Besluit van 15 januari 1997, houdende regels in het belang van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid (Arbeidsomstandighedenbesluit)

Arbeidsomstandighedenbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Justitie en de Staatssecretaris van Defensie van 12 juli 1996, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/96/0407, gedaan mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 1, 2, 4, 5, 6, 10, 20, 23a, 24, 24a, 25, 26, 27, 28, 30, 31a, 35, 36, en 41 van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 5 en 8 van de Winkeltijdenwet;
Gezien het advies van de Sociaal-Economische Raad van 9 februari 1995, nr. 95/31 I en II;
De Raad van State gehoord (advies van 24 september 1996, no.W12.960298);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat, Justitie en de Staatssecretaris van Defensie van 18 december 1996, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/96/1537, uitgebracht mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken en in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken ;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Definities en toepassingsgebied

Afdeling

1

Definities

Artikel

1.1

Definities algemeen

Artikel

1.3

Definities onderwijs

Artikel

1.4

Definities justitiële inrichtingen

Artikel

1.5

Definities defensie

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    militair personeel:

  • b.

    burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie:

    • 1°.

      degenen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in burgerlijke openbare dienst jegens het Rijk, vertegenwoordigd door Onze Minister van Defensie, gehouden zijn tot het verrichten van arbeid, behalve indien betrokkenen aan een derde ter beschikking worden gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;

    • 2°.

      degenen die onder gezag van het Rijk, vertegenwoordigd door Onze Minister van Defensie, arbeid verrichten;

  • c.

    defensiepersoneel: militair personeel en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie;

  • d.

    oefening: iedere door defensiepersoneel onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, op te voeren of te onderhouden;

  • e.

    militair vaartuig: een Nederlands oorlogsschip, marinehulpschip of een ander schip dat in gebruik is voor de uitvoering van de militaire taak;

  • f.

    militair luchtvaartuig: een luchtvaartuig in beheer bij het Ministerie van Defensie;

  • g.

    bemand wapensysteem: ieder al dan niet voortbewogen wapensysteem, dat tijdens het gebruik wordt bemand of bediend met uitzondering van een licht persoonlijk wapen;

  • h.

    eenheid met gereedstelling: eenheid die, daartoe aangewezen, ingezet is dan wel gereed is of zich gereed moet houden voor inzet in krijgsmachtverband.

Afdeling

1A

Certificatie

§

1

Aanwijzing certificerende instelling op verzoek

Artikel

1.5a

Definities

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    accreditatie: een verklaring van de Raad voor Accreditatie dat een certificerende instelling voldoet aan de eisen die zijn bepaald door geharmoniseerde normen, de criteria, bedoeld in de artikelen 1.5b, eerste tot en met derde lid, en 1.5c en aanvullende voor een specifiek werkveld geldende eisen die bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld;

  • b.

    geharmoniseerde normen: normen die door de Europese Commissie zijn aangewezen als de enige normen die door de Raad voor Accreditatie kunnen worden gebruikt voor het accrediteren van certificerende instellingen;

  • c.

    certificatieschema: het stelsel van regels, procedures en beheersaspecten voor het uitvoeren van de certificatie van personen, processen of systemen waarvoor dezelfde specifieke eisen van toepassing zijn; en

  • d.

    Raad voor Accreditatie: de Stichting Raad voor Accreditatie, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

Artikel

1.5b

Criteria voor aanwijzing van certificerende instellingen

Artikel

1.5c

Uitbesteden taken

Artikel

1.5d

Aanwijzing

Artikel

1.5e

Weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een aanwijzing

Artikel

1.5ea

Controle

Tijdens de looptijd van de aanwijzing stelt Onze Minister vast of de certificerende instelling:

  • a.

    nog voldoet aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1.5b en 1.5c; en

  • b.

    haar wettelijke verplichtingen naar behoren nakomt en de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren uitvoert.

Artikel

1.5eb

Verstrekking van inlichtingen en beëindiging van werkzaamheden

§

2

Algemene bepalingen inzake certificaten

Artikel

1.5f

Verzoek tot afgifte van een certificaat

Artikel

1.5g

De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een certificaat

Artikel

1.5h

Buitenlandse getuigschriften en kwalificaties van vakbekwaamheid

Onze Minister of, indien Onze Minister een certificerende instelling heeft aangewezen, de certificerende instelling, verstrekt op aanvraag een certificaat van vakbekwaamheid aan een persoon die onderdaan is van een betrokken staat als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, indien op grond van die wet is aangetoond dat deze persoon over gelijkwaardige kwalificaties beschikt als de houder van een krachtens dit besluit verstrekt certificaat van vakbekwaamheid. De artikelen 1.5f en 1.5g zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

1.5ha

Taaleis bij gereglementeerde beroepen

Artikel

1.5i

Periodieke controle van de certificaathouder

Vervallen

Afdeling

1B

Registratie

Artikel

1.5j

Algemeen

Artikel

1.5k

Verwerkingsverantwoordelijke en verwerker op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming

Artikel

1.5l

Verzoeken tot registratie en herregistratie

Artikel

1.5m

In de registers op te nemen gegevens

Artikel

1.5n

Begin- en einddatum registratie en herregistratie

Artikel

1.5o

Raadpleging registers

Artikel

1.5p

Aanpassing, schorsing, verwijdering en bewaartermijn

Afdeling

1C

Uitzondering certificatie en registratie

Artikel

1.5q

Uitgezonderde werkzaamheden

Geen certificaat als bedoeld in afdeling 1A, of registratie als bedoeld in afdeling 1B, is vereist voor:

  • a.

    de natuurlijke persoon die de door certificering of registratie gereguleerde arbeid verricht in het kader van een opleiding tot het kunnen verrichten van die arbeid, dan wel een examinering of beoordeling gericht op het vaststellen van de geschiktheid voor het kunnen verrichten van die arbeid, mits dit gebeurt:

    • 1°.

      onder toezicht van een persoon die in het bezit is van een ter zake geldig certificaat of geldige registratie, dan wel een persoon van wie de beroepskwalificaties zijn gecontroleerd en toereikend bevonden overeenkomstig de artikelen 23, 27 en 28 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties; of

    • 2°.

      overeenkomstig de eisen die daaraan in het certificatie- of registratieschema worden gesteld, al dan niet in aanvulling op onderdeel 1°;

  • b.

    de rechtspersoon die de door certificering gereguleerde werkzaamheden verricht in het kader van een beoordeling gericht op het vaststellen van de geschiktheid voor het kunnen verrichten van die werkzaamheden, mits dit gebeurt overeenkomstig de eisen die daaraan in het certificatieschema worden gesteld.

Afdeling

2

Samenwerking, overleg en ontslag- en benadelingsbescherming

Artikel

1.6

Definities samenwerking en overleg

Artikel

1.7

Aard en inhoud van het overleg

Artikel

1.8

Ontslagbescherming

Artikel

1.9

Benadelingsbescherming

In afwijking van artikel 13, vijfde lid, tweede en derde zin, van de wet is ten aanzien van degene op wie de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van toepassing is en die als deskundige werknemer als bedoeld in artikel 13, eerste lid en tweede lid, of als deskundige persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet werkzaam is, artikel 9.32, achtste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van overeenkomstige toepassing. Ten aanzien van degene op wie het Algemeen militair ambtenarenreglement of het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie van toepassing is en die als deskundige werknemer of persoon als bedoeld in de vorige zin werkzaam is, is artikel 20 van het Besluit medezeggenschap defensie van overeenkomstige toepassing.

Afdeling

3

Onderwijs

Artikel

1.10

Toepasselijkheid

Tenzij hierna anders is bepaald, zijn de wet en dit besluit van toepassing op werknemers in onderwijsinrichtingen en op overeenkomstige wijze van toepassing op leerlingen en studenten in onderwijsinrichtingen die handelingen verrichten die vergelijkbaar zijn met arbeid in de beroepspraktijk.

Artikel

1.11

Samenwerking en overleg; onderwijsinrichtingen met een medezeggenschapsraad

Artikel

1.12

Samenwerking en overleg; universiteiten en hogescholen

Voor de in artikel 1.3, tweede lid, onder d tot en met f, genoemde bekostigde onderwijsinrichting worden de in de wet en dit besluit toekomende rechten en bevoegdheden, met inachtneming van artikel 1.13, uitgeoefend door de universiteitsraad, de dienstraad, de medezeggenschapsraad of de studentenraad, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of, indien het betreft aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel, door het overlegorgaan van het decentraal georganiseerd overleg respectievelijk van de instelling.

Artikel

1.13

Uitzonderingen arbobeleid en horen

Artikel

1.14

Uitzondering werknemersverplichtingen

Waar in de wet bepaalde verplichtingen worden opgelegd aan werknemers, zijn deze bepalingen niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen.

Artikel

1.15

Uitzondering arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel 18 van de wet is niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen.

Afdeling

4

Burgerlijke openbare dienst

Artikel

1.16

Toepasselijkheid

Deze afdeling is van toepassing op arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst met uitzondering van arbeid:

  • a.

    verricht in onderwijsinrichtingen;

  • b.

    verricht in justitiële inrichtingen;

  • c.

    verricht door burgerpersoneel, werkzaam bij het Ministerie van Defensie, met inbegrip van de daaronder ressorterende diensten en instellingen.

Artikel

1.17

Politie en brandweer

Op arbeid verricht in de burgerlijke openbare dienst, welke gericht is op het daadwerkelijk uitoefenen van de taken, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012, artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering, of artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s voor zover deze taak betrekking heeft op het repressief optreden bij brand, ongevallen en rampen, zijn de artikelen 10, 27, 28, 28a, 28b en 29 van de wet van toepassing voor zover door de toepassing van deze artikelen een goede taakuitoefening niet wordt belemmerd.

Artikel

1.18

Veiligheid van de staat

Afdeling

5

Vervoer

Artikel

1.19

Toepasselijkheid

Artikel

1.20

Beperking recht op werkonderbreking

Artikel

1.21

Spoorwegpolitie

Vervallen

Afdeling

6

Justitiële inrichtingen

Artikel

1.22

Veiligheid in justitiële inrichtingen

Artikel

1.23

Veiligheid van de staat

Ten aanzien van arbeid verricht door het justitieel personeel in de justitiële inrichtingen geschiedt de toepassing van de wet met inachtneming van de voor de rijksdienst geldende nationale en internationale voorschriften ter beveiliging van gegevens, waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden.

Artikel

1.24

Kennisneming risico-inventarisatie en -evaluatie

In afwijking van artikel 5, zesde lid, van de wet kan een gedetineerde, verpleegde of jeugdige kennisnemen van de risico-inventarisatie en -evaluatie, voor zover de orde of de veiligheid in de justitiële inrichting daardoor niet in gevaar wordt gebracht.

Artikel

1.25

Samenwerking

In afwijking van artikel 12, eerste lid, van de wet werken de directeur van de inrichting en de gedetineerden, verpleegden of jeugdigen zoveel mogelijk samen bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen binnen de justitiële inrichting.

Afdeling

7

Defensie

Artikel

1.26

Toepasselijkheid

Tenzij in deze afdeling anders is bepaald is de wet van toepassing op arbeid verricht door defensiepersoneel.

Artikel

1.27

Veiligheid van de Staat

Artikel

1.28

Internationale verplichtingen

De toepassing van de wet met betrekking tot arbeid verricht door defensiepersoneel geschiedt met inachtneming van internationale verplichtingen.

Artikel

1.29

Algehele uitzondering

De wet is niet van toepassing op arbeid verricht door defensiepersoneel:

Artikel

1.30

Partiële uitzondering artikelen 3 en 16 van de wet

Artikel

1.31

Partiële uitzondering artikel 10 van de wet

Voor zover de wet van toepassing is op arbeid verricht door defensiepersoneel is artikel 10 van de wet op arbeid verricht door defensiepersoneel:

  • a.

    dat belast is met enige politietaak of met bewakings- of beveiligingstaken, of

  • b.

    dat wachtdiensten verricht, of

  • c.

    dat is ingezet ter verlening van de bijstand, bedoeld in artikel 1.29, onder b, aan de politie, van toepassing, voor zover een goede taakuitoefening door de toepassing van genoemd artikel niet wordt belemmerd.

Artikel

1.32

Partiële uitzondering artikel 12 van de wet

Artikel 12 van de wet is van toepassing behoudens:

  • a.

    tijdens oefeningen;

  • b.

    op aangelegenheden die rechtstreeks betrekking hebben op het houden van oefeningen;

  • c.

    op aangelegenheden die rechtstreeks betrekking hebben op de arbeid, bedoeld in artikel 1.29.

Artikel

1.33

Partiële uitzondering artikelen 27 tot en met 28b van de wet

Afdeling

8

Jeugdigen

Artikel

1.35

Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 94/33/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216).

Artikel

1.36

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

1.37

Deskundig toezicht

Artikel

1.38

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

In aanvulling op artikel 18 van de wet worden jeugdige werknemers in de gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, zodra uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 1.36, blijkt, dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan specifieke gevaren, met name voor arbeidsongevallen als gevolg van het gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en het niet voltooid zijn van de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige werknemer, zijn verbonden.

Afdeling

9

Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel

1.40

Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 92/85/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1992 betreffende maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PbEG 1992, L 348).

Artikel

1.41

Risico-inventarisatie en -evaluatie

Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage I bij de richtlijn

Artikel

1.42

Organisatie van de arbeid

Artikel

1.42a

Voorlichting

De werkgever zorgt voor doeltreffende voorlichting over de risico’s van de arbeid tijdens zwangerschap en lactatie en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te voorkomen. De voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer of werknemer tijdens de lactatie aan de werkgever heeft gemeld zwanger te zijn dan wel werkzaam te zijn tijdens de lactatie.

Afdeling

10

Plaatsonafhankelijke arbeid

Artikel

1.43

Definities

Artikel

1.44

Toepasselijkheid algemeen

Artikel

1.45

Toepasselijkheid hoofdstuk 2

Op plaatsonafhankelijke arbeid zijn van overeenkomstige toepassing de afdelingen 3, 3a en 4 van hoofdstuk 2.

Artikel

1.46

Toepasselijkheid hoofdstuk 4

Artikel

1.47

Toepasselijkheid hoofdstuk 5

Artikel

1.48

Toepasselijkheid hoofdstuk 6

Indien de werknemer plaatsonafhankelijke arbeid verricht in de eigen woning, dan worden door de werkgever, tenzij de werknemer daar reeds uit eigen hoofde over beschikt, voorzieningen voor kunstverlichting als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, ter beschikking gesteld.

Artikel

1.49

Toepasselijkheid hoofdstuk 7

Artikel

1.51

Beschikbaarheid gegevens

In geval van het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid zijn van de werknemer bij de werkgever gegevens beschikbaar omtrent naam, adres en woonplaats alsmede van de werkzaamheden die door hem worden verricht en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt.

Artikel

1.52

Voorraad

In geval van het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid is het niet toegestaan de werknemer een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabricaten of gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan voor de arbeid noodzakelijk is.

Artikel

1.53

Melding arbeidsongevallen

Indien een werknemer bij het verrichten van plaatsonafhankelijke arbeid een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, overkomt doet hij daarvan onverwijld mededeling aan de werkgever.

Hoofdstuk

2

Arbozorg en organisatie van de arbeid

Afdeling

1

Elektronische melding

Artikel

2.1

Melding gegevens

Afdeling

1a

Melding beroepsziekten

Artikel

2.1a

Gegevens beroepsziekten

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij de mededeling van een beroepsziekte, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet worden verstrekt.

Afdeling

2

Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen

Artikel

2.2

Definities

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanwezigheid van gevaarlijke stoffen: de werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in het bedrijf of de inrichting of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat deze kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, met inbegrip van opslagactiviteiten, in installaties in het bedrijf of de inrichting, in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempelwaarden, opgenomen in de lijst, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, in voorkomend geval met gebruikmaking van de in die lijst vermelde sommatieregel;

  • gevaarlijke stof: een onder deel 1 van de lijst, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, vallende stof of vallend mengsel of een in deel 2 van deze lijst opgenomen stof of mengsel;

  • installatie: de technische eenheid binnen een bedrijf of inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, verwerkt of opgeslagen;

  • zwaar ongeval: gebeurtenis als gevolg van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een bedrijf of inrichting, waardoor onmiddellijk of na verloop van tijd ernstig gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen zijn betrokken.

Artikel

2.3

Toepasselijkheid algemeen

Artikel

2.4

Toepasselijkheid op Seveso-inrichtingen

Artikel

2.5

Aanvullende voorschriften betreffende beleid inzake beheersing risico’s van zware ongevallen en risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

2.5a

Nadere voorschriften betreffende veiligheidsbeheerssysteem

Artikel

2.5b

Intern noodplan

Artikel

2.5c

Wijzigingen en periodieke evaluatie

Artikel

2.5d

Deskundige bijstand

Artikel

2.5e

In het bedrijf of inrichting werkzame andere werkgevers en zelfstandigen

De werkgever, die het bedrijf of inrichting, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of 2.4, eerste lid, exploiteert, de werkgever, niet zijnde werkgever die het bedrijf of inrichting, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, of 2.4, eerste lid, exploiteert, wiens werknemers in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn, en de in het bedrijf of de inrichting werkzame zelfstandige en werkgever die de arbeid zelf verricht, geven onverminderd hun eigen verantwoordelijkheid gezamenlijk en in overleg uitvoering aan het bepaalde bij of krachtens deze afdeling met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de in het bedrijf of de inrichting werkzame werknemers, zelfstandige en werkgever die de arbeid zelf verricht.

Artikel

2.5f

Naburige bedrijven of inrichtingen

Artikel

2.5g

Bedrijven of inrichtingen op bedrijventerrein

Artikel

2.5h

Melding aan toezichthouder algemeen

Artikel

2.5i

Melding zware ongevallen

Artikel

2.5j

Exploitatieverbod

Het is verboden het bedrijf of de inrichting of een gedeelte daarvan in werking te hebben wanneer de bij of krachtens deze afdeling te nemen maatregelen niet zijn getroffen of deze duidelijk onvoldoende zijn uitgevoerd.

Artikel

2.6

Verplichtingen zelfstandig werkende

Vervallen

Afdeling

3

Arbodiensten en deskundigen

§

1

Definities

Artikel

2.6a

Definities

§

2

Arbodiensten en deskundigen

Artikel

2.7

Deskundigheidseisen

Artikel

2.8

EG-verklaring inzake deskundigheid

Vervallen

Artikel

2.9

Functioneringseisen

Artikel

2.10

Organisatie-eisen arbodienst

Artikel

2.11

Uitrustingseisen

Een arbodienst beschikt over zodanige huisvesting en outillage dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers van de aangesloten bedrijven is gewaarborgd.

Artikel

2.12

Gegevensverstrekking

Artikel

2.13

Samenwerkingsverband

Artikel

2.14

Certificaat arbodienst

Artikel

2.14a

Taken deskundigen

§

3

Uitzonderingen

Artikel

2.14b

Uitzondering bijstand risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

2.14c

Uitzondering bijstand ziekteverzuim

De verplichting een deskundige of een arbodienst in te schakelen bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de wet geldt niet ten aanzien van de werkgever die uitsluitend:

  • a.

    personen onder zijn gezag arbeid laat verrichten zonder arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling;

  • b.

    personen arbeid laat verrichten op incidentele oproep, jegens wie na afloop van de oproep geen loondoorbetalingsplicht bij ziekte op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bestaat.

Afdeling

3a

Raadpleging van een andere bedrijfsarts en klachtenprocedure

Artikel

2.14d

Raadpleging van een andere bedrijfsarts

Artikel

2.14e

Klachtenprocedure

Afdeling

4

Psychosociale arbeidsbelasting

Artikel

2.15

Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting

Artikel

2.16

Definities

Vervallen

Artikel

2.17

Maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening

Vervallen

Artikel

2.18

Operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid

Vervallen

Artikel

2.19

Aantal bedrijfshulpverleners

Vervallen

Artikel

2.20

Veiligheidsinstructies

Vervallen

Artikel

2.21

Deskundigheidseisen

Vervallen

Artikel

2.22

Oefening

Vervallen

Afdeling

5

Bouwproces

Artikel

2.23

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn: Richtlijn nr. 92/57/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen (PbEG 1992, L 245);

  • b.

    ontwerpfase: de studie-, ontwerp- en uitwerkingsfase van het ontwerp van een bouwwerk;

  • c.

    uitvoeringsfase: de fase waarin het bouwwerk materieel tot stand wordt gebracht.

Artikel

2.25

Toepasselijkheid

Deze afdeling is niet van toepassing op arbeid verricht in de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen als bedoeld in de afdelingen 6 en 6a van hoofdstuk 2 van dit besluit.

Artikel

2.26

Algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het ontwerpen van een bouwwerk

De opdrachtgever is verplicht in de ontwerpfase zich ervan te vergewissen dat de betrokken werkgevers en zelfstandigen in staat zijn de verplichtingen voor de arbeidsomstandigheden die gelden in de uitvoeringsfase na te komen, in het bijzonder de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste en derde lid, en 8 van de wet en hoofdstuk 4, afdeling 5.

Artikel

2.27

Melding

Artikel

2.28

Veiligheids- en gezondheidsplan

Artikel

2.29

Aanstelling coördinatoren

Indien in de uitvoeringsfase werkzaamheden worden verricht door:

  • a.

    twee of meer werkgevers;

  • b.

    één werkgever en één of meer zelfstandigen of

  • c.

    twee of meer zelfstandigen,

stelt de opdrachtgever één of meer coördinatoren voor de ontwerpfase aan en stelt de uitvoerende partij één of meer coördinatoren voor de uitvoeringsfase aan.

Artikel

2.30

Taken coördinator voor de ontwerpfase

De coördinator voor de ontwerpfase heeft tot taak om namens de opdrachtgever:

  • a.

    te bewerkstelligen dat artikel 2.26 wordt uitgevoerd;

  • b.

    een veiligheids- en gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.28 op te stellen of te laten opstellen;

  • c.

    een veiligheids- en gezondheidsdossier samen te stellen dat bestemd is voor degene die beslist over de uitvoering van latere werkzaamheden aan het bouwwerk in de gebruiks- of sloopfase. In dit dossier wordt de bouwkundige en technische informatie over het specifieke bouwwerk opgenomen die van belang is voor de veiligheid en gezondheid van werknemers en zelfstandigen die werkzaamheden verrichten in de gebruiks- of sloopfase.

Artikel

2.31

Taken coördinator voor de uitvoeringsfase

De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft tot taak om namens de uitvoerende partij:

  • a.

    te bewerkstelligen dat de maatregelen die werkgevers en zelfstandigen nemen op de bouwplaats ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers en zelfstandigen op doeltreffende wijze worden toegepast;

  • b.

    met het oog op de bescherming van de werknemers en zelfstandigen zeker te stellen dat gelijktijdig of achtereenvolgend aanwezige werkgevers en zelfstandigen op de bouwplaats de werkzaamheden goed op elkaar afstemmen;

  • c.

    de voorlichting van werknemers op de bouwplaats te bewerkstelligen;

  • d.

    de nodige maatregelen te nemen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden;

  • e.

    ervoor te zorgen dat het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld in artikel 2.28, en het dossier, bedoeld in artikel 2.30, onder c, worden aangepast indien de voortgang van het bouwwerk of de onderdelen daarvan daartoe aanleiding geven;

  • f.

    doeltreffende maatregelen te nemen indien werkgevers of zelfstandigen naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze uitvoering geven aan een samenhangende toepassing van hun verplichtingen als bedoeld onder a en b.

Artikel

2.32

Aanvullende verplichtingen opdrachtgever

Artikel

2.33

Aanvullende verplichtingen uitvoerende partij

De uitvoerende partij neemt zodanige maatregelen dat:

  • a.

    de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren kan vervullen;

  • b.

    de coördinator de taken, bedoeld in artikel 2.31, naar behoren uitoefent.

Artikel

2.34

Verplichtingen ontwerpende partij

In het geval van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij of, indien er sprake is van meer ontwerpende partijen, zorgen de ontwerpende partijen ervoor dat aan alle verplichtingen van de opdrachtgever wordt voldaan.

Artikel

2.35

Verplichtingen werkgever

Artikel

2.36

Verplichtingen ontwerpende partij

Vervallen

Artikel

2.37

Verplichtingen uitvoerende partij

Vervallen

Artikel

2.38

Verplichtingen werkgever

Vervallen

Artikel

2.39

Verplichtingen zelfstandig werkende

Vervallen

Afdeling

6

Winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

Artikel

2.40

Toepasselijkheid

Artikel

2.41

Verplichtingen van de werkgever

Artikel

2.42

Samenwerking, veiligheids- en gezondheidsdocument

Artikel

2.42a

Werkvergunning

Artikel

2.42b

Personenregister

Op doelmatige plaatsen is een register aanwezig waarin van degenen die werkzaamheden verrichten in de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie met behulp van boringen zijn vermeld:

  • a.

    naam, voornamen, geslacht;

  • b.

    aard, nummer en een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

  • c.

    gegevens en data betreffende indiensttreding en tewerkstelling;

  • d.

    de onderscheiden functies, waarin zij zijn tewerkgesteld en de data van tewerkstelling daarin;

  • e.

    data en aard van geneeskundige onderzoeken en geneeskundige verklaringen, voorzover deze op grond van dit besluit zijn vereist;

  • f.

    gegevens van certificaten, voorzover die voor het verrichten van de werkzaamheden op grond van dit besluit en het Mijnbouwbesluit zijn vereist.

Artikel

2.42c

Melding van ongevallen en bijna-ongevallen

Afdeling

6A

Winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel

2.42d

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van afdeling 6 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

2.42e

Veiligheids- en gezondheidszorgsysteem

Artikel

2.42f

Veiligheids- en gezondheidsdocument

Artikel

2.42g

Veiligheidsoefeningen

Op alle normaliter bemenste arbeidsplaatsen worden op gezette tijden veiligheidsoefeningen gehouden die erop gericht zijn:

  • a.

    werknemers aan wie in noodgevallen concrete taken worden opgedragen, waarbij noodapparatuur moet worden gebruikt, gehanteerd of bediend, hierin te trainen en na te gaan of zij bekwaam zijn die taken te vervullen;

  • b.

    alle bij de oefeningen gebruikte noodapparatuur te controleren, schoon te maken en zo nodig opnieuw op te laden of te vervangen en alle gebruikte draagbare apparatuur opnieuw naar de plaats te brengen waar zij zich normaliter bevindt;

  • c.

    na te gaan of de reddingsvaartuigen gebruiksklaar zijn.

Artikel

2.42h

Handelingen in noodgevallen

Afdeling

6b

Winningsindustrieën voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen

Artikel

2.42i

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 6 en 6a van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

2.42j

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    zwaar ongeval: zwaar ongeval als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1, van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);

  • b.

    gevaarlijke stof: koolwaterstof.

Artikel

2.42k

Nadere voorschriften uitwerking beleid inzake zware ongevallen

Artikel

2.42l

Risico-inventarisatie en -evaluatie aanvullende voorschriften

Artikel

2.42m

Wijzigingen en periodieke evaluatie

Artikel

2.42n

Deskundige bijstand

Artikel

2.42o

Naburige bedrijven of inrichtingen

Indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers in naburige bedrijven of inrichtingen verstrekt de werkgever uit eigen beweging aan de betreffende bedrijven of inrichtingen algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid van de werknemers in de naburige bedrijven of inrichtingen.

Artikel

2.42p

Exploitatieverbod

Het bedrijf of de inrichting waarop deze afdeling van toepassing is, wordt niet in werking gebracht of gehouden en de verandering, bedoeld in artikel 2.42m, eerste lid, aanhef, wordt niet doorgevoerd, alvorens is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2.42k, 2.24l, 2.42m en 3.37za.

Afdeling

7

Nachtarbeid

Artikel

2.43

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Afdeling

8

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Vervoer

Artikel

2.44

Uitzonderingen voor vervoermiddelen

De afdelingen 2 en 7 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op arbeid verricht in respectievelijk op een luchtvaartuig, een zeeschip of een binnenvaartuig dan wel een voertuig op een openbare weg of een spoorweg.

Artikel

2.45

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek binnenvaart

Iedere werknemer die arbeid verricht aan boord van een schip dat in de binnenvaart wordt ingezet, wordt, in aanvulling op artikel 18 van de wet, jaarlijks in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

Hoofdstuk

3

Inrichting arbeidsplaatsen

Afdeling

1

Algemene voorschriften

§

1

Definities en toepasselijkheid

Artikel

3.1

Begrippen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    elektrische installatie: een samenstel van elektrisch materieel, leidingen en bijbehoren van leidingen;

  • b.

    elektrisch materieel: delen of gedeelten van een elektrische installatie die dienen voor de opwekking, het transport en de toepassing van elektrische energie;

  • c.

    explosieve atmosfeer: een mengsel van lucht en brandbare stoffen in de vorm van gassen, dampen, nevels of stof, onder atmosferische omstandigheden waarin de verbranding zich na ontsteking uitbreidt tot het gehele niet verbrande mengsel;

  • d.

    gebruik van elektriciteit: iedere activiteit met betrekking tot een elektrische installatie waaronder in ieder geval wordt begrepen de bouw, ingebruikneming of buitengebruikstelling, bediening, reparatie, ombouwing, onderhoud en inspectie alsmede het werken in de nabijheid van een elektrische installatie;

  • e.

    hoogspanning: een spanning waarvan de waarde bij wisselspanning hoger is dan 1000 volt effectief tussen de fasen of 600 volt effectief tussen een fase en aarde en bij gelijkspanning hoger is dan 1500 volt tussen de polen of 900 volt tussen een van de polen en aarde;

  • f.

    laagspanning: een spanning met een waarde lager dan hoogspanning.

Artikel

3.1a

Toepasselijkheid

De artikelen 3.3, eerste lid, 3.4, eerste lid, wat betreft het ontwerp en de inrichting van tot een gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving behorende elektrische installaties, 3.6, tweede lid, 3.7, vijfde lid, 3.11, eerste lid, wat betreft het voorschrift dat vloeren van arbeidsplaatsen zoveel mogelijk vrij van gevaarlijke hellingen zijn en voorts zoveel mogelijk vast en stabiel, en derde lid, 3.18, tweede lid, tweede zin, en derde lid, en 3.24, eerste lid, en tweede lid, eerste zin, zijn niet van toepassing op arbeidsplaatsen in een gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.

§

2

Algemene verplichtingen van de werkgever

Artikel

3.2

Algemene vereisten

Artikel

3.2a

Tijdelijke aanvullende vereisten in verband met de bestrijding van de epidemie covid-19

Vervallen

Artikel

3.3

Stabiliteit en stevigheid

Artikel

3.4

Elektrische installaties

Artikel

3.5

Elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie

§

2a

Explosieve atmosferen

Artikel

3.5a

Toepasselijkheid

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

  • a.

    gebieden die direct gebruikt worden voor en gedurende de medische behandeling van patiënten;

  • b.

    het gebruik van gastoestellen die vallen onder het Warenwetbesluit gastoestellen 2018;

  • c.

    de vervaardiging, de bewerking, het gebruik, de opslag en het transport van springstoffen of chemisch instabiele stoffen;

  • d.

    de winningsindustrie in dagbouw, de ondergrondse winningsindustrie en de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen;

  • e.

    het gebruik van vervoermiddelen over land, over het water en door de lucht, met uitzondering van de voertuigen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar zich een explosieve atmosfeer kan voordoen.

Artikel

3.5b

Samenwerking en coördinatie

Artikel

3.5c

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie; explosieveiligheidsdocument

Artikel

3.5d

Algemene preventieve maatregelen

Artikel

3.5e

Maatregelen in gevarenzones

In de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst, worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:

  • a.

    vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;

  • b.

    indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten ontvlambare of brandbare gassen, dampen, nevels of stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootste mogelijke risico op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid;

  • c.

    installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van onderdeel e, slechts in gebruik genomen indien uit het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar is verbonden;

  • d.

    onderdeel c is van overeenkomstige toepassing op arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016, indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar;

  • e.

    voor zover het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, geen aanvullende eisen stelt, worden in de gevarenzones apparaten en beveiligingssystemen gebruikt overeenkomstig de apparatencategorie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016 en toegepast volgens de navolgende principes:

    • 1°.

      gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;

    • 2°.

      gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;

    • 3°.

      gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur;

  • f.

    de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal;

  • g.

    in gebieden waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen;

  • h.

    indien een toestand ontstaat waarin een explosie zich kan gaan voordoen, worden werknemers waar nodig optisch of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken;

  • i.

    voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces waarbij explosieve atmosferen kunnen voorkomen, wordt de explosieveiligheid van de gehele installatie gecontroleerd door een ter zake deskundig persoon.

Artikel

3.5f

Bijzondere maatregelen

Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, hiertoe de noodzaak is gebleken, worden in aanvulling op artikel 3.5e de volgende maatregelen genomen:

  • a.

    schriftelijke instructies worden verstrekt met betrekking tot de uitvoering van de arbeid;

  • b.

    voor de aanvang van arbeid dat gevaar kan opleveren, wordt toestemming verleend door een daartoe bevoegde persoon om deze arbeid te verrichten;

  • c.

    apparaten en beveiligingssystemen worden, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, bij stroomuitval in een veilige bedrijfstoestand gehandhaafd;

  • d.

    automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, worden zonder gevaar manueel uitgeschakeld. Deze ingrepen worden door bevoegde werknemers uitgevoerd;

  • e.

    indien de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, wordt de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt;

  • f.

    vluchtmiddelen worden beschikbaar en gebruiksklaar gehouden zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.

§

2b

Voor de gezondheid schadelijke atmosferen

Artikel

3.5g

Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie

Artikel

3.5h

Veiligheid aan, op of in tankschepen

§

3

Voorzieningen in noodsituaties

Artikel

3.6

Vluchtwegen en nooduitgangen

Artikel

3.7

Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen

Artikel

3.8

Brandmelding en brandbestrijding

Artikel

3.9

Noodverlichting

Arbeidsplaatsen waar werknemers bij het uitvallen van het kunstlicht aan bijzondere gevaren zijn blootgesteld, zijn voorzien van adequate noodverlichting. Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken de werknemers over individuele verlichting.

Artikel

3.10

Redden van drenkelingen

Op arbeidsplaatsen waar gevaar voor verdrinking bestaat wordt dit gevaar zoveel mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen op een goed zichtbare plaats beschikbaar.

§

4

Inrichtingseisen

Artikel

3.11

Vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen

Artikel

3.12

Ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten

Artikel

3.13

Deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen

Artikel

3.14

Verbindingswegen

Artikel

3.15

Markering gevaarlijke plaatsen

Artikel

3.16

Voorkomen valgevaar

Artikel

3.17

Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen

Het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, vijfde lid, laatste volzin, is van toepassing.

Artikel

3.18

Specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms

Artikel

3.19

Afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de arbeidsplaats

§

5

Ontspanningsruimten en andere voorzieningen

Artikel

3.20

Ontspanningsruimten

In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid daarvan is een gemakkelijk toegankelijke ruimte beschikbaar waar de werknemers de pauzes kunnen doorbrengen. Deze ruimte is daartoe geschikt alsmede, afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.

Artikel

3.21

Nachtverblijven

Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte, gelegen tussen het einde en het begin van de dagelijkse arbeidstijd, plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting waar zij werkzaam zijn, is een nachtverblijf beschikbaar. Een nachtverblijf is adequaat ingericht en is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.

Artikel

3.22

Kleedruimten

Artikel

3.23

Wasgelegenheden en doucheruimten

Artikel

3.24

Toiletten en wastafels

Artikel

3.25

Eerste-hulpposten

Afdeling

2

Aanvullende voorschriften bouwplaatsen

Artikel

3.26

Schakelbepaling

Op een bouwplaats zijn naast de voorschriften van afdeling 1 tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

3.27

Algemene vereisten

Artikel

3.28

Stabiliteit en stevigheid

Artikel

3.29

Elektrische installaties en leidingen

Artikel

3.30

Bouwputten, tunnels, uitgravingen en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden

Artikel

3.31

Metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab-elementen

Afdeling

3

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

Artikel

3.32

Schakelbepaling en toepasselijkheid

Artikel

3.33

Schriftelijke voorlichting

Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers alsmede het veilig gebruik van de arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties. De instructies bevatten een verwijzing naar artikel 24, vierde, vijfde en zevende lid, en 26 van de wet.

Artikel

3.35

Reanimatie-apparatuur

Artikel

3.36

Beperken en bestrijden van brand

Vervallen

Afdeling

3A

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw

Artikel

3.36a

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie in dagbouw zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

3.37

Voorkomen instabiliteit

Afdeling

3B

Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën

Artikel

3.37a

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de ondergrondse winningsindustrie zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

3.37b

Plattegronden en bewegwijzering

Artikel

3.37c

Uitgangen

Artikel

3.37d

Transportinstallaties

Artikel

3.37e

Ondersteuning en stabiliteit

Artikel

3.37f

Instortingen en waterdoorbraken

Artikel

3.37g

Voorkoming van brand en temperatuurstijging

Artikel

3.37h

Verlichting

In aanvulling op artikel 3.9 beschikt elke werknemer over een voor het werk geschikte lamp.

Artikel

3.37i

Aanwezigheidscontrole

Het werk wordt zodanig georganiseerd dat op ieder moment kan worden vastgesteld wie er ondergronds is.

Afdeling

3C

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel

3.37j

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van afdeling 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

3.37k

Vereisten inrichting mijnbouwinstallaties

Artikel

3.37l

Verkeer en vervoer

Vervallen

Artikel

3.37m

Onderhoud van veiligheidsapparatuur

Doelmatige veiligheidsapparatuur staat steeds gebruiksklaar en wordt in goede staat gehouden. Bij het onderhoud daarvan wordt naar behoren rekening gehouden met de uitgeoefende activiteiten.

Artikel

3.37n

Nooduitgangen

Artikel

3.37o

Gehandicapte werknemers

Vervallen

Artikel

3.37p

Gevarenzones

Artikel

3.37q

Afstandsbediening in noodgevallen

Artikel

3.37r

Communicatiesystemen

Artikel

3.37s

Verzamelpunten en monsterrol

Artikel

3.37t

Reddingsmiddelen

Artikel

3.37u

Beveiliging noodsystemen

Op mijnbouwinstallaties worden branddetectie- en brandbeschermingssystemen, inrichtingen voor brandblussing of branddoving en alarmsystemen afgeschermd tegen ongelukken en wel op zodanige wijze dat hun functies in noodgevallen operationeel blijven. Zo nodig worden dergelijke systemen in dubbele uitvoering aangebracht.

Artikel

3.37v

Noodplan

Artikel

3.37w

Verblijfsaccommodatie

Artikel

3.37x

Kookgelegenheid

Vervallen

Artikel

3.37y

Veiligheid en stabiliteit

Tijdens de plaatsing van een mijnbouwinstallatie worden alle noodzakelijke maatregelen genomen om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen.

Afdeling

3d

Winningsindustrieën voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen

Artikel

3.37z

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolstoffen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 3 en 3c van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

3.37za

Aanvullend noodplan

Afdeling

4

Aanvullende voorschriften benzinestations

Artikel

3.38

Schakelbepaling

Vervallen

Artikel

3.39

Veiligheidseisen benzinestations

Vervallen

Artikel

3.40

Aanvullende veiligheidseisen voor benzinestations

Vervallen

Afdeling

5

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Onderwijs

Artikel

3.41

Ontspanningsruimten, leerlingen en studenten

Artikel 3.20 is niet van toepassing op leerlingen respectievelijk studenten in onderwijsinrichtingen.

§

2

Vervoer

Artikel

3.42

Uitzonderingen voor vervoermiddelen

§

3

Justitiële inrichtingen

Artikel

3.43

Kleedruimten en enige andere voorzieningen

De artikelen 3.20 tot en met 3.25 zijn niet van toepassing op arbeidsplaatsen in justitiële inrichtingen die vóór 1 september 1990 als zodanig in gebruik waren, voor zover de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

Artikel

3.44

Vluchtwegen en nooduitgangen

De artikelen 3.6 en 3.7 zijn van toepassing op arbeid verricht in de justitiële inrichting door justitieel personeel, gedetineerden of jeugdigen, voor zover geen inbreuk wordt gemaakt op de orde, de veiligheid of de goede gang van zaken in de justitiële inrichting of het ongestoord verloop van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming of andere beperkingen die krachtens enige wet door de daartoe bevoegde autoriteiten zijn opgelegd. Daarbij worden in ieder geval zodanige technische en organisatorische maatregelen getroffen dat het justitieel personeel, de gedetineerden of jeugdigen zich in veiligheid kunnen stellen.

§

4

Jeugdigen

Artikel

3.45

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor jeugdige werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften en verboden.

Artikel

3.46

Deskundig toezicht

Artikel 1.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op jeugdige werknemers die:

  • a.

    arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat;

  • b.

    arbeid verrichten aan, met of in de directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties, bedoeld in artikel 3.1.

§

5

Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel

3.47

Schakelbepaling

In aanvulling op dit hoofdstuk gelden voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften.

Artikel

3.48

Rustruimten

Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan worden gemaakt voor het nemen van rust. In een zodanige ruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke rustbank beschikbaar.

Hoofdstuk

4

Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

Afdeling

1

Gevaarlijke stoffen

§

1

Definities en toepasselijkheid

Artikel

4.1

Definities

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • biologische grenswaarde: limiet van de concentratie in het passende biologische medium van een gevaarlijke stof, de metabolieten daarvan of een indicator van het effect van de betreffende stof;

  • grenswaarde:

    • 1°.

      de limiet van de concentratie of van het tijdgewogen gemiddelde van de concentratie voor een gevaarlijke stof in de individuele ademhalingszone van een werknemer gedurende een gespecificeerde referentieperiode;

    • 2°.

      biologische grenswaarde;

  • ongewilde gebeurtenis: een plotselinge situatie, ongeval, voorval of noodsituatie die gevaar oplevert voor veiligheid en gezondheid van de werknemer of zijn omgeving, en die gelet op de toegepaste stoffen, procédés en maatregelen niet is voorzien.

§

2

Zorgplicht, maatregelen en nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

4.1b

Zorgplicht van de werkgever

Artikel

4.1c

Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen

Artikel

4.1d

Beperking van blootstelling; werkpleketikettering

Artikel

4.2

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen

Artikel

4.2a

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie

Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, gevaarlijke stoffen plegen voor te komen die voldoen aan criteria voor een of meer van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 361, 361f, 361d, 361fd, 362, worden met betrekking tot die stoffen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in aanvulling op artikel 4.2, de volgende gegevens vermeld:

  • a.

    de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag;

  • b.

    het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen;

  • c.

    de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht.

§

3

Grenswaarden, arbeidshygiënische strategie en ventilatie

Artikel

4.3

Grenswaarden

Artikel

4.4

Arbeidshygiënische strategie

Artikel

4.5

Ventilatie

§

4

Maatregelen bij specifieke omstandigheden

Artikel

4.6

Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen

Artikel

4.7

Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen

Artikel

4.8

Explosieve stoffen

Artikel

4.9

Professioneel vuurwerk

Artikel

4.10

Ontplofbare oorlogsresten

§

5

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

4.10a

Onderzoek

Artikel

4.10b

Onderzoek en biologische grenswaarden

Artikel

4.10c

Dossiers en registratie

§

6

Bijzondere bepalingen inzake voorlichting en onderricht

Artikel

4.10d

Voorlichting en onderricht

Afdeling

2

Aanvullende voorschriften kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen en kankerverwekkende processen

§

1

Definities en toepasselijkheid

Artikel

4.11

Definities

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn: Richtlijn nr. 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene, mutagene of reprotoxische agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PbEU 2004, L 158);

  • b.

    kankerverwekkende stof:

    • 1°.

      gevaarlijke stof die voldoet aan de criteria om als kankerverwekkend te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels; of

    • 2°.

      gevaarlijke stof of procedé als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn, alsmede een gevaarlijke stof die vrijkomt bij een in die bijlage bedoeld procedé;

  • c.

    kankerverwekkend proces:

    • 1°.

      een proces dat voldoet aan de criteria om als kankerverwekkend te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;

    • 2°.

      een proces als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn alsmede een stof die vrijkomt bij een proces als bedoeld in bijlage I bij de richtlijn;

    • 3°.

      een bij ministeriële regeling aan te wijzen proces waarbij meervoudige stoffen vrijkomen die worden ingedeeld in één van de in onderdeel b, onder 1°, genoemde categorieën waarvoor voor de afzonderlijke stoffen geen concentratiegrenzen gelden;

  • d.

    mutagene stof: gevaarlijke stof die voldoet aan de criteria om als mutageen in geslachtscellen te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;

  • e.

    reprotoxische stof: gevaarlijke stof die voldoet aan de criteria om als voor de voortplanting giftige stof te worden ingedeeld in categorie 1A of 1B als bedoeld in bijlage I bij EG-Verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels;

  • f.

    reprotoxische stof met drempelwaarde: reprotoxische stof waarvoor een veilig blootstellingsniveau bestaat waaronder blootstelling geen schadelijk effect heeft op de gezondheid van werknemers, en die bij ministeriële regeling als zodanig is aangemerkt;

  • g.

    gevarenzone: plaats binnen een bedrijf of inrichting waar werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan mutagene of kankerverwekkende stoffen, of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen.

Artikel

4.12

Schakelbepaling

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, is naast afdeling 1 van dit hoofdstuk, met inachtneming van artikel 4.1a, eerste lid, tevens deze afdeling van toepassing.

§

2

Schriftelijke beoordeling en vastlegging van gegevens

Artikel

4.13

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen, worden, met betrekking tot deze stoffen of processen in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet en in aanvulling op artikel 4.2, in ieder geval de volgende gegevens opgenomen:

  • a.

    de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof of het toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is;

  • b.

    de hoeveelheid van de kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de opslag respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te worden toegepast;

  • c.

    de soort arbeid die met de kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof pleegt te worden verricht of waarbij het kankerverwekkende proces pleegt te worden toegepast;

  • d.

    het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stof of een kankerverwekkend proces pleegt te worden blootgesteld of kan worden blootgesteld;

  • e.

    de preventieve maatregelen die zijn genomen om de blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen te voorkomen of te minimaliseren;

  • f.

    de persoonlijke beschermingsmiddelen die worden gebruikt bij arbeid waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of aan stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen;

  • g.

    de gevallen waarin kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of kankerverwekkende processen worden vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

Artikel

4.14

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen

Vervallen

Artikel

4.15

Lijst van werknemers

§

3

Grenswaarden en voorkomen of beperken van blootstelling

Artikel

4.16

Grenswaarden

Artikel

4.17

Voorkomen van blootstelling; vervangen

Zodanige technische en organisatorische maatregelen zijn genomen dat de kans op blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of stoffen die vrijkomen bij kankerverwekkende processen zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, met name door kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische stoffen of stoffen en kankerverwekkende processen, voor zover dit technisch uitvoerbaar is, te vervangen door stoffen of processen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen of processen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld.

Artikel

4.18

Voorkomen of beperken van blootstelling

Artikel

4.19

Beperken van blootstelling

Artikel

4.20

Hygiënische beschermingsmaatregelen

Artikel

4.21

Abnormaal blootstellingniveau

Indien zich een abnormale toename van het blootstellingniveau, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, voordoet, wordt de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of worden, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, onmiddellijk in kennis gesteld van de oorzaken van de toename en van de maatregelen die zijn of worden genomen om de oorzaken weg te nemen en blootstelling zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

§

4

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

4.22

Onderzoek

Vervallen

Artikel

4.23

Uitvoering en inhoud van onderzoek

Artikel

4.24

Dossiers en registratie

Vervallen

Afdeling

3

Artikel

4.25

Definities

Vervallen

Artikel

4.25a

Schakelbepaling

Vervallen

Artikel

4.25b

Afwijkende bepalingen

Vervallen

Artikel

4.26

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten

Vervallen

Artikel

4.27

Meetpunt

Vervallen

Artikel

4.28

Meetinstrumenten

Vervallen

Artikel

4.29

Resultaten van metingen

Vervallen

Artikel

4.30

Grenswaarde

Vervallen

Artikel

4.31

Bewakingssysteem

Vervallen

Artikel 4.32

Vervallen

Artikel 4.33

Vervallen

Artikel 4.34

Vervallen

Artikel

4.35

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Vervallen

Afdeling

4

Benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen

Artikel

4.36

Verbod van benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen

Vervallen

Afdeling

5

Aanvullende voorschriften asbest

§

1

Definities en toepasselijkheid

Artikel

4.37

Definitie asbest

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    asbest: stoffen die een of meer van de volgende vezelachtige silicaten bevatten:

    • 1°.

      actinoliet (Cas-nummer 77536–66–4);

    • 2°.

      amosiet (Cas-nummer 12172–73–5);

    • 3°.

      anthofylliet (Cas-nummer 77536–67–5);

    • 4°.

      chrysotiel (Cas-nummer 12001–29–5);

    • 5°.

      tremoliet (Cas-nummer 77536–68–6);

    • 6°.

      crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4);

  • b.

    asbesthoudende producten: producten die een of meer van de onder a genoemde vezelachtige silicaten bevatten;

  • c.

    asbestvezel: een asbestdeeltje dat langer is dan 5 micrometer, een breedte heeft van minder dan 3 micrometer en een lengte/breedteverhouding van meer dan 3/1;

  • d.

    object: constructie, installatie, apparaat of transportmiddel, niet zijnde een bouwwerk.

Artikel

4.37a

Schakelbepaling

Indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan asbest of asbesthoudende producten is naast de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk, met inachtneming van de artikelen 4.37b en 4.37c, tevens deze afdeling van toepassing.

Artikel

4.37c

Toepasselijkheid

Deze afdeling is van toepassing op werkzaamheden met betrekking tot asbest of asbesthoudende producten indien de concentratie asbest hoger is dan honderd milligram per kilogram droge stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van het Productenbesluit asbest.

§

2

Verbodsbepalingen

Artikel

4.38

Spuitverbod

Vervallen

Artikel

4.39

Crocidolietverbod

Vervallen

Artikel

4.40

Uitzonderingen op het crocidolietverbod

Vervallen

Artikel

4.41

Asbestverbod

Vervallen

Artikel

4.42

Uitzonderingen op het asbestverbod

Vervallen

§

3

Voorschriften voor het werken met asbest en asbesthoudende producten

Artikel

4.43

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen

Vervallen

Artikel

4.44

Risicoklasse 1

Deze paragraaf is van toepassing indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat in de lucht waaraan werknemers in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld, de som van de concentratie asbestvezels van het type chrysotiel als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, eerste lid, en van de concentratie amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, kleiner is dan 1.

Artikel

4.45

Preventieve maatregelen

Artikel

4.45a

Aanvullende voorlichting

Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor blootstelling aan asbeststof bestaat, wordt doeltreffende voorlichting gegeven over:

  • a.

    mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan asbeststof; en

  • b.

    de noodzaak van het toezicht op het asbestgehalte in de lucht en de daarvoor geldende grenswaarden.

Artikel

4.45b

Aanvullend onderricht

Artikel

4.46

Grenswaarden

Artikel

4.47

Meten en monsterneming

Artikel

4.47a

Maatregelen bij overschrijding van een grenswaarde

Artikel

4.47b

Reiniging en visuele inspectie

Artikel

4.47c

Melding

§

4

Aanvullende voorschriften voor het werken met asbest en asbesthoudende producten

Artikel

4.48

Risicoklasse 2

Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat in de lucht waaraan werknemers in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld, de som van de concentratie asbestvezels van het type chrysotiel als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, eerste lid, en van de concentratie amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, groter is dan of gelijk is aan 1, dan is in aanvulling op paragraaf 3 tevens deze paragraaf van toepassing.

Artikel

4.48a

Aanvullende maatregelen

Artikel

4.49

Melding

Vervallen

Artikel

4.50

Werkplan

Artikel

4.51

Hygiënische beschermingsmaatregelen

Artikel

4.51a

Eindbeoordeling

Artikel

4.52

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

4.53

Registratie

§

5

Extra aanvullende voorschriften voor het werken met asbest en asbesthoudende producten

Artikel

4.53a

Risicoklasse 2A

Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat de concentratie van de amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet in de lucht waaraan werknemers in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld, hoger is dan de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, is in aanvulling op de paragrafen 3 en 4 tevens deze paragraaf van toepassing.

Artikel

4.53b

Aanvullende maatregelen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

4.53c

Eindbeoordeling

Artikel

4.54

Verzwaarde eindbeoordeling

Vervallen

§

6

Certificatie

Artikel

4.54a

Asbestinventarisatie

Artikel

4.54b

Uitzonderingen asbestinventarisatie

Artikel 4.54a is niet van toepassing indien de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid, betrekking hebben op:

  • a.

    werkzaamheden die worden uitgevoerd in of aan bouwwerken of objecten die op of na 1 januari 1994 zijn gebouwd dan wel vervaardigd;

  • b.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen, telecombuizen en mantelbuizen, voor zover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare water-, gas-, elektra-, riool-, of telecomleidingnet;

  • c.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van rem- en frictiematerialen;

  • d.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen;

  • e.

    het als een geheel verwijderen van verwarmingstoestellen;

  • f.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen;

  • g.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van pakkingen uit verbrandingsmotoren;

  • h.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van pakkingen uit procesinstallaties of onderdelen van procesinstallaties, inclusief aan- en afvoerende leidingen;

  • i.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van pakkingen uit verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen dat lager is dan 2250 kilowatt;

  • j.

    wegen als bedoeld in het Besluit asbestwegen milieubeheer;

  • k.

    het geheel of gedeeltelijk verwijderen van gas- en elektrotechnische componenten die aanwezig zijn in:

Artikel

4.54c

Uitzonderingen maatregelen

Vervallen

Artikel

4.54d

Deskundigheid bij het werken met asbest

Artikel

4.55

Werkplan

Vervallen

Artikel

4.55a

Eindbeoordeling

Vervallen

Artikel

4.56

Crocidoliet

Vervallen

§

7

Bijzondere bepalingen inzake voorlichting en onderricht

Artikel

4.57

Voorlichting en onderricht

Vervallen

Afdeling

6

Specifieke gezondheidsschadelijke stoffen

Artikel

4.58

Propaansultonverbod

Artikel

4.59

Specifieke stoffenverbod

Artikel

4.60

Zandsteenverbod

Artikel

4.61

Zandstraalverbod

Artikel

4.61a

Verbod van benzeen en gechloreerde koolwaterstoffen

Artikel

4.61b

Loodwitverbod

Afdeling

7

Vluchtige organische stoffen

Artikel

4.62a

Definitie

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder vluchtige organische stoffen: organische verbindingen en mengsels hiervan, die bij 293,15 K een dampspanning hebben van ten minste 0,01 kPa dan wel een overeenkomstige vluchtigheid bij de specifieke gebruiksomstandigheden.

Artikel

4.62b

Voorkomen van blootstelling; vervangen

Ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden wordt het gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen zoveel mogelijk voorkomen door vluchtige organische stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door producten die vluchtige organische stoffen bevatten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien van die werkzaamheden aangewezen producten.

Artikel

4.63

Definitie lood

Vervallen

Artikel

4.64

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen

Vervallen

Artikel

4.65

Eerste actieniveau loodgehalte in het bloed

Vervallen

Artikel

4.66

Tweede actieniveau loodgehalte in het bloed, actieniveau concentratie van lood in de lucht

Vervallen

Artikel

4.67

Nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten

Vervallen

Artikel

4.68

Luchtgrenswaarde

Vervallen

Artikel

4.69

Registratie

Vervallen

Artikel

4.70

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Vervallen

Artikel

4.71

Derde actieniveau

Vervallen

Artikel

4.72

Bloedgrenswaarde

Vervallen

Artikel

4.73

ALAU-grenswaarde

Vervallen

Artikel

4.74

Uitvoering arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Vervallen

Artikel

4.75

Eten en drinken

Vervallen

Artikel

4.76

Hygiënische beschermingsmaatregelen

Vervallen

Artikel

4.77

Voorlichting

Vervallen

Artikel

4.78

Loodwitverbod

Vervallen

Artikel

4.79

Schriftelijke voorlichting

Vervallen

Artikel

4.80

Wasgelegenheden en doucheruimten

Vervallen

Artikel

4.81

Uitzondering

Vervallen

Afdeling

8

Fosforlucifers

Artikel

4.82

Definitie

Vervallen

Artikel

4.83

Fosforlucifersverbod

Vervallen

Afdeling

9

Biologische agentia

§

1

Definities en toepasselijkheid

Artikel

4.84

Biologische agentia, celculturen en micro-organismen

§

2

Risico-inventarisatie en -evaluatie en gevolgen categorie-indeling

Artikel

4.85

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

4.86

Gevolgen categorie-indeling

§

3

Maatregelen met betrekking tot de blootstelling

Artikel

4.87

Voorkomen van blootstelling; vervangen

Indien de aard van de arbeid het toelaat, worden schadelijke biologische agentia vervangen door biologische agentia die, gelet op de stand van de wetenschap en de techniek en de werkomstandigheden, niet of minder gevaarlijk zijn voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers.

Artikel

4.87a

Voorkomen of beperken van blootstelling

Artikel

4.87b

Maatregelen ter voorkoming of beperking van blootstelling aan legionellabacteriën bij het in bedrijf nemen en houden van een luchtbevochtigingsinstallatie en een waterinstallatie

Artikel

4.88

Veiligheidssignalering

De plaatsen waar arbeid wordt verricht met biologische agentia worden duidelijk afgebakend en worden gemarkeerd met een veiligheidssignalering dat voldoet aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

Artikel

4.89

Hygiënische beschermingsmaatregelen

Artikel

4.90

Registratie

§

4

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

4.91

Onderzoek en vaccins

§

5

De ondernemingsraad

Artikel

4.92

Informatie in verband met ongeval of incident

De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt respectievelijk worden op de hoogte gesteld van ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan, zich bijna heeft voorgedaan of zich mogelijkerwijs heeft voorgedaan met biologische agentia en dat heeft geleid tot het vrijkomen, net niet vrijkomen of mogelijkerwijs vrijkomen van een agens of agentia van categorie 2, 3 of 4. Daarbij worden tevens de oorzaken van het ongeval of incident meegedeeld, alsmede de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om de gevolgen te verhelpen en verdere ongevallen of incidenten te voorkomen.

Artikel

4.93

Overige informatie

§

6

Toezicht

Artikel

4.94

Melding

Artikel

4.95

Ongevallen of incidenten

De toezichthouder of een door Onze Minister aan te wijzen andere instantie wordt zo spoedig mogelijk melding gedaan van ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan en heeft geleid of mogelijkerwijs heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van categorie 3 of 4 en dat besmetting van werknemers door deze agentia kan veroorzaken.

Artikel

4.96

Overdracht gegevens

In geval de werkgever de werkzaamheden beëindigt worden het in artikel 4.90 bedoelde register en de resultaten van het in artikel 4.91 bedoelde arbeidsgezondheidskundig onderzoek, in geval deze bij de werkgever berusten, overgedragen aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

§

7

Bijzondere bepalingen in verband met andere dan microbiologisch diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde

Artikel

4.97

Gezondheidszorg en diergeneeskunde

Artikel

4.98

Beschermingsmaatregelen

In isolatieafdelingen met patiënten of dieren die besmet zijn of mogelijkerwijs besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4, worden passende beschermingsmaatregelen als bedoeld in bijlage V, kolom A, bij de richtlijn getroffen.

§

8

Speciale maatregelen in laboratoria, ruimten voor proefdieren en industriële procédés

Artikel

4.99

Beheersingsniveaus laboratoria en ruimten voor proefdieren

Artikel

4.100

Beheersingsniveaus industriële procédés

Artikel

4.101

Beheersingsniveau van niet in bijlage III bij de richtlijn genoemde biologische agentia

Indien arbeid als bedoeld in deze paragraaf wordt verricht met biologische agentia die niet op grond van bijlage III bij de richtlijn in een van de in artikel 4.84, derde lid, bedoelde categorieën zijn ingedeeld, maar waarvan wel aanwijzingen bestaan dat deze agentia naar verwachting dienen te worden ingedeeld in categorie 3 of 4, wordt ten minste beheersingsniveau 3 van bijlage V respectievelijk VI bij de richtlijn in acht genomen.

§

9

Bijzondere bepalingen inzake voorlichting en onderricht

Artikel

4.102

Voorlichting en onderricht

Afdeling

10

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

Paragraaf

1

Defensie

Artikel

4.102a

Uitzondering Defensie

§

1a

Vervoer

§

2

Jeugdigen

Artikel

4.104

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk, gelden voor jeugdige werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften en verboden.

Artikel

4.105

Arbeidsverboden voor gevaarlijke stoffen en biologische agentia

Artikel

4.106

Deskundig toezicht bij arbeid met gevaarlijke stoffen

Artikel 1.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op jeugdige werknemers die:

  • a.

    arbeid verrichten met een gevaarlijke stof die voldoet aan criteria voor een van de volgende gevarenaanduidingen als bedoeld in EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: H-zinnen 200, 201, 202, 203, 204, 205, 220, 221, 222, 224, 225, 240, 241, 242, 314, 315, 318, 319 of 335, of de bijzondere aanduidingen: EUH070 of EUH071;

  • b.

    arbeid verrichten met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door sterke temperatuurverlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen;

  • c.

    arbeid verrichten aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin zich een of meer van de onder a of b bedoelde stoffen of gassen bevinden;

  • d.

    artikelen die ontplofbare stoffen, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel e, bevatten, vervaardigen of hanteren.

§

3

Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel

4.107

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften.

Artikel

4.108

Blootstelling aan gevaarlijke stoffen

Artikel

4.109

Arbeidsverboden enkele biologische agentia

Het is een zwangere werknemer verboden arbeid te verrichten waarbij zij kunnen worden blootgesteld aan de biologische agentia Toxoplasma en Rubellavirus, bedoeld in afdeling 9 van dit hoofdstuk, tenzij is gebleken dat zij hiervoor immuun is.

§

4

Thuiswerkers

Artikel

4.110

Gevaarlijke stoffen

Vervallen

Artikel

4.111

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie

Vervallen

Artikel

4.112

Verpakking en etikettering

Vervallen

Artikel

4.113

Maatregelen

Vervallen

Artikel

4.114

Brandbestrijdingsmiddelen

Vervallen

Artikel

4.115

Voorkomen, beperken van ongewilde gebeurtenissen

Vervallen

Artikel

4.116

Voorlichting

Vervallen

Hoofdstuk

5

Fysieke belasting

Afdeling

1

Fysieke belasting

Artikel

5.1

Definitie richtlijn

In deze afdeling wordt verstaan onder richtlijn: Richtlijn nr. 90/269/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het handmatig hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers (PbEG 1990, L 156).

Artikel

5.2

Voorkomen gevaren

De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer.

Artikel

5.3

Beperken gevaren en risico-inventarisatie en -evaluatie

Voorzover de gevaren, bedoeld in artikel 5.2, redelijkerwijs niet kunnen worden voorkomen:

  • a.

    wordt met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de arbeid zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode toegepast of worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt;

  • b.

    worden in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, met inachtneming van bijlage I bij de richtlijn, de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld, waarbij met name wordt gelet op de kenmerken van de last, de vereiste lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de taak.

Artikel

5.4

Ergonomische inrichting werkplekken

Tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden werkplekken ingericht volgens de ergonomische beginselen.

Artikel

5.5

Voorlichting

Artikel

5.6

Bijlagen richtlijn

Met betrekking tot fysieke belasting worden de bijlagen I en II bij de richtlijn in acht genomen.

Afdeling

2

Beeldschermwerk

Artikel

5.7

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    beeldscherm: een alfanumeriek of grafisch scherm, ongeacht het gebruikte afbeeldingsprocédé;

  • b.

    beeldschermwerkplek: het geheel dat bestaat uit beeldschermapparatuur, in voorkomend geval voorzien van toetsenbord of voorziening voor gegevensinvoer en of de interface mens/machine bepalende software, facultatieve accessoires, nevenapparatuur, telefoon, modem, printer, documenthouder, stoel, werktafel of werkvlak alsmede de onmiddellijke werkomgeving.

Artikel

5.8

Toepasselijkheid

Artikel

5.9

Risico-inventarisatie en -evaluatie

Artikel

5.10

Dagindeling van de arbeid

De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid op gezette tijden wordt afgewisseld door andersoortige arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht.

Artikel

5.11

Maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het gezichtsvermogen van de werknemers

Artikel

5.12

Voorschriften voor de inrichting van beeldschermwerkplekken

Onverminderd artikel 5.4 worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de beeldschermwerkplek en de wisselwerking tussen de gebruikte apparatuur en de werknemers.

Afdeling

3

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Vervoer

Artikel

5.13

Toepasselijkheid

Afdeling 2 van dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

  • a.

    bestuurdersplaatsen op een voertuig op een openbare weg of spoorweg;

  • b.

    computersystemen in een luchtvaartuig, een zeeschip of een binnenvaartuig dan wel een voertuig op een openbare weg of spoorweg.

§

2

Zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

Artikel

5.13a

Fysieke belasting

Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden om:

  • a.

    dagelijks meer dan eenmaal per uur te hurken, knielen, bukken of staande voetpedalen te bedienen tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap;

  • b.

    meer te tillen dan 10 kilogram in één handeling gedurende de hele zwangerschap en in de periode tot drie maanden na de bevalling;

  • c.

    meer dan 10 keer per dag gewichten van meer dan 5 kilogram te tillen vanaf de twintigste week van de zwangerschap; of

  • d.

    meer dan 5 keer per dag gewichten van meer dan 5 kilogram te tillen vanaf de dertigste week van de zwangerschap.

§

3

Thuiswerkers

Artikel

5.14

Toepasselijkheid

Vervallen

Artikel

5.15

Werkplek

Vervallen

Hoofdstuk

6

Fysische factoren

Afdeling

1

Temperatuur en luchtverversing

Artikel

6.1

Temperatuur

Artikel

6.2

Luchtverversing

Afdeling

2

Verlichting

Artikel

6.3

Daglicht en kunstlicht

Artikel

6.4

Weren van zonlicht

In een besloten ruimte waar arbeid wordt verricht kan rechtstreeks invallend zonlicht worden geweerd.

Afdeling

3

Lawaai

§

1

Algemeen

Artikel

6.6

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    piekgeluidsdruk (Ppiek): maximumwaarde van de «C»-frequentiegewogen momentane lawaaidruk;

  • b.

    dagelijkse blootstelling aan lawaai (LEX,8h) (dB(A) re. 20 μPa): tijdgewogen gemiddelde van de niveaus van blootstelling aan lawaai op een nominale werkdag van acht uur, zoals gedefinieerd in de internationale norm ISO 1999:2016, punt 3.1. Dit omvat alle op het werk aanwezige geluiden, met inbegrip van impulsgeluiden;

  • c.

    wekelijkse blootstelling aan lawaai (LEX,8h): tijdgewogen gemiddelde van de dagelijkse niveaus van blootstelling aan lawaai in een nominale week van vijf werkdagen van acht uur, zoals gedefinieerd in de internationale norm ISO 1999:2016, punt 3.1 (noot 2).

§

2

Voorschriften met betrekking tot lawaai

Artikel

6.7

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen en meten

Artikel

6.8

Maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling

Artikel

6.9

Weekgemiddelde

In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van «de dagelijkse blootstelling aan lawaai» gelezen «de wekelijkse blootstelling aan lawaai». In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken.

Artikel

6.10

Audiometrisch onderzoek

Artikel

6.10a

Maatregelen bij gehoorbeschadiging

Artikel

6.11

Voorlichting en onderricht

Aan werknemers die worden blootgesteld aan een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:

  • a.

    de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai;

  • b.

    de genomen maatregelen, bedoeld in artikel 6.8, om de risico’s, bedoeld onder a, te voorkomen of tot een minimum te beperken;

  • c.

    de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid, en de grenswaarden, bedoeld in artikel 6.8, tiende lid;

  • d.

    de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, bedoeld in artikel 6.7, eerste en tweede lid, en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;

  • e.

    het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers;

  • f.

    hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld;

  • g.

    de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek en het doel van dit onderzoek en

  • h.

    veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken.

Afdeling

3a

Trillingen

§

1

Algemeen

Artikel

6.11a

Definities, grenswaarden en actiewaarden

§

2

Voorschriften met betrekking tot trillingen

Artikel

6.11b

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen en meten

Artikel

6.11c

Voorkomen of beperken van schadelijke trillingen

Artikel

6.11d

Voorlichting en onderricht

Aan werknemers die aan risico’s in verband met mechanische trillingen op het werk worden blootgesteld, worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:

  • a.

    maatregelen die zijn genomen om de risico's in verband met mechanische trillingen weg te nemen of tot een minimum te beperken;

  • b.

    de grenswaarden en actiewaarden voor blootstelling;

  • c.

    de resultaten van de overeenkomstig artikel 6.11b verrichte beoordelingen en metingen van mechanische trillingen en de gezondheidsschade die de gebruikte arbeidsmiddelen kunnen veroorzaken;

  • d.

    het nut van en de methode voor het opsporen en melden van symptomen van gezondheidsschade;

  • e.

    de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek;

  • f.

    veilige werkmethoden om de blootstelling aan mechanische trillingen tot een minimum te beperken.

Artikel

6.11e

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek inzake trillingen

Afdeling

4

Straling

Artikel

6.12

Toestellen

Vervallen

Afdeling

4a

Kunstmatige optische straling

§

1

Algemeen

Artikel

6.12a

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn: richtlijn nr. 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico’s van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PbEU 2006, L 114);

  • b.

    optische straling: elektromagnetische straling in het golflengtegebied tussen 100 nm en 1 mm, waarbij het spectrum van de optische straling wordt ingedeeld in ultraviolette straling, zichtbare straling en infrarode straling;

  • c.

    ultraviolette straling: optische straling in het golflengtegebied tussen 100 nm en 400 nm, waarbij het ultraviolette gebied wordt ingedeeld in UVA (315 nm – 400 nm), UVB (280 nm – 315 nm) en UVC (100 nm – 280 nm);

  • d.

    zichtbare straling: optische straling in het golflengtegebied tussen 380 nm en 780 nm;

  • e.

    infrarode straling: optische straling in het golflengtegebied tussen 780 nm en 1 mm, waarbij het infrarode gebied wordt ingedeeld in IRA (780 nm – 1400 nm), IRB (1400 nm – 3000 nm) en IRC (3000 nm – 1 mm);

  • f.

    kunstmatige optische straling: optische straling die niet afkomstig is van natuurlijke bronnen;

  • g.

    laser: apparaat dat in staat is om elektromagnetische straling in het golflengtegebied van optische straling te produceren of te versterken, hoofdzakelijk via gecontroleerde gestimuleerde emissie;

  • h.

    laserstraling: optische straling afkomstig van een laser;

  • i.

    niet-coherente straling: optische straling die geen laserstraling is;

  • j.

    grenswaarden: grenzen voor de blootstelling aan optische straling, die direct gebaseerd zijn op bewezen gezondheidseffecten en biologische overwegingen;

  • k.

    bestralingssterkte (E) of vermogensdichtheid: het invallend vermogen aan straling per eenheid van oppervlakte uitgedrukt in watts per vierkante meter (Wm-2);

  • l.

    bestralingsdosis (H): de tijdsintegraal van de bestralingssterkte uitgedrukt in joules per vierkante meter (Jm-2);

  • m.

    radiantie (L): de stralingsstroom of het vermogen per eenheid van ruimtehoek uitgedrukt in watts per vierkante meter per steradiaal (Wm-2sr-1);

  • n.

    niveau: de combinatie van bestralingssterkte, stralingsblootstelling en radiantie waaraan een werknemer is blootgesteld.

Artikel

6.12b

Toepassingsgebied

Deze afdeling is van toepassing op arbeid waarbij de werknemer wordt of kan worden blootgesteld aan kunstmatige optische straling in zodanig mate dat dit een gevaar voor de gezondheid en veiligheid kan opleveren door het optreden van negatieve effecten op de ogen of de huid.

Artikel

6.12c

Grenswaarden voor blootstelling

Bij de uitvoering van de voorschriften van deze afdeling gelden de volgende grenswaarden:

  • a.

    de grenswaarden voor blootstelling aan incoherente straling, anders dan die welke worden uitgestraald door natuurlijke bronnen van optische straling, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn;

  • b.

    de grenswaarden voor blootstelling aan laserstraling, bedoeld in bijlage II bij de richtlijn.

§

2

Voorschriften met betrekking tot kunstmatige optische straling

Artikel

6.12d

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen, meten en berekenen

Artikel

6.12e

Maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling

Artikel

6.12f

Voorlichting en onderricht

Artikel

6.12g

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Afdeling

4b

Elektromagnetische velden

§

1

Algemeen

Artikel

6.12h

Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    actieniveaus: niveaus van elektromagnetische velden buiten het lichaam, vastgesteld om eenvoudiger te kunnen aantonen dat de relevante grenswaarden in acht zijn genomen, of, in voorkomend geval, om de maatregelen, bedoeld in deze afdeling, te nemen;

  • b.

    directe biofysische effecten: effecten op het menselijk lichaam rechtstreeks veroorzaakt door de aanwezigheid ervan in een elektromagnetisch veld, waaronder:

    • 1°.

      thermische effecten, zoals opwarming van weefsel door absorptie van energie van elektromagnetische velden in het weefsel;

    • 2°.

      niet-thermische effecten, zoals stimulering van spieren, zenuwen of zintuigen; en

    • 3°.

      elektrische stromen in extremiteiten;

  • c.

    elektromagnetische velden: statische elektrische, statische magnetische en tijdsafhankelijke elektrische, magnetische en elektromagnetische velden met frequenties tot 300 GHz;

  • d.

    grenswaarden: grenswaarden voor de blootstelling, uitgedrukt in grootheden die de fysische effecten karakteriseren die door elektromagnetische velden in het lichaam worden geïnduceerd;

  • e.

    grenswaarden voor effecten op de gezondheid: grenswaarden bij overschrijding waarvan werknemers effecten kunnen ondervinden die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals opwarming of stimulering van de zenuwen en het spierweefsel;

  • f.

    grenswaarden voor effecten op de zintuigen: grenswaarden bij overschrijding waarvan werknemers voorbijgaande verstoringen van de zintuiglijke waarneming en geringe wijzigingen in de hersenfuncties kunnen ondervinden;

  • g.

    indirecte effecten: effecten veroorzaakt door de aanwezigheid van een object in een elektromagnetisch veld, die een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid kunnen opleveren, waaronder:

    • 1°.

      interferentie met medische elektronische apparatuur en hulpmiddelen, waaronder pacemakers en andere implantaten of op het lichaam gedragen medische hulpmiddelen;

    • 2°.

      het risico op projectielwerking van ferromagnetische voorwerpen in statische magnetische velden;

    • 3°.

      het in werking stellen van elektrische ontstekingen;

    • 4°.

      brand en explosies als gevolg van de ontbranding van brandbare materialen door vonken als gevolg van geïnduceerde velden, contactstromen of vonkontladingen; en

    • 5°.

      contactstromen;

  • h.

    MRI: magnetic resonance imaging;

  • i.

    richtlijn: richtlijn nr. 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (PbEU 2004, L 159) (PbEU 2013, L 179).

Artikel

6.12i

Toepassingsgebied

Artikel

6.12j

Grenswaarden voor blootstelling en actieniveaus

§

2

Verplichtingen

Artikel

6.12k

Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen, meten en berekenen

Artikel

6.12l

Maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling

Artikel

6.12m

Voorlichting en opleiding van de werknemers

§

3

Diverse bepalingen

Artikel

6.12n

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

6.12o

MRI-apparatuur

Afdeling

5

Werken onder overdruk

Artikel

6.13

Definities en toepasselijkheid

Artikel

6.14

Geschiktheid

Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht door een persoon, die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel

6.14a

Arbeidsgezondheidskundig onderzoek

Artikel

6.14b

Duikerarts

In verband met de uitvoering van arbeidsgezondheidskundige onderzoeken als bedoeld in artikel 6.14a, eerste en tweede lid, kunnen voor de afgifte van het certificaat duikerarts, bedoeld in artikel 6.14a, derde lid, bij ministeriële regeling verschillende vakbekwaamheids-, opleidings- of registratie-eisen worden gesteld.

Artikel

6.15

Veiligheidsmaatregelen

Artikel

6.15a

Certificering onderhoudssysteem duik- en caissonmaterieel

Vervallen

Artikel

6.16

Duikarbeid

Artikel

6.17

Melding duikarbeid

Artikel

6.18

Compressiekamer duikarbeid

Artikel

6.19

Caissonarbeid

Artikel

6.20

Compressiekamer caissonarbeid

Afdeling

5A

Aanvullende voorschriften ondergrondse winningsindustrieën

Artikel

6.20a

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de ondergrondse winningsindustrie zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 5 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

6.20b

Ventilatie

Artikel

6.20c

Verlichting

Vervallen

Afdeling

5B

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën met behulp van boringen

Artikel

6.20d

Schakelbepaling

Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 5 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

6.20e

Verlichting

Verlichtingsinstallaties zijn zodanig ontworpen dat operationele bedieningsruimten, vluchtwegen, inschepingszones en gevaarlijke zones gedurende de aanwezigheid van de werknemers verlicht zijn.

Afdeling

6

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Vervoer

Artikel

6.21

Uitzondering geluid

Vervallen

Artikel

6.22

Definitie

Vervallen

Artikel

6.23

Geluidsvoorschriften zeeschepen en luchtvaartuigen

Vervallen

Artikel

6.24

Andere uitzonderingen voor vervoermiddelen

§

2

Justitiële inrichtingen

Artikel

6.25

Klimaat, daglicht en kunstlicht en luchtverversing

De artikelen 6.1, 6.2 en 6.3 zijn niet van toepassing op arbeidsplaatsen in justitiële inrichtingen die vóór 1 september 1990 als zodanig in gebruik waren, voor zover de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

§

3

Jeugdigen

Artikel

6.26

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor jeugdige werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften en verboden.

Artikel

6.27

Arbeidsverboden jeugdige werknemers

§

4

Zwangere werknemers

Artikel

6.28

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor zwangere werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften.

Artikel

6.29

Arbeidsverboden werken onder overdruk

Het is een zwangere werknemer verboden duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk als bedoeld in artikel 6.13 te verrichten.

Artikel

6.29a

Werken in ondergrondse winningsindustrie

Het is een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie verboden arbeid te verrichten in de ondergrondse winningsindustrie.

Artikel

6.29b

Schadelijke trillingen

Het is een zwangere werknemer verboden om op de arbeidsplaats:

  • a.

    te worden blootgesteld aan lichaamstrillingen of schokken met een versnelling van meer dan 0.25 m/s2; of

  • b.

    in direct contact te komen met een ultrasonore trillingsbron met een frequentie boven de 20 kHz waarbij de blootstelling hoger is dan 110 dB per tertsband.

Artikel

6.29c

Schadelijk geluid

Het is een zwangere werknemer verboden om op de arbeidsplaats te worden blootgesteld aan equivalente geluidsniveaus boven de 80 dB(A) en piekgeluiden boven de 112 Pa.

§

5

Thuiswerkers

Artikel

6.30

Daglicht en kunstlicht

Vervallen

§

6

Onderwijs

Artikel

6.31

Duikarbeid leerlingen en studenten

Hoofdstuk

7

Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden

Afdeling

1

Toepasselijkheid en definitie

Artikel

7.1

Arbeidsmiddelen buiten gebruik

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op arbeidsmiddelen die op een zodanige manier zijn gedemonteerd of gesloopt, dat zij niet op eenvoudige wijze weer in gebruik genomen kunnen worden.

Artikel

7.2

Arbeidsmiddelen met een CE-markering

Artikel

7.2a

Definitie keuring

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder keuring: een onderzoek of een beproeving.

Afdeling

2

Algemene voorschriften

Artikel

7.3

Geschiktheid arbeidsmiddelen

Artikel

7.4

Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen

Artikel

7.4a

Keuringen

Artikel

7.5

Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen

Artikel

7.6

Deskundigheid werknemers

Artikel

7.7

Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen

Artikel

7.8

Verlichting

In aanvulling op artikel 6.3 zijn werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel voldoende en doelmatig verlicht.

Artikel

7.9

Hoge en lage temperatuur

Zoveel mogelijk wordt voorkomen dat werknemers in de onmiddellijke nabijheid komen van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan met een zeer hoge of zeer lage temperatuur. Indien dat niet mogelijk is, zijn doeltreffende maatregelen genomen om aanraking van dat arbeidsmiddel dan wel van dat onderdeel daarvan te voorkomen.

Artikel

7.10

Alarmsignalen

Alarmsignalen van een arbeidsmiddel zijn gemakkelijk en duidelijk waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar. Zij voldoen aan het bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

Artikel

7.11

Loskoppelen arbeidsmiddel

Artikel

7.11a

Voorlichting

Afdeling

3

Arbeidsmiddelen met een besturingssysteem

Artikel

7.12

Schakelbepaling

Op een arbeidsmiddel met een besturingssysteem zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

7.13

Besturingssysteem en bedieningsorgaan

Artikel

7.14

In werking stellen van arbeidsmiddelen

Artikel

7.15

Stopzetten van arbeidsmiddelen

Artikel

7.16

Noodstopvoorziening

Een arbeidsmiddel beschikt over een noodstopvoorziening, indien dit met het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is.

Afdeling

4

Aanvullende voorschriften specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden

§

1

Afstemming

Artikel

7.17

Schakelbepaling

Op de in deze afdeling genoemde specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 3 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

§

2

Voorschriften voor mobiele arbeidsmiddelen

Artikel

7.17a

Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen

Artikel

7.17b

Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving

Artikel

7.17c

Gebruik mobiele arbeidsmiddelen

Artikel

7.17d

Personentransport over water

Bij transport van werknemers over water worden doeltreffende maatregelen getroffen om de veiligheid van deze werknemers te waarborgen.

§

2a

Voorschriften voor arbeidsmiddelen voor het hijsen en heffen van lasten of personen

Artikel

7.18

Hijs- en hefwerktuigen

Artikel

7.18a

Hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten

Artikel

7.18b

Hijs- en hefwerktuigen voor personen

Artikel

7.19

Hijskranen

Vervallen

Artikel

7.20

Hijs- en hefgereedschap

Artikel

7.21

Werkzaamheden in liftschachten

Artikel

7.22

Vervoer van personen in werkbakken

Vervallen

§

2b

Voorschriften betreffende het gebruik van ter beschikking gestelde arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte

Artikel

7.23

Algemeen

Artikel

7.23a

Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen

Artikel

7.23b

Specifieke bepalingen betreffende steigers

Artikel

7.23c

Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen

Artikel

7.23d

Toepassing werkbakken en werkplatforms

§

3

Voorschriften bij het laden en lossen van schepen

Artikel

7.24

Toegang tot het schip

Artikel

7.25

Luiken

Artikel

7.26

Verwerken van goederen of materialen

Artikel

7.27

Tuigplannen en bind- of hijsmiddelen

Artikel

7.28

Containers

Tijdens het laden en lossen van containers zijn deugdelijke middelen aanwezig die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de sjorringen van de containers waarborgen.

Artikel

7.29

Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van schepen

Artikel

7.30

Gewichtsaanduiding op zware voorwerpen

Afdeling

5

Aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen

§

1

Afstemming

Artikel

7.31

Schakelbepaling

Op een bouwplaats zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 4 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

§

2

Arbeidsmiddelen op de bouwplaats

Artikel

7.32

Bedienen van torenkranen, mobiele kranen en funderingsmachines

Artikel

7.33

Ladders en trappen

Vervallen

Artikel

7.34

Steigers

Artikel

7.35

Grondverzet- en materiaalverladingsmachines

Artikel

7.36

Apparaten onder druk

Vervallen

Afdeling

5A

Aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen

Artikel

7.36a

Schakelbepaling

In de winningsindustrie in dagbouw, ondergronds of met behulp van boringen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 4 van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.

Artikel

7.36b

Arbeidsmiddelen

Afdeling

6

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Vervoer

Artikel

7.37

Uitzonderingen voor vervoermiddelen

§

2

Jeugdige werknemers

Artikel

7.38

Schakelbepaling

In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk gelden voor jeugdige werknemers tevens de in deze paragraaf genoemde voorschriften en verboden.

Artikel

7.39

Deskundig toezicht

Artikel 1.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op jeugdige werknemers die:

  • a.

    arbeid verrichten, bestaande in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen;

  • b.

    arbeid verrichten met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren;

  • c.

    dieren industrieel slachten;

  • d.

    op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden.

§

3

Thuiswerkers

Artikel

7.40

Toepasselijkheid

Vervallen

Artikel

7.41

Arbeidsmiddelen

Vervallen

Artikel

7.42

Elektrische apparatuur

Vervallen

Hoofdstuk

8

Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering

Afdeling

1

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Artikel

8.1

Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel

Artikel

8.2

Keuze persoonlijk beschermingsmiddel

Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen maakt de werkgever, in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, een beoordeling van de uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid gestelde voorwaarden. Deze beoordeling omvat:

  • a.

    een risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen vermeden kunnen worden;

  • b.

    een omschrijving van de kenmerken die de persoonlijke beschermingsmiddelen moeten bezitten om de onder a vermelde gevaren te kunnen ondervangen, rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen;

  • c.

    een risico-inventarisatie en -evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen die beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b bedoelde kenmerken.

Artikel

8.3

Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen

Afdeling

2

Veiligheids-en gezondheidssignalering

Artikel

8.4

Algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering

Afdeling

3

Artikel

8.5

Definities

Vervallen

Artikel

8.6

Verzoek tot herkeuring

Vervallen

Artikel

8.7

Wijze van indiening

Vervallen

Artikel

8.8

Instelling en taak van de commissie

Vervallen

Artikel

8.9

Onderzoek

Vervallen

Artikel

8.10

Uitspraak

Vervallen

Artikel

8.11

Bewaring van gegevens

Vervallen

Artikel

8.12

Inzagerecht

Vervallen

Afdeling

4

Bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

§

1

Artikel

8.13

Herkeuring

Vervallen

§

2

Vervoer

Artikel

8.14

Veiligheids- en gezondheidssignalering

§

3

Thuiswerkers

Artikel

8.15

Toepasselijkheid thuiswerkers

Vervallen

Hoofdstuk

9

Verplichtingen, strafbare feiten, overtredingen, bestuursrechtelijke bepalingen en overgangs- en slotbepalingen

Afdeling

1

Aanduiding normadressaten van de bij of krachtens dit besluit vastgestelde verplichtingen

Artikel

9.1a

Verplichtingen van de scheepsbeheerder

De scheepsbeheerder is jegens zeevarenden die geen werkgever hebben, verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden die op grond van de wet en bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld voor een werkgever.

Artikel

9.2

Verplichtingen werkgever bij plaatsonafhankelijke arbeid

De werkgever, die een werknemer plaatsonafhankelijke arbeid laat verrichten, is ter zake verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke zijn opgenomen in de volgende artikelen:

Artikel

9.3

Verplichtingen van de werknemer

Artikel

9.3a

Verplichtingen van de zeevarende

Een zeevarende die geen werknemer is, is verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden die op grond van de wet en bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld voor een werknemer.

Artikel

9.4

Verplichtingen werknemer bij plaatsonafhankelijke arbeid

De werknemer die plaatsonafhankelijke arbeid verricht, is ter zake verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke zijn opgenomen in de artikelen 1.46, eerste lid, en 1.53.

Artikel

9.5

Verplichtingen van zelfstandigen en meewerkende werkgevers

Artikel

9.5a

Verplichtingen van degenen bij wie vrijwilligers werkzaam zijn

Artikel

9.5b

Verplichting van degene die arbeid verricht of doet verrichten in de territoriale zee of de exclusieve economische zone

Artikel

9.7

Verplichtingen van de ontwerpende partij

De ontwerpende partij is verplicht tot naleving van de voorschriften welke zijn opgenomen in artikel 2.34.

Artikel

9.8

Verplichtingen van de uitvoerende partij

De uitvoerende partij is verplicht tot naleving van de voorschriften welke zijn opgenomen in de artikelen 2.29 en 2.33.

Artikel

9.9

Verplichtingen van de lifteigenaar of -beheerder

De eigenaar of beheerder van een lift is verplicht tot naleving van de voorschriften welke zijn opgenomen in artikel 7.21.

Afdeling

2

Strafbare feiten en overtredingen algemeen

§

1

Strafbare feiten

Artikel

9.9a

§

2

Overtredingen

Artikel

9.9b

Afdeling

2a

Strafbare feiten en overtredingen aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie

§

1

Strafbare feiten

Artikel

9.9c

Strafbare feiten aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie

§

2

Overtredingen

Artikel

9.9d

Overtredingen aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie

Afdeling

3

Bestuursrechtelijke bepalingen

§

1

Bestuursdwang en preventieve stillegging van werk

Artikel

9.10

Last onder bestuursdwang

Ter zake van de naleving van de in de artikelen 9.9b, eerste lid, en 9.9d, eerste lid genoemde bepalingen, en de in het tweede lid van dat artikel bedoelde voorschriften kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Artikel

9.10a

Stillegging van werk in verband met recidive

§

2

Vrijstelling of ontheffing

Artikel

9.11

Verzoek om vrijstelling of ontheffing

Een verzoek om vrijstelling of ontheffing van het bij of krachtens de wet bepaalde wordt langs elektronische weg ingediend. Artikel 2.1, eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

9.12

Vrijstelling asbestverbod

Vervallen

Artikel

9.13

Ontheffing asbestverbod

Vervallen

Artikel

9.14

Vrijstelling of ontheffing specifieke stoffenverbod

Vrijstelling of ontheffing van het in artikel 4.59, eerste lid, vervatte verbod kan slechts verleend worden voor:

  • a.

    het gebruik van de stoffen voor onderzoek en proeven, met inbegrip van analyse;

  • b.

    werkzaamheden die zijn gericht op de verwijdering van de stoffen die in een mengsel of oplossing aanwezig zijn in een concentratie die kleiner is dan 0,1 gewichtsprocent;

  • c.

    productieprocessen waarbij de stoffen in een gesloten procesinstallatie worden vervaardigd en daarin worden omgezet in andere stoffen, zonder dat de stoffen daarbij, anders dan voor zover dat noodzakelijk is voor de controle op het productieproces en het onderhoud van de procesinstallatie, tussentijds uit de procesinstallatie worden genomen.

Artikel

9.15

Vrijstelling specifieke stoffenverbod

In gevallen waarin van de in artikel 4.59 vervatte verboden vrijstelling is verleend worden:

  • a.

    indien het voornemen bestaat om een in de vrijstelling genoemde stof te vervaardigen, te gebruiken of in voorraad te houden, aan een daartoe aangewezen toezichthouder schriftelijk de volgende gegevens gemeld:

    • 1°.

      de identiteit van de stof die zal worden vervaardigd of gebruikt dan wel in voorraad zal worden gehouden;

    • 2°.

      de hoeveelheid van de stof die per jaar zal worden vervaardigd of gebruikt dan wel in voorraad zal worden gehouden;

    • 3°.

      de plaats waar de stof zal worden vervaardigd of gebruikt dan wel in voorraad zal worden gehouden;

    • 4°.

      de vormen van arbeid die met de stof zullen worden verricht;

    • 5°.

      het aantal werknemers dat bij de arbeid aan de stof zal kunnen worden blootgesteld;

    • 6°.

      de wijze waarop en de mate waarin werknemers bij de arbeid aan de stof zullen kunnen worden blootgesteld;

    • 7°.

      de maatregelen die zijn genomen om te voorkomen dat werknemers bij de arbeid aan de stof zullen worden blootgesteld;

  • b.

    indien het voornemen bestaat om een belangrijke wijziging aan te brengen in de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de gegevens die zijn overgelegd op grond van het onder a bedoelde voorschrift, de daar bedoelde gegevens opnieuw schriftelijk gemeld aan een daartoe aangewezen toezichthouder.

Artikel

9.16

Ontheffing specifieke stoffenverbod

Bij een verzoek om ontheffing van de in artikel 4.59 vervatte verboden wordt de reden van het verzoek gegeven en worden de in artikel 9.15, onder a, bedoelde gegevens overlegd.

Artikel

9.16a

Vrijstelling of ontheffing vervangingsplicht vluchtige organische stoffen

Vrijstelling of ontheffing van artikel 4.62b kan uitsluitend worden verleend in gevallen waarin het technisch niet uitvoerbaar is om onschadelijke of minder schadelijke stoffen of producten te gebruiken dan vluchtige organische stoffen of producten die deze stoffen bevatten.

Artikel

9.17

Vrijstelling of ontheffing lawaaivoorschriften

Artikel

9.17a

Ontheffing voorschriften met betrekking tot trillingen

Ontheffing van artikel 6.11c, tweede lid, kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a.

    de blootstelling gewoonlijk onder de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.11a, tweede lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, blijft;

  • b.

    de overschrijding incidenteel van aard is;

  • c.

    de gemiddelde blootstelling over een periode van 40 uur onder de grenswaarde voor blootstelling blijft;

  • d.

    er bewijzen zijn dat de risico's van het blootstellingspatroon geringer zijn dan de risico's van blootstelling aan de grenswaarde voor blootstelling;

  • e.

    de hieruit voortvloeiende risico’s tot een minimum beperkt worden;

  • f.

    de betrokken werknemers en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers vooraf over de aard en inhoud van de aanvraag tot ontheffing geraadpleegd zijn, en

  • g.

    de betrokken werknemers onder verscherpt gezondheidstoezicht staan.

Artikel

9.17b

Vrijstelling zeeschepen en luchtvaartuigen

Voor zeeschepen en luchtvaartuigen kan vrijstelling van artikel 6.11c, tweede lid, worden verleend, voorzover het betreft de grenswaarde, bedoeld in artikel 6.11a, derde lid, onderdeel a, indien:

  • a.

    het gezien de stand van de techniek en de specifieke kenmerken van de arbeidsplaats, ondanks de uitvoering van technische en/of organisatorische maatregelen, niet mogelijk is om te voldoen aan de grenswaarde voor blootstelling aan lichaamstrillingen;

  • b.

    de hieruit voortvloeiende risico’s tot een minimum beperkt worden, en

  • c.

    de betrokken werknemers onder verscherpt gezondheidstoezicht staan.

Artikel

9.17c

Vrijstelling of ontheffing voorschriften met betrekking tot elektromagnetische velden

Uitsluitend indien op grond van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 6.12k, eerste lid, is vastgesteld dat grenswaarden zullen worden overschreden, kan vrijstelling of ontheffing van artikel 6.12j worden verleend in specifieke sectoren of ten behoeve van specifieke activiteiten, niet zijnde de afwijking, bedoeld in de artikelen 6.12o, mits:

  • a.

    de grenswaarden slechts tijdelijk worden overschreden;

  • b.

    gezien de stand van de techniek alle technische en organisatorische maatregelen zijn toegepast;

  • c.

    er rekening is gehouden met de kenmerken van de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen of de arbeidspraktijken; en

  • d.

    aangetoond wordt dat de werknemers onverminderd beschermd zijn tegen schadelijke gezondheidseffecten en tegen veiligheidsrisico’s.

Artikel

9.18

Vrijstelling of ontheffing laden en lossen van schepen

Artikel

9.19

Beperking vrijstellings- of ontheffingsmogelijkheid

Geen vrijstelling of ontheffing wordt verleend van de voorschriften en verboden, bedoeld in de volgende artikelen en de daarop berustende bepalingen:

Artikel

9.20

Duur van vrijstelling of ontheffing

Vrijstellingen of ontheffingen worden slechts verleend voor beperkte duur en worden in ieder geval ingetrokken wanneer de redenen waarom zij zijn verleend, zijn vervallen.

§

3

Eis tot naleving

Artikel

9.21

Aanwijzing

Vervallen

Artikel

9.22

Eis tot naleving

Afdeling

3a

Openbaarmaking inspectiegegevens

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

4

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Intrekking regelgeving

Artikel

9.23

Intrekking besluiten

Vervallen

§

2

Wijziging regelgeving

§

3

Overgangsrecht

Artikel

9.33

Veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, aanvullende risico-inventarisatie en evaluatie en noodplan winningsindustrieën voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen

De aanvulling van het beleid en het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem als bedoeld in artikel 2.42k, eerste en tweede lid, de aanvulling van de risico-inventarisatie en -evaluatie en maatregelen als bedoeld in artikel 2.42l, eerste en tweede lid, en de aanvulling van het noodplan, bedoeld in artikel 3.37za, worden door de werkgever vastgelegd en aan de toezichthouder gezonden:

  • a.

    voor bestaande installaties: voor 19 juli 2016;

  • b.

    voor nieuwe installaties: voor de aanvang van de werkzaamheden.

Artikel

9.34

Etikettering van mengsels op de arbeidsplaats

Vervallen

Artikel

9.35

Lawaai in de muziek- en entertainmentsector

Vervallen

Artikel

9.35a

Lawaai aan boord van zeeschepen en zeegaande vissersvaartuigen

Vervallen

Artikel

9.36

Vervallen

Artikel

9.36a

Arbeidsmiddelen

Vervallen

Artikel

9.37

Explosieve atmosferen

Artikel 3.5e, onder e, is niet van toepassing op arbeidsmiddelen voor gebruik op plaatsen waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen die voor 30 juni 2003 in gebruik zijn genomen.

Artikel

9.37a

Trillingen

Vervallen

Artikel

9.37b

Certificaat

Vervallen

Artikel

9.37c

Aanwijzing certificerende instelling op verzoek

Vervallen

Artikel

9.37d

Overgangsbepaling aanwijzing certificerende instellingen

§

4

Slotbepalingen

Artikel

9.38

Evaluatie

Vervallen

Artikel

9.39

Wijziging bijlagen bij EG-richtlijnen

Een wijziging van een van de bijlagen bij een EG-richtlijn waarnaar in dit besluit wordt verwezen, gaat voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

9.40

Inwerkingtreding

Vervallen

Artikel

9.41

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Arbeidsomstandighedenbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, F. H. G. de Grave
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, J. M. M. Ritzen
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Staatssecretaris van Defensie, J. C. Gmelich Meijling
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. Kok
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager