopstanden, inrichting van glasopstanden, conventionele verwarmingsnetten, aansluitingen op het elektriciteitsnet, gasmotoren voor warmtekrachtkoppeling, conventionele warmte-opslagtanken voor de opslag van hoogwaardige warmte of ketels en computers.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening, voorschotverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

  • a.

    een plan waarin ten minste een beschrijving is opgenomen van de te subsidiëren activiteiten en waarin de CO2-reductie aannemelijk wordt gemaakt;

  • b.

    de wijze waarop de investering in het energiesysteem wordt gefinancierd;

  • c.

    een gespecificeerde begroting van de te subsidiëren activiteiten met onderliggende offertes;

  • d.

    een uittreksel van de inschrijving van de betrokken onderneming of ondernemingen van het samenwerkingsverband bij de Kamer van Koophandel;

  • e.

    een jaarafrekening van de energieleverancier aan de betrokken glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen van het samenwerkingsverband over het meest recente jaar;

  • f.

    bedrijfskaarten met daarop ingetekend de totale oppervlakte glasopstanden van de onderneming of van het samenwerkingsverband en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de CO2-reductie betrekking heeft;

  • g.

    voor zover van toepassing de aanvragen voor bescheiden, zoals aanvragen voor vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag tot subsidieverlening betrekking op heeft uitgevoerd worden met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn.

De aanvraag voor een voorschotverlening gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en betaalwijzen waaruit de betaling van de facturen blijkt;

  • b.

    de door de aanvrager ondertekende offertes;

  • c.

    voor zover van toepassing bescheiden, zoals verleende vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag betrekking op heeft uitgevoerd zijn met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn.

Er worden maximaal drie voorschotten verleend; een voorschot bedraagt ten minste € 200.000.

De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

  • a.

    een accountantsverklaring;

  • b.

    de door de aanvrager ondertekende offertes, tenzij hij deze heeft overgelegd bij een aanvraag tot voorschotverlening;

  • c.

    voor zover van toepassing een opgave van subsidies als bedoeld in artikel 1:16, derde lid;

  • d.

    voor zover van toepassing bescheiden, zoals verleende vergunningen, waaruit blijkt dat de activiteiten waar de aanvraag betrekking op heeft uitgevoerd zijn met inachtneming van de wettelijke voorschriften die daarop van toepassing zijn, tenzij deze zijn overlegd bij de aanvraag tot voorschotverlening.

E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

Het energiesysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd.

De subsidieontvanger verleent gegevens omtrent:

  • a.

    de bereikte CO2-reductie en energiebesparing volgens de geactualiseerde CO2- en energiebalans;

  • b.

    een jaarafrekening van de energieleverancier aan de betrokken glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen van het samenwerkingsverband over het meest recente jaar;

  • c.

    de bereikte opbrengststijging voor zover van toepassing.

De hiervoor bedoelde gegevens worden door de subsidieontvanger één jaar na subsidievaststelling en twee jaar na subsidievaststelling aan DR verstrekt.

De hiervoor bedoelde gegevens worden door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in geanonimiseerde vorm gebruikt voor onderzoek en voorlichtingsactiviteiten.

De subsidieontvanger verleent tot drie jaar na de subsidievaststelling desgevraagd medewerking aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of het Productschap Tuinbouw ten behoeve van door dit Ministerie of het productschap geëntameerd onderzoek in het kader van het energietransitieprogramma (Programma Kas als Energiebron).

Hoofdstuk 3. Investeringen in gecombineerde luchtwassystemen

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

Gecombineerde luchtwassystemen als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij.

B. De landbouwonderneming, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, is een landbouwonderneming met een of meer stalruimten waarbinnen dieren worden gehouden.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    de door de aanvrager te maken kosten voor de werking van het systeem noodzakelijke materieel, zoals:

    • de filterwanden met omkasting, sproeiapparatuur, pompen,ventilatoren, opvangbakken onder de filterwanden, waterbehandeling, luchtin- en uitlaat, druppelvanger;

    • regelapparatuur voor pH, luchtdebieten, vloeistofdebieten, vloeistofniveauregeling, zuurdoseerpomp, ventielen, drukvalregistratie, bedrijfsurenteller, besturingscomputer met noodzakelijke besturingssoftware, schakelpaneel, alarmering;

    • materieel voor opslag van zuur of afgevoerde spuivloeistoffen van de filterwanden;

    • het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel zoals montagematerieel, coating, bekabeling, vloeistofleidingen, aansluitingen;

  • b.

    de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van het materieel waardoor de functie van een gecombineerde luchtwassysteem volledig kan worden benut.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een gecombineerd luchtwassysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de installatie waarop in ieder geval de typering van de installatie en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    een verklaring van een bank dat de onderneming levensvatbaar is;

  • c.

    bedrijfskaart met daarop ingetekend alle stallen van de onderneming en met daarop gearceerd ingetekend de stalruimten waarop de investering betrekking heeft.

De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een gecombineerd luchtwassysteem gaat vergezeld van:

  • a.

    facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat de installatie volgens de offerte is geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

  • b.

    bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

E. Verplichtingen van de subsidieontvanger als bedoeld in artikel 2:39.

Het luchtwassysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd.