Voorschrift Vreemdelingen 2000

Voorschrift Vreemdelingen 2000

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Afdeling

1

Definitiebepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • de BRP: de basisregistratie personen;

  • ernstige schade: daden als bedoeld in artikel 15 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011 L 337);

  • EVRM: Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

  • het Besluit: het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • Terugtrekkingsakkoord: Akkoord van 12 november 2019 inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PbEU 2019, CI 384);

vervolging: vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag.

Artikel

1.2

Ter uitvoering van een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar de buitengrenzen, wordt onder 'Nederland' in de artikelen 4.7 en 4.8 mede verstaan het grondgebied van andere bij dat verdrag aangesloten landen waarover de werking van dat verdrag zich uitstrekt.

Artikel

1.3

Voorzover uit een wettelijk voorschrift niet anders voortvloeit, worden de bevoegdheden genoemd in deze regeling uitgeoefend namens de Minister. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden worden de algemene en bijzondere aanwijzingen van de Minister in acht genomen.

Afdeling

2

De referent

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1.4

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven voor arbeid als kennismigrant, voor een overplaatsing binnen een onderneming of voor arbeid als houder van een Europese blauwe kaart draagt er zorg voor dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.

Artikel

1.5

De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:

  • a.

    op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;

  • b.

    het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;

  • c.

    indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;

  • d.

    het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;

  • e.

    hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen houden;

  • f.

    hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;

  • g.

    de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten;

  • h.

    hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt Misbruik au pairs, en

  • i.

    hij bij kennis of een redelijk vermoeden van onregelmatigheden, misstanden of misbruik en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.

Artikel

1.6

De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, in Nederland verblijft of wil verblijven draagt er zorg voor dat:

  • a.

    indien sprake is van verblijf in een gastgezin er op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en het gastgezin;

  • b.

    de vreemdeling en, indien sprake is van verblijf in een gastgezin het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;

  • c.

    indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing in dit gastgezin achterwege blijft;

  • d.

    het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;

  • e.

    hij zich ervan vergewist dat de vreemdeling zich aan de verplichtingen houdt;

  • f.

    hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende zijn verblijf;

  • g.

    de vreemdeling zich te allen tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten, en

  • h.

    hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij meldingen hiervan passende maatregelen treft.

Artikel

1.7

Vervallen

Artikel

1.8

De referent van een vreemdeling die in Nederland wil verblijven voor studie in het hoger onderwijs draagt er zorg voor dat alleen studenten worden geworven die toelaatbaar tot de opleiding zijn en dat de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte wordt gesteld van de relevante regelgeving.

Artikel

1.9

Artikel

1.10

Als referent van een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht of wil verrrichten kan slechts optreden:

  • a.

    een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie met rechtspersoonlijkheid, of

  • b.

    een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie die deel uitmaakt van een organisatie die rechtspersoonlijkheid heeft.

Paragraaf

2

Erkenning als referent

Artikel

1.11

Artikel

1.12

De aanvrager om erkenning als referent die niet op grond van de Handelsregisterwet 2007 inschrijvingsplichtig is en niet is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, verstrekt bij de aanvraag de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het burgerservicenummer en de functie van iedere bestuurder van de onderneming of rechtspersoon.

Artikel

1.13

Artikel

1.15a

De erkenning als referent kan worden ingetrokken indien:

  • a.

    er in de afgelopen drie jaar ten behoeve van een vreemdeling geen machtiging tot voorlopig verblijf of een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is verleend, en

  • b.

    er geen vreemdeling is waarvoor de referent als erkend referent optreedt.

Hoofdstuk

1a

Nationale visa

Artikel

1.17

Hoofdstuk

2

Toegang

Artikel

2.1

Artikel

2.1a

Artikel

2.3

Als de categorieën vreemdelingen, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, onder b, van het Besluit zijn aangewezen de vreemdelingen die behoren tot een van de categorieën, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling, voor zover de vreemdeling:

  • a.

    voldoet aan de voor hem gestelde voorwaarden, en

  • b.

    zich naar Nederland begeeft voor een tijdsduur of doel als aangegeven bij die categorie.

Artikel

2.5

Vervallen

Artikel

2.7

Vervallen

Artikel

2.8

Vervallen

Artikel

2.9

Voor de ondertekening door een daartoe solvabele derde van de garantverklaring, bedoeld in artikel 2.11, derde lid, van het Besluit, wordt bij het verlenen van toegang aan:

  • a.

    een zeeman of meerdere zeelieden gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6a onderscheidenlijk als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd;

  • b.

    een andere vreemdeling gebruik gemaakt van het model, dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.

Artikel

2.10

Hoofdstuk

3

Verblijf

Afdeling

1

Rechtmatig verblijf

Paragraaf

1

Bescheiden rechtmatig verblijf

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.2a

Vervallen

Artikel

3.3

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder j, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen, waarbij het vastgestelde model van dat document of die verklaring wordt aangegeven:

  • a.

    in de gevallen, bedoeld in artikel 4.29, derde lid, van het Besluit: het document W2 van het model dat als bijlage 7f2 bij deze regeling is gevoegd;

  • b.

    in de overige gevallen: de Sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen van het model dat als bijlage 7g bij deze regeling is gevoegd, voorzien van de aantekening 'verblijf als bedoeld in artikel 8, onder j, Vw 2000 tot (datum). Arbeid wel/niet toegestaan; tewerkstellingsvergunning wel/niet vereist'.

Artikel

3.6

Als document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder k, van de Wet, blijkt, zijn aangewezen de volgende documenten en verklaringen:

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Paragraaf

2

Tijdelijke bescherming

Artikel

3.9a

Afdeling

2

De verblijfsvergunning regulier

Paragraaf

1

Inburgering in het buitenland

Artikel

3.10

Artikel

3.11

Artikel

3.12

De kosten, bedoeld in artikel 3.98b, tweede lid, van het Besluit bedragen € 150 en worden voldaan door storting of overschrijving van het verschuldigde bedrag in Euro op een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen bankrekening.

Artikel

3.13

De vreemdeling met de Surinaamse nationaliteit die lager onderwijs in de Nederlandse taal, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet, heeft gevolgd, overlegt:

  • a.

    een schooldiploma of getuigschrift behaald in Suriname voor 25 november 1975 waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond en een verklaring van het Centraal Bureau Burgerzaken voorzien van een apostille waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van afronding van deze school woonachtig is geweest in Suriname;

  • b.

    een door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling afgegeven schooldiploma of getuigschrift, behaald in Suriname na 25 november 1975, waaruit blijkt dat tenminste de lagere school in de Nederlandse taal is afgerond, dan wel een verklaring van het Examenbureau van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling waaruit dit blijkt. Het diploma, het getuigschrift of de verklaring dient te zijn voorzien van een apostille;

  • c.

    een in Nederland gehaald diploma hoger dan dat van het lager onderwijs;

  • d.

    een historisch overzicht uit het Vestigingsregister te Den Haag waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland; of

  • e.

    een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling ten tijde van de afronding van de lagere school, op de leeftijd van elf dan wel twaalf of dertien jaar, woonachtig is geweest in Nederland.

Artikel

3.14

Vervallen

Artikel

3.15

Vervallen

Paragraaf

2

Verlening onder beperking en voorschriften

Artikel

3.16

Artikel

3.16a

Als categorie vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, van het Besluit, is aangewezen vreemdelingen met het verblijfsdoel verblijf in het kader van de pilot huisvesting Akense niet-EU studenten.

Artikel

3.16b

Artikel

3.17a

Vervallen

Artikel

3.18

Als de landen, bedoeld in de artikelen 3.21, 3.23, vierde lid, onder c, 3.24a, eerste lid, onder c, 3.30c, tweede lid, onder d, 3.33, tweede lid, onder c en 3.79, tweede lid, van het Besluit, zijn aangewezen:

  • a.

    de staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • b.

    de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • c.

    Australië, Canada, Israël, Japan, Monaco, Nieuw Zeeland, Suriname, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland, en

  • d.

    de overige staten die op de landenlijst van de Commissie Praktische Tuberculosebestrijding zijn uitgezonderd van de binnenkomstscreening op tuberculose.

Artikel

3.18a

Vervallen

Artikel

3.18b

Vervallen

Artikel

3.18c

Vervallen

Artikel

3.19

Artikel

3.20

Artikel

3.20a

Artikel

3.20b

Artikel

3.20c

Middelen van bestaan zijn duurzaam, indien deze op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar of zoveel korter als het voorgenomen verblijf in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming zal duren, beschikbaar zijn.

Artikel

3.20d

Een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801 kan worden verleend indien de vreemdeling een gastovereenkomst heeft gesloten met de referent, en daarin is opgenomen:

  • a.

    de titel of het doel van de onderzoeksactiviteit of het onderzoeksgebied;

  • b.

    een verklaring van de vreemdeling dat hij zal trachten de onderzoeksactiviteit volledig uit te voeren;

  • c.

    een verklaring van de onderzoeksinstelling dat zij de vreemdeling ontvangt met het oog op de voltooiing van het onderzoek;

  • d.

    de begindatum en de einddatum of de geschatte duur van de onderzoeksactiviteit;

  • e.

    informatie over de voorgenomen mobiliteit in een of meerdere tweede lidstaten, indien die mobiliteit op het moment van de aanvraag in de eerste lidstaat bekend is;

  • f.

    informatie over de rechtsbetrekking tussen de onderzoeksinstelling en de vreemdeling;

  • g.

    informatie over de arbeidsvoorwaarden van de vreemdeling.

Artikel

3.20e

Artikel

3.21

Als opleiding of studie, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder c, van het Besluit zijn aangewezen:

  • a.

    opleidingen die worden verzorgd in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • b.

    opleidingsactiviteiten in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, en

  • c.

    een opleiding aan een Academie voor Bouwkunst waarbij werkervaring en studie worden gecombineerd.

Artikel

3.22

Artikel

3.23

Als buitenlandse onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit, zijn aangewezen de onderwijsinstellingen die in de top 200 van ten minste twee van afzonderlijke uitgevers afkomstige algemene ranglijsten of beschikbare ranglijsten per faculteit en vakgebied vermeld staan van:

  • a.

    de Times Higher Education World University Rankings;

  • b.

    de QS World University Rankings;

  • c.

    de Academic Ranking of World Universities.

Artikel

3.24

Artikel

3.24a

De aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet in het kader van uitwisseling, ten behoeve van een uitwisselingsjongere, niet zijnde een au pair, wordt niet op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet afgewezen indien de uitwisselingsjongere in zijn eigen levensonderhoud voorziet.

Artikel

3.24aa

Artikel

3.24b

In aanvulling op artikel 3.75, eerste lid, van het Besluit, zijn in het kader van verblijf als familie- of gezinslid middelen van bestaan verkregen uit arbeid in loondienst eveneens duurzaam, indien op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven een aaneengesloten periode van een jaar voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst zijn verworven en de middelen van bestaan nog zes maanden beschikbaar zijn.

Artikel

3.25a

Vervallen

Paragraaf

3

Procedurele bepalingen

Artikel

3.26a

Vervallen

Artikel

3.27

Vervallen

Artikel

3.28

Vervallen

Artikel

3.29

Vervallen

Artikel

3.30

Vervallen

Artikel

3.31

Vervallen

Artikel

3.32

Vervallen

Artikel

3.33

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen de vreemdelingenadministratie en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Artikel

3.33a

De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a.

    wiens vrijheid rechtens is ontnomen;

  • b.

    die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering;

  • c.

    tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.

Artikel

3.33b

Vervallen

Artikel

3.33c

Vervallen

Artikel

3.33d

Vervallen

Artikel

3.34

Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen onderscheidenlijk verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling die niet in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, voor een verblijfsdoel als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III verschuldigd.

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’

€ 243

€ 243

b. ‘verblijf als economisch niet- actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 243, of als vermogende vreemdeling: € 2.692

€ 243, of als vermogende vreemdeling: € 1.347

c. ‘arbeid als zelfstandige’

€ 405

€ 405

d. ‘arbeid als kennismigrant’

€ 405

€ 405

e. ‘verblijf als houder van de Europese blauwe kaart’

€ 405

€ 405

f. ‘seizoenarbeid’

€ 243

€ 243

g. ‘overplaatsing binnen een onderneming’

€ 405

€ 405

h. ‘arbeid in loondienst’

€ 405

€ 405

i. ‘grensoverschrijdende dienstverlening’

€ 405

€ 405

j. ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2016/801/EU

€ 243

€ 243

k. ‘lerend werken’

€ 405

€ 405

l. ‘arbeid als niet-geprivilegieerd militair of niet-geprivilegieerd burgerpersoneel’

€ 0

€ 0

m. ‘studie’

€ 243

€ 243

n. ‘het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst’

€ 243

niet van toepassing

o. ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’

€ 405

€ 405

p. ‘medische behandeling’

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 1.281

In het kader van ‘medische behandeling’ als bedoeld in artikel 3.46, vierde lid, van het Besluit € 0, overige € 446

q. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 405, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 405, overige € 0

r. ‘het afwachten van een verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap’

€ 243

€ 243

s. ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, overige € 243

In het kader van artikel 3.24aa, tweede lid, onderdeel k € 0, in het kader van de regeling langdurig verblijvende kinderen € 205, overige € 243

t. ’grenswachter van de grensbewakingsdienst van het Verenigd Koninkrijk’

€ 405

€ 405

u. alle overige verblijfsdoelen

€ 243

€ 243

Artikel

3.34a

In afwijking van artikel 3.34 geldt voor de navolgende categorieën vreemdelingen als bedoeld in kolom I, het daarachter vermelde bedrag in kolom II onderscheidenlijk kolom III.

a. ‘verblijf als familie- of gezinslid’ indien het een kind betreft die verblijf vraagt bij een ouder

€ 243

€ 243

b. gezinslid van een houder van een EU- verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen welk gezinslid het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt

€ 243

€ 243

c. houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen in een andere lidstaat of een gezinslid daarvan die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet aanvraagt

€ 243

€ 243

d. vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 1963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971, 70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie

€ 81

€ 81

e. vreemdeling die in aanmerking komt voor de terugkeeroptie op grond van artikel 8 van de Remigratiewet

€ 81

€ 81

f. vreemdeling met de nationaliteit van Argentinië, Australië, Canada, Hong Kong, Nieuw Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Programme

€ 81

niet van toepassing

g. vreemdeling met de nationaliteit van Canada die het verblijfsdoel ‘lerend werken’ aanvraagt, in het kader van het Young Workers Exchange Programme

€ 81

€ 81

h. vreemdeling die werkzaamheden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het op 7 juni 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Zetelverdrag tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland (Trb. 2007, 25) verricht en het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 81

€ 81

i. vreemdeling die met het oog op de voorlaatste alinea van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties, behorend bij het op 21 december 2007 te New York tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon (Trb. 2007, 228), het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ aanvraagt

€ 81

€ 81

j. vreemdeling die het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ aanvraagt en die om vrijstelling van leges verzoekt, daarbij een gerechtvaardigd beroep doet op artikel 8 EVRM en aantoont niet te kunnen beschikken over middelen om aan de legesverplichting te kunnen voldoen

€ 0

€ 0

k. vreemdeling die blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden of met een ander verblijfsdoel dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

l. minderjarig kind dat een aanvraag indient voor ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’, tenzij die verblijfsvergunning is verleend op grond van artikel 3.48, eerste lid, onder g, of 3.48, tweede lid, onder a, van het Besluit

€ 0

€ 0

m. vreemdeling in aanmerking komt voor verlenging van de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel van 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid voor verblijf bij een vreemdeling aan wie in het kader van dreigend eergerelateerd geweld, slachtoffer mensenhandel of huiselijk geweld, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden is verleend

niet van toepassing

€ 0

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

o. vreemdeling die een aanvraag indient in het geval, bedoeld in artikel 3.101, tweede lid, van het Besluit

€ 0

niet van toepassing

p. vreemdeling waaraan een verblijfsvergunning is verleend in het kader van verblijf als gezinslid van een militair verbonden aan een hier te lande gevestigd internationaal militair hoofdkwartier (Joint Force Command- headquarters) onder de beperking ‘arbeid in loondienst’

€ 243

€ 0

q. vreemdeling die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, derde lid en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder j, in verband met gezagsbeëindiging aanvraagt

€ 0

€ 0

r. vreemdeling die een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.51, vierde lid en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder m, in verband met verblijf als langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdeling, aanvraagt.

€ 0

€ 0

Artikel

3.34b

In aanvulling op artikel 3.34 en 3.34a kan de Minister in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken bepalen dat de vastgestelde leges niet zijn verschuldigd in het belang van de internationale betrekkingen.

Artikel

3.34c

Artikel

3.34d

In afwijking van artikel 3.34 is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, indien:

  • a.

    deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning afloopt;

  • b.

    deze aanvraag gelijktijdig is ontvangen met een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Wet, tenzij deze aanvragen zijn ontvangen een jaar of langer voordat de geldigheidsduur van de vergunning afloopt.

Artikel

3.34e

Vervallen

Artikel

3.34f

Vervallen

Artikel

3.34g

Artikel

3.34h

Artikel

3.34ha

Artikel

3.34i

Vervallen

Artikel

3.34j

Artikel

3.34k

Artikel

3.34m

Indien de referent de eigen verklaring, bedoeld in artikel 24a, tweede lid, van de Wet, niet kan afleggen, legt hij voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, de gegevens en bescheiden over op basis waarvan de Minister kan vaststellen of aan de voorwaarden wordt voldaan.

Afdeling

3

De verblijfsvergunning asiel

Paragraaf

1

Inhoudelijke bepalingen

Artikel

3.35

Vervallen

Artikel

3.36

Artikel

3.37

Artikel

3.37a

Actoren van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel van ernstige schade kunnen onder meer zijn:

  • a.

    de staat;

  • b.

    partijen of organisaties die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen;

  • c.

    niet-overheidsactoren, indien kan worden aangetoond dat de actoren als bedoeld onder a en b, inclusief internationale organisaties, geen bescherming als bedoeld in artikel 3.37c kunnen of willen bieden tegen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel tegen ernstige schade.

Artikel

3.37b

Artikel

3.37c

Artikel

3.37d

Artikel

3.37e

Artikel

3.37f

Artikel

3.37g

Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.

Paragraaf

2

Procedurele bepalingen

Artikel

3.38

Vervallen

Artikel

3.39

Vervallen

Artikel

3.40

Vervallen

Artikel

3.41

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Artikel

3.42a

Vervallen

Artikel

3.43

Vervallen

Artikel

3.43a

Vervallen

Artikel

3.43b

Artikel

3.43c

Artikel

3.44

Vervallen

Artikel

3.45a

Artikel

3.45b

Artikel

3.46

De in artikel 3.122 van het Besluit bedoelde informatie wordt verschaft door het verzenden dan wel uitreiken van een brochure aan de vreemdeling tegelijk met, dan wel zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de beschikking waarin de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet wordt ingewilligd.

Artikel

3.47

Indien de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, wordt ingetrokken, wordt daarvan een aantekening gemaakt in het dossier van de vreemdeling.

Artikel

3.48

Artikel

3.49

Duidelijke aanwijzingen dat de vreemdeling de eerste opvolgende asielaanvraag heeft ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Besluit, zijn in ieder geval dat:

  • a.

    de vreemdeling bekend is met de datum waarop hij wordt uitgezet en de aanvraag indient kort voorafgaand aan zijn uitzetting terwijl:

    • hij voldoende mogelijkheid heeft gehad om de aanvraag eerder in te dienen, maar hij daarvan geen gebruikt heeft gemaakt;

    • hij de aanvraag niet heeft onderbouwd;

    • de argumenten of bewijzen die hij heeft voorgelegd, evident niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag of evident niet kunnen leiden tot inwilliging van de aanvraag; of

    • hij zijn eerder afgelegde verklaringen essentieel wijzigt of aanvult;

  • b.

    de vreemdeling eerst na aanhouding of een periode van feitelijk verblijf te kennen geeft dat hij een aanvraag wil indienen, en er duidelijke aanwijzingen zijn dat hij daarvoor niet de bedoeling had zich uit vrije wil bij de autoriteiten te melden en een aanvraag te doen.

Artikel

3.50

Artikel 3.118b van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a.

    aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

  • b.

    die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd naar het land van herkomst;

  • c.

    die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering, of

  • d.

    wiens eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Wet of niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b, c of e, van de Wet en:

    • 1°.

      deze afwijzingsgrond niet meer van toepassing is; of

    • 2°.

      de vreemdeling na afwijzing van de eerdere aanvraag vrijwillig is teruggekeerd naar of overgedragen is aan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag.

Afdeling

4

De status van EU-langdurig ingezetene

Paragraaf

1

Procedurele bepalingen

Artikel

3.51

Artikel

3.52b

In afwijking van artikel 3.51, eerste lid, is de minderjarige vreemdeling een bedrag van € 81 verschuldigd.

Artikel

3.53

Bij de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 45a van de Wet, verklaart de vreemdeling of de wettelijk vertegenwoordiger ermee bekend te zijn dat de verblijfsrechtelijke gegevens via de koppelingen tussen het IND-informatiesysteem en de BRP worden doorgegeven aan instanties die deze gegevens voor de beoordeling van voorzieningen nodig hebben.

Hoofdstuk

4

Grensbewaking, toezicht en uitvoering

Afdeling

1

Grensbewaking en toezicht

Artikel

4.1

Artikel

4.1a

Artikel

4.1b

Met het toezicht op de naleving en de uitvoering van de Schengengrenscode en de wettelijke voorschriften met betrekking tot de grensbewaking zijn tevens belast de daartoe door de korpschef aangewezen ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c, van de Politiewet 2012 die met inachtneming van artikel 16, eerste lid, van de Schengengrenscode voldoende zijn opgeleid. Deze aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste zes maanden en kan telkenmale worden verlengd met ten hoogste zes maanden.

Artikel

4.2

Artikel

4.2a

Artikel

4.2b

De gezagvoerder verstrekt de in punt 2.3.1. van Bijlage VI van de Schengengrenscode bedoelde 'algemene verklaring' (general declaration) tenminste twee uur voor vertrek langs digitale weg aan de grenswachters.

Artikel

4.4

Modellen bemanningslijst/passagierslijst zeeschip

Artikel

4.4a

Artikel

4.6

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Artikel

4.9

Voor het stellen van aantekeningen in de reis- en identiteitspapieren van de vreemdeling, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het model dat als bijlage 7j bij deze regeling is gevoegd.

Artikel

4.10

De aantekening, bedoeld in artikel 4.29 van het Besluit, omtrent het voldoen aan een verplichting tot aanmelding of vervoeging bij een korpschef ingevolge de artikelen 4.39, 4.47 tot en met 4.51 van het Besluit luidt: 'Aangemeld op (datum)'. Indien het betreft een vreemdeling die naar Nederland is gekomen om als zeeman werk te zoeken aan boord van een zeeschip, wordt de aantekening aangevuld met de zinsnede 'voor verblijf als zeeman tot (datum)'.

Artikel

4.11

Artikel

4.14

Artikel

4.15

Artikel

4.15a

Artikel

4.16

Afdeling

2

Verplichtingen van de referent

Paragraaf

1

Informatieplichten

Artikel

4.17

Artikel

4.18

Artikel

4.19

Artikel

4.20

Artikel

4.21

Artikel

4.22

De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, lerend werken of arbeid in loondienst verstrekt inlichtingen indien:

  • a.

    de vreemdeling niet meer bij de referent werkzaam is;

  • b.

    de vreemdeling niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

  • c.

    de vreemdeling andere werkzaamheden gaat verrichten.

Artikel

4.23

Artikel

4.23a

Artikel

4.24

Artikel

4.25

De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven als familie- of gezinslid, verstrekt inlichtingen indien:

  • a.

    de gezinsband met de vreemdeling is verbroken;

  • b.

    de vreemdeling en de referent niet meer samenwonen en deze wijziging niet tijdig is gemeld bij het betreffende college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de vreemdeling als ingezetene is ingeschreven.

Artikel

4.26

De vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, studie, seizoenarbeid, lerend werken, arbeid in loondienst, arbeid als kennismigrant, als houder van de Europese blauwe kaart of in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, verstrekt inlichtingen indien hij van uitwisselings- of au pairorganisatie, onderwijsinstelling of werkgever wijzigt.

Paragraaf

2

Administratieplichten

Artikel

4.27

De referent, met uitzondering van de referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft als familie- of gezinslid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is, het woonadres van de vreemdeling in de administratie op.

Artikel

4.28

Artikel

4.29

Artikel

4.30

Artikel

4.31

Bewijsstukken als bedoeld in de artikelen 4.29, eerste lid, onderdeel d en 4.30, eerste lid, onderdeel e, tweede lid, onderdeel c en derde lid, onderdeel c, zijn:

  • a.

    indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door de vreemdeling zelf:

    • 1°.

      een kopie van een bankafschrift van een bankrekening mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling, waarop het saldo dat voor het studiejaar ter beschikking staat is vermeld, of

    • 2°.

      een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de student wordt overgemaakt op een bankrekening, die mede of uitsluitend op naam van de vreemdeling staat;

  • b.

    indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door middel van een beurs:

    • 1°.

      een kopie van het document waaruit blijkt dat de studiebeurs is toegekend, en

    • 2°.

      indien een derde partij via de onderwijsinstelling de beurs betaalt een kopie van de overeenkomst tussen een derde partij en de onderwijsinstelling;

  • c.

    indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in het buitenland woont:

    • 1°.

      een originele verklaring van de bank waaruit blijkt welk bedrag maandelijks ten gunste van de vreemdeling wordt overgemaakt op de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling, gedurende het verblijf in Nederland, of

    • 2°.

      een originele verklaring van de financier, waarin deze verklaart welk bedrag maandelijks wordt overgemaakt naar de persoonlijke bankrekening van de vreemdeling gedurende diens verblijf in Nederland, en

    • 3°.

      een kopie van het paspoort van de financier, en

    • 4°.

      een recent(e) bankafschrift of rekeningsspecificatie waar het rekeningsaldo van de financier op staat;

  • d.

    indien de middelen van bestaan worden gefinancierd door een derde financier die in Nederland woont:

    • 1°.

      bewijsstukken omtrent het inkomen van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner van de financier, en

    • 2°.

      een kopie van het identiteitsbewijs van de financier en van de eventuele (huwelijks)partner als hij of zij Nederlander is;

  • e.

    indien de middelen van bestaan worden gefinancierd uit middelen die zijn gestort op een rekening van de onderwijsinstelling een kopie van een bankafschrift van de onderwijsinstelling waarop het bedrag staat dat is gestort ten behoeve van de vreemdeling.

Artikel

4.32

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van seizoenarbeid, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a.

    een door de vreemdeling ondertekende verklaring waarin deze verklaart direct voorafgaand aan de aanvraag om toelating in het kader van seizoenarbeid gedurende een aaneengesloten periode van tenminste veertien weken buiten Nederland te hebben verbleven;

  • b.

    het aanvullend document;

  • c.

    de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;

  • d.

    de loonspecificaties;

  • e.

    de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel

4.33

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van lerend werken, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a.

    de overeenkomst voor lerend werken, het leerplan of het stageprogramma waaruit de duur en de aard van het dienstverband of de stage en de overeengekomen onkostenvergoeding blijken;

  • b.

    de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;

  • c.

    de loonspecificaties of de specificaties van de stagevergoeding;

  • d.

    de stageovereenkomst bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen a en i tot en met v, van richtlijn (EU) 2016/801;

  • e.

    de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel

4.34

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van arbeid in loondienst, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a.

    de originele tewerkstellingsvergunning of, indien een gecombineerde vergunning is verleend, het aanvullend document;

  • b.

    de arbeidsovereenkomst waaruit de duur en de aard van het dienstverband en het overeengekomen inkomen blijken;

  • c.

    de loonspecificaties;

  • d.

    de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit, indien de referent erkend is krachtens artikel 2c van de Wet.

Artikel

4.35

Artikel

4.35a

Artikel

4.36

De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van onderzoek in de zin van richtlijn (EU) 2016/801, neemt met betrekking tot de vreemdeling wiens referent hij is in de administratie op:

  • a.

    de gastovereenkomst bedoeld in artikel 10 van richtlijn (EU) 2016/801;

  • b.

    een kopie van het passend diploma van hoger onderwijs dat toegang geeft tot doctoraal programma’s;

  • c.

    de eigen verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan en de bewijsmiddelen die daaraan ten grondslag liggen;

  • d.

    de door de vreemdeling ingevulde en ondertekende antecedentenverklaring, bedoeld in artikel 3.77, elfde lid, van het Besluit.

Artikel

4.37

Bewijsstukken als bedoeld in artikel 4.36, onder c, zijn:

  • a.

    een afschrift van de arbeidsovereenkomst, een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel en afschriften van loonspecificaties;

  • b.

    een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer en een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist;

  • c.

    sponsorovereenkomst(en) waaruit de hoogte van de sponsorgelden en de duur van de sponsorovereenkomst(en) blijken;

  • d.

    schriftelijke bewijsstukken waaruit de hoogte van de beurs of het stipendium blijkt en het tijdvak waarover de beurs of het stipendium is toegekend;

  • e.

    bewijsstukken van periodieke betalingen waaruit blijkt dat voldoende zekerheid bestaat over het ongestoorde verloop van de geldstroom;

  • f.

    in geval van een dienstbetrekking van de vreemdeling met een in het buitenland gevestigde werkgever een verklaring van die werkgever waaruit de duur van de dienstbetrekking en de hoogte van het salaris blijkt.

Artikel

4.38

Artikel

4.39

Bewijsstukken als bedoeld in 4.38, eerste lid, onder e en vierde lid, onder c, zijn:

  • a.

    indien de referent beschikt over inkomen uit arbeid in loondienst:

    • 1°.

      een afschrift van de arbeidsovereenkomst;

    • 2°.

      een recente werkgeversverklaring voorzien van datum, handtekening van de werkgever en firmastempel, en

    • 3°.

      afschriften van loonstroken over de drie maanden direct voorafgaand aan de aanvraag;

  • b.

    indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, van het Besluit:

    • 1°.

      de bewijsstukken genoemd onder a;

    • 2°.

      afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 3°.

      afschriften van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en

    • 4°.

      voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;

  • c.

    indien de referent beschikt over middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.24b:

    • 1°.

      de bewijsstukken genoemd onder a;

    • 2°.

      afschriften van arbeids- of uitzendovereenkomsten van het jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 3°.

      afschriften van jaaropgaven over het jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning, en

    • 4°.

      voor zover van toepassing uitkeringsbeschikkingen en specificaties over het jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning;

  • d.

    indien de referent beschikt over inkomen als zelfstandige:

    • 1°.

      een verklaring inkomen van een gevestigde ondernemer, en

    • 2°.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel, voor zover inschrijving van de zelfstandig ondernemer op grond van de Handelsregisterwet 2007 is vereist.

  • e.

    indien de referent naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is:

  • f.

    indien de referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen:

    • 1°.

      alle toekenningsbesluiten ingevolge de Participatiewet die betrekking hebben op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven;

    • 2°.

      voor zover van toepassing correspondentie met het college van burgemeester en wethouders omtrent ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling, die betrekking heeft op de vijf jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven, en

    • 3°.

      voor zover van toepassing bescheiden waaruit blijkt dat een arbeidsinschakeling binnen een jaar niet te verwachten valt;

  • g.

    indien de referent beschikt over inkomen uit eigen vermogen:

    • 1°.

      de laatst afgegeven definitieve aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;

    • 2°.

      de laatst afgegeven voorlopige aanslag Inkomstenbelasting afgegeven door de rijksbelastingdienst;

    • 3°.

      de meest recente aangifte Inkomstenbelasting aan de rijksbelastingdienst;

    • 4°.

      bescheiden waaruit het eigen vermogen op het moment van de indiening van de aanvraag om verlening van de verblijfsvergunning blijkt.

Artikel

4.40

Vervallen

Artikel

4.41

Artikel

4.42

Indien de referent of gewezen referent niet aan de op hem ingevolge artikel 4.53 van het Besluit rustende verplichtingen kan voldoen, stelt hij de Minister daarvan binnen vier weken op de hoogte, alsmede van de redenen daarvan.

Hoofdstuk

5

Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen

Artikel

5.1

Indien de korpschef of de Commandant der Koninklijke marechaussee de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Wet, mandateert, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is, of aan de ambtenaar met ter zake voldoende kennis en kunde van politie of van de Koninklijke marechaussee die daartoe is aangewezen door de korpschef, respectievelijk de Commandant der Koninklijke marechaussee.

Artikel

5.2

De maatregel, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet, wordt opgelegd, gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef, of door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe bevoegd zijn.

Artikel

5.3

Hoofdstuk

6

Vertrek en uitzetting

Afdeling

1

Uitzetting en overdracht

Artikel

6.1

Artikel

6.1a

Artikel 6.1c van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a.

    wiens vrijheid rechtens is ontnomen;

  • b.

    die door de Minister is geïnformeerd over de datum van de vlucht ter fine van zijn verwijdering;

  • c.

    tegen wie de Minister het overdrachtsbesluit, bedoeld in de artikelen 44a en 62b van de Wet, heeft uitgevaardigd en die in afwachting is van de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.

Afdeling

2

Verhaal kosten van uitzetting

Artikel

6.2

De korpschef en de Commandant der Koninklijke marechaussee zijn bevoegd de kosten van verwijdering te verhalen op de vreemdeling of op een vervoersonderneming.

Artikel

6.2a

De hoogte van de kosten van uitzetting worden vastgesteld aan de hand van de kostensoort vermeld in kolom A van bijlage 22 bij deze regeling en de bijbehorende tarieven vermeld in kolom B van bijlage 22 bij deze regeling.

Artikel

6.3

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Artikel

6.6

Hoofdstuk

7

Algemene en slotbepalingen

Artikel

7.1

Artikel

7.1a

Artikel

7.1b

Artikel

7.1c

Artikel

7.1d

Artikel

7.1e

Als wettelijke voorschriften, bedoeld in artikel 107, tweede lid, onder b, van de wet, zijn aangewezen:

Artikel

7.1f

Indien aan een vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie wil verrichten rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder a, van de Wet, wordt verleend stelt de Minister de Dienst Uitvoering Onderwijs, in het kader van de uitvoering van de Wet inburgering, daarvan op de hoogte.

Artikel

7.1g

Artikel

7.1ga

Artikel

7.1h

Als voorschriften vastgesteld bij of krachtens de Schengengrenscode, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet, zijn aangewezen:

  • Bijlage VI, onder 2.2.3, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 2.3.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.2, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.4, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.5, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.5, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.6, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.9, i, van de Schengengrenscode

Artikel

7.1j

De vreemdeling van wie is vastgesteld dat de vingers niet blijvend fysiek beschadigd zijn, wordt uitgenodigd om op een tijdstip, gelegen uiterlijk binnen een jaar na de vaststelling, opnieuw zijn vingerafdrukken te laten afnemen.

Artikel

7.1l

Artikel

7.2

De artikelen 3.1 en 3.2 zijn niet van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, die bij een van hun ouders inwonen, indien in het aan deze ouder verstrekte document, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.2, is aangetekend dat de hem verleende verblijfsvergunning mede voor deze kinderen geldt.

Artikel

7.2a

Artikel

7.2b

Een op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid geldige verblijfsvergunning, verleend onder een beperking als genoemd in kolom A, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een verblijfsvergunning, verleend onder een beperking als genoemd in kolom B:

Beschikking conform minister op grond van B20 Vc 2000 eergerelateerd geweld

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B20 Vc 2000 huiselijk geweld

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B9/12 Vc 2000 slachtoffer van mensenhandel

Tijdelijke humanitaire gronden

Beschikking conform minister op grond van B19 Vc 2000 verblijf op religieuze of levensbeschouwelijke gronden

Arbeid in loondienst

Beschikking conform minister op grond van B7/5 Europees vrijwilligerswerk

Uitwisseling

Verblijf in het kader van de Zetelovereenkomst B12

Arbeid in loondienst

Overgangsregeling langdurig verblijvende kinderen

Niet-tijdelijke humanitaire gronden

Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen

Niet-tijdelijke humanitaire gronden

Verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling

Tijdelijke humanitaire gronden

Artikel

7.2c

Op aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, waarbij de vreemdeling in het bezit dient te zijn van een machtiging tot voorlopig verblijf, en de aanvraag om de machtiging tot voorlopig verblijf is ingediend voor inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid, is het processuele recht en het bijbehorende legesbedrag van toepassing zoals dat gold op de dag voor inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid.

Artikel

7.2d

Een op 1 oktober 2017 geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier, verleend onder de beperking ‘tijdsverloop asiel’, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier, verleend onder de beperking verband houdend met niet-tijdelijk humanitaire gronden.

Artikel

7.3

Het Voorschrift Vreemdelingen wordt ingetrokken.

Artikel

7.4

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet in werking treedt.

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Justitie, M.J.Cohen

Bijlage

1

behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Accra International Airport

ACC

Amman Queen Alia International Airport

AMM

Abu Dhabi International Airport

AUH

Antalya International Airport

AYT

Bahrein International Airport

BAH

Belgrado Nicola Tesla International Airport

BEG

Boryspil International Airport

KBP

Casablanca International Airport

CMN

Cairo International Airport

CAI

Damman- King Fahd International Airport

DMM

Dar Es Salaam International Airport

DAR

Dubai International Airport

DXB

Dubai Al Maktoum International Airport

DWC

Entebbe International Airport

EBB

Guangzhou Baiyun International Airport

CAN

Hong Kong International Airport

HKG

Hamad International Airport

DOH

Istanbul International Airport

IST

Istanbul Sabiha Gökçen International Airport

SAW

Izmir International Airport

ADB

Jeddah King Abdulaziz Airport

JED

Johan Adolf Pengel International Airport

PBM

Johannesburg International Airport

JNB

Kuala Lumpur International Airport

KUL

Konya Airport

KYA

Kuwait International Airport

KWI

Lagos International Airport

LOS

Lungi International Airport

FNA

Marrakesh Menara Airport

RAK

Moskou Sheremetjevo International Airport

SVO

Muscat International Airport

MCT

Nairobi Jomo Kenyatta International Airport

NBO

New Delhi Indira Gandhi International Airport

DEL

Riyadh King Khalid International Airport

RUH

Rafael Núnez International Airport

CTG

Rafik Hariri International Airport

BEY

Roberts International Airport

RBO

Rio de Janeiro Galeao International Airport

GIG

Sao Paulo International Airport

GRU

Singapore Changi International Airport

SIN

Teheran Imam Khomeini International Airport

IKA

Tirana Nene Tereza International Airport

TIA

Bijlage

1a

, behorend bij artikel 2.1a, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Vervallen

Bijlage

2

behorend bij artikel 2.2 Voorschrift Vreemdelingen (landen van welke de onderdanen zijn vrijgesteld van de MVV-plicht)

Niet MVV-plichtig

Lidstaten van de EU

Lidstaten van de EER

Australië

Canada

Japan

Monaco

Nieuw-Zeeland

Vaticaanstad

Verenigd Koninkrijk van Groot Brittannië en Noord-Ierland

Verenigde Staten

Zuid-Korea

Zwitserland

Bijlage

3

behorend bij artikel 2.3 Voorschrift Vreemdelingen (categorieën vreemdelingen die toegang tot Nederland hebben, zonder in het bezit te zijn van een mvv)

  • 1.

    Houders van een geldig paspoort en een geldig verblijfsdocument voor Nederland (zie bijlagen 7a, 7b, 7c en 7e VV);

  • 2.

    Houders van een geldig document voor grensoverschrijding en van een door een andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven EG-verblijfsvergunning als langdurig ingezetene dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat;

  • 3.

    Visumplichtige familieleden van een vreemdeling met de nationaliteit van een lidstaat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, die in het bezit zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument dat is voorzien van een visum kort verblijf;

  • 4.

    Houders van een geldig paspoort alsmede van een door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken afgegeven geldig gepriviligieerdendocument (zie Model M81);

  • 5.

    Kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in het gezelschap van een ouder, een grootouder of van hun voogd, dezelfde nationaliteit bezitten als hun begeleider en in het geldige grensoverschrijdingsdocument van hun begeleider, dat is voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, zijn bijgeschreven;

  • 6.

    Uitgenodigde vluchtelingen die houders zijn van een “laissez-passer” afgegeven door de Nederlandse autoriteiten;

  • 7.

    Houders van een “laissez-passer” afgegeven door de Verenigde Naties, door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, door de Secretaris-Generaal van de Internationale Douaneraad of door de Voorzitters van de instellingen van de Europese Unie;

  • 8.

    Houders van een “officieel legitimatiebewijs” of een “Reiswijzer” (“Ordre de Mission – Travel Order”) van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

Bijlage

3a

, behorend bij bijlage 3, onder G, Voorschrift Vreemdelingen (Model Collectieve lijst voor in groepsverband reizende minderjarigen)

Vervallen

Bijlage

3b

, behorend bij bijlage 3, onder G, onder 3, Voorschrift Vreemdelingen (Model Reizigerslijst voor schoolreizen)

Vervallen

Bijlage

3c

, behorend bij bijlage 3, onderdeel K

Vervallen

Bijlage

3d

Bijlage

4

behorend bij de artikelen 2.4 en 4.2 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (vliegvelden, andere grensdoorlaatposten en hun openingstellingstijden)

Amsterdam

00.00 – 24.00 uur

– Centraal Station (ambulant)

Amsterdam Schiphol

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Amsterdam IJmond

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Breda

06.00 – 23.00 uur

– luchthaven (ambulant)

De Kooy

06.00 – 23.00 uur

– luchthaven

Den Helder

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Dordrecht

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Eemshaven

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Eindhoven

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Enschede Twente

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Gent-Terneuzen

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Groningen Eelde

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Harlingen

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Hoek van Holland/Europoort

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

Kempen

06.00 – 23.00 uur

– luchthaven (ambulant)

Lelystad

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven (ambulant)

Maastricht Aachen

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Midden Zeeland

06.00 – 23.00 uur

– luchthaven (ambulant)

Moerdijk

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Rotterdam

00.00 – 24.00 uur

– Centraal Station (ambulant)

Rotterdam

00.00 – 24.00 uur

– luchthaven

Rotterdam-Havens

alle aanlegmogelijkheden,

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

behoudens de specifiek genoemde

Scheveningen

00.00 – 24.00 uur

– haven (ambulant)

Vlissingen

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

IJmuiden

alle aanlegmogelijkheden

00.00 – 24.00 uur

– haven

Bijlage

5

behorend bij artikel 2.6, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen (verklaring toegangverlening)

Bijlage

5b

, behorend bij artikel 2.6, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen (verklaring toegangverlening)

Vervallen

Bijlage

6a

behorend bij artikel 2.9 Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

6b

behorend bij artikel 2.9 Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

6c

behorend bij artikel 2.9 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

Bijlage

7

behorend bij de artikelen 3.1 – 3.8 en 4.11 Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

7a

Document I

Bijlage

7a2

behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onder a

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet

Bijlage

7a3

behorend bij artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a

Schriftelijke verklaring waaruit volgt dat een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk of zijn derdelander familielid hier een tijdelijk verblijfsrecht op grond van artikel 3.4, derde lid van het Besluit geniet

Bijlage

7b

Document II

Bijlage

7c

Document III

Bijlage

7d

Document IV

Bijlage

7d2

Document V

Bijlage

7e

document EU/EER

Vervallen

Bijlage

7e2

Verblijfsrecht voor bepaalde tijd onder het Terugtrekkingsakkoord (economisch inactief)

Bijlage

7e3

Verblijfsrecht voor bepaalde tijd onder het Terugtrekkingsakkoord (economisch actief)

Bijlage

7e4

Verblijfsrecht voor onbepaalde tijd onder het Terugtrekkingsakkoord

Bijlage

7e5

Grensarbeider onder het Terugtrekkingsakkoord

Bijlage

7e6

Document EU/EER – artikel 8 Richtlijn 2004/38/EG

Bijlage

7e7

Document EU/EER – artikel 10 Richtlijn 2004/38/EG

Bijlage

7e8

Document EU/EER – artikel 19 Richtlijn 2004/38/EG

Bijlage

7e9

Document EU/EER – artikel 20 Richtlijn 2004/38/EG

Bijlage

7f

document W

Bijlage

7f2

document W2

Bijlage

7f3

document O

Bijlage

7g

sticker Verblijfsaantekening Algemeen

Bijlage

7h

Sticker verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen

Bijlage

7h2

sticker Verblijfsaantekeningen Tijdelijke bescherming

Bijlage

7i

sticker Verblijfsaantekeningen Vervolgprocedures

Bijlage

7j

Bijlage

7k

Bijlage

7l

behorend bij artikel 3.1, zes lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Bijlage

8

behorend bij artikel 3.8, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen (afzonderlijk inlegblad)

model 1994

model 1997

Bijlage

8a

behorend bij artikel 3.20a, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Criterium persoonlijke ervaring (minimum score 30 punten)

Opleiding

(max. 35 punten)

PhD (Doctor)

35

Diploma als bewijs vereist.

Opleiding dient erkend te zijn door IDW (Nuffic/Colo).

Geen directe relatie tussen opleiding en voor de onderneming benodigde kennis = max. 5 punten aftrek.

Master

30

Bachelor

20

MBO-4

10

Ondernemerschapservaring

(max. 35 punten)

0–35 punten (t/m)

Geen/minder punten

– ervaring is niet relevant voor onderneming

– marginale betrokkenheid in onderneming

– ervaring < 1 jaar

meer/max. punten

– actief oprichter/eigenaar onderneming

– lid directie(team)

– > 10 werknemers

– > 5 jaar ervaring

Ondernemers dienen schriftelijke bewijzen te overleggen (bijv. jaarrekeningen, bewijzen van rol in onderneming etc.).

Deze score kan lagere score op andere onderdelen compenseren.

Hardheid bewijsmateriaal dient buiten twijfel te zijn voor een positieve score.

Actief: niet alleen aandeelhouder/financier.

Werkervaring

(max. 10 punten)

Bachelor/academisch

Werkgever-referenties schriftelijk aantonen.

Hardheid bewijsmateriaal en daadwerkelijk niveau van functioneren dienen buiten twijfel te zijn.

1–<2 jaar

1

2–<5 jaar

5

≥ 5 jaar

10

Seniorniveau

1–<2 jaar

1

2–<5 jaar

5

≥ 5 jaar

10

Specialistische functie

1–<2 jaar

1

2–<5 jaar

5

≥ 5 jaar

10

Inkomen

(max. 10 punten)

Bruto inkomen over 12 maanden voorafgaand aan aanvraag:

Als bewijs kunnen dienen:

– (loon)belastingaanslagen

– jaarrekening

– jaaropgave

Alleen inkomsten gerelateerd aan: activiteiten in CV

< € 12.000

0

€ 12.000–<€ 25.000

5

€ 25.000–< €45.000

7

≥ € 45.000

10

Ervaring met Nederland

(max. 10 punten)

Ondernemerschap

– (handels)partners of opdrachtgevers uit NL

0–4

Alleen schriftelijke bewijzen.

Hardheid bewijsmateriaal dient buiten twijfel te zijn;

NT2 niveau 4 of hoger / Europees referentiekader niveau B2 of hoger;

Bij familiebezoek, inburgeringscursus of vakantie in Nederland geen punten

Cultuur

– Taal NT2/4

0–2

Opleiding/ervaring

– In NL gevolgde opleiding (min. MBO 4) of proefschrift

– Werkervaring als kenniswerker (min. MBO 4)

0–4

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

Criterium ondernemingsplan (minimum score 30 punten)

Marktpotentie

(max. 25 punten)

Product/dienst:

– kenmerken

– toepassing

– behoefte

– unique selling points

0–10

Marktpotentie:

Voor alle aspecten geldt: Zo veel mogelijk schriftelijk bewijs (patenten referenties enz.).

Geraadpleegde bronnen dienen algemeen aanvaard en/of gerenommeerd te zijn.

Marktpotentie: Aannemelijk dient te worden gemaakt dat men een positie op de markt kan innemen en dat product/dienst tegen gewenste prijs ook verkocht kan worden met revenuen voor Nederland.

Marktanalyse:

– marktonderzoek

– potentiële klanten

– concurrenten

– toetredingsbarrières

– samenwerking

– risico’s

– marketing/promotie

0–10

Prijs:

Duidelijke prijsopbouw met alle kosten daarin verdisconteerd

0–5

Kostprijsberekening.

Organisatie

(max. 25 punten)

0–25 punten (t/m)

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan.

– Beoordeling of voorgestelde structuur, competenties, kennis en vaardigheden passend zijn voor product of dienst

0–10

– De ondernemer kan extra punten krijgen voor sector overschrijdende en multidisciplinaire organisatie

0–15

Financiering

(max. 50 punten)

Solvabiliteit (verhouding eigen vermogen-totaal vermogen)

Voor alle aspecten: Zo veel mogelijk schriftelijk aantonen; documenten moeten zijn goed gekeurd door onafhankelijke deskundige (bijv. bij financiering door een Nederlandse bank).

Financiering:

– Prognoses van minstens 3 jaar aanleveren.

– Punt van aandacht is realiteit van onderliggende vooronderstellingen.

– Revenuen voor de Nederlandse economie aantonen.

– Indien al actief in Nederland: aanleveren van jaarrekeningen, BTW- en IB-aangiftes en- beschikkingen.

NB!: indien financiering door een Nederlandse bank is verleend kan zonder verdere controle 50 punten worden gegeven.

Balanstotaal

< € 5.000

Ook bij solvabiliteit van 100%

0

Balanstotaal

€ 5.000 – € 25.000

Solvabiliteit

< 20%

0

20% -< 35%

1

35% -< 50%

3

≥ 50%

5

Balanstotaal

€ 25.000 – € 50.000

Solvabiliteit

< 20%

0

20% -< 35%

4

35% -< 50%

9

≥ 50%

13

Balanstotaal

> € 50.000

Solvabiliteit

< 20%

0

20% -< 35%

9

35% -< 50%

16

≥ 50%

20

Omzet

< € 35.000

0

€ 35.000-< €100.000

5

€100.000 -< €250.000

10

€250.000 -< €500.000

15

≥ € 500.000

20

Liquiditeitsprognose (gunstige verwachting gedurende):

Aantonen dat de onderneming levensvatbaar is.

het eerste jaar

5

de eerste 2 jaren

de eerste 3 jaren

8

10

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

Criterium toegevoegde waarde van de economische activiteiten voor de Nederlandse economie (minimum score 30 punten)

Innovativiteit

(max. 20 punten)

0–20 punten (t/m)

– Is product/dienst nieuw voor Nederlandse markt?

– Is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing?

– Is sprake van innovatieve organisatorische opzet en werkwijze?

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan.

Arbeidscreatie

(max. 40 punten)

Aantal arbeidsplaatsen (excl. aanvrager):

Aantal en aard van te realiseren arbeidsplaatsen moet blijken uit het ondernemingsplan, waarbij de realiteit van het plan op dit punt een rol speelt.

Binnen 1,5 jaar moeten de arbeidsplaatsen zijn gerealiseerd en de medewerkers ook daadwerkelijk in dienst zijn genomen.

0,5–< 2 fte

10

2–< 5 fte

20

5–< 10 fte

30

≥ 10 fte

40

Bij hoogwaardige arbeidsplaatsen

(> € 45.000):

1–< 3 fte

20

3–< 6 fte

30

≥6 fte

40

Investeringen

(max. 40 punten)

Materiële en immateriële vaste activa:

Hoogte van de investeringen moet blijken uit onderne- mingsplan, waarbij de realiteit van het plan op dit punt een rol speelt.

De investeringen moeten binnen 1 jaar zijn gerealiseerd.

€ 0–< 5.000

0

€ 5.000–< 50.000

10

€ 50.000–< 100.000

20

€ 100.000–< 500.000

30

≥ € 500.000

40

Hoogopgeleide met gedegen ondernemingsplan

Indien de aanvrager op de onderdelen A en B reeds het minimum aantal punten van 90 heeft gehaald (voor A. minimaal 45 en voor B. minimaal 45), maar op onderdeel C de minimaal benodigde 30 punten niet haalt wordt onderdeel C op 30 punten gesteld. Aanvrager krijgt daarmee een positief advies.

Startende ondernemer, in het bezit van:

a. een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.30, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

b. een verklaring van de deskundige begeleider die de startende ondernemer minimaal drie maanden heeft begeleid, waaruit blijkt dat het begeleidingstraject positief is afgelegd.

(max. 30 punten)

30

Schriftelijke verklaring, volgens het model dat door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar is gesteld.

Bijlage

8aa

behorend bij artikel 3.20a, vierde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

De onderneming voorziet in een behoefte in Nederland

Er is sprake van een zodanige markt voor de producten / diensten van de aanvrager, dat de onderneming levensvatbaar is. Dit betekent dat de onderneming een zodanig resultaat behaalt dat de ondernemer minimaal het bruto minimumloon aan de onderneming kan onttrekken.

In het geval van een V.O.F. geldt dat iedere vennoot minimaal het bruto minimumloon kan onttrekken; bij een B.V. iedere eigenaar.

In het geval van toetreding tot een bestaande onderneming, geldt bovenstaande ook en geldt dat het marginale aandeel van de zittende vennoten / eigenaren niet verslechtert.

In het geval van een negatief eigen vermogen en geen aannemelijke vooruitzichten op een positieve kentering wordt uitgegaan van een gebrek aan continuïteitsperspectief en dit leidt tot een negatief advies.

De behoefte in Nederland en de levensvatbaarheid worden met de volgende bescheiden aangetoond:

Ondernemingsplan, waarin minimaal de volgende onderwerpen zijn opgenomen:

– persoonlijke gegevens van de ondernemer;

– het product of de dienst en wat het unieke daarvan is;

– een marktanalyse toegespitst op het eigen product of dienst;

– de organisatie;

– de (openings)balans;

– de omzet- en liquiditeitsprognose inclusief berekeningen; en

– een specificatie en begroting arbeidscreatie en investeringen (indien aanwezig).

Nadere toelichting bij de gevraagde bescheiden:

• De marktanalyse bevat minimaal informatie over de kenmerken van de specifieke markt, de doelgroep, de concurrentie (het onderscheidend vermogen), potentieel marktaandeel, marketing, risico’s, prijsbeleid. Voor onderbouwing van de marktanalyse moeten de volgende bewijsmiddelen toegevoegd worden:

– Branchegegevens van de specifieke markt, waarop de onderneming zich richt;

– Prognoses van balansen, omzetten en resultaten;

– Kopieën van concrete (omvang in tijd en geld) intentieverklaringen van toekomstige opdrachtgevers; eventuele al verkregen opdrachten;

– gegevens ter onderbouwing van de competenties van de ondernemer zoals:

○ een kopie van referenties en arbeidsovereenkomst(en) van de voormalige dienstbetrekking(en);

○ kopieën van behaalde diploma’s. Betreft het een buitenlands diploma? Dan moet deze voorzien zijn van een waardering van Nuffic/stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB);

• Voor onderbouwing van eventuele al gerealiseerde omzetgegevens moeten de volgende bewijsmiddelen toegevoegd worden: BTW aangiftes en -beschikkingen, definitieve jaarrekeningen en tussentijdse balansen en exploitatieoverzichten, aangiftes Inkomstenbelasting en aanslagen, loonaangiften, verkoopfacturen en bankafschriften (alleen positie aan eind verslagperiode).

• Als sprake is van een BV moet een kopie van het aandelenregister en de oprichtingsakte toegevoegd worden; is sprake van een VOF/CV, dan wordt een kopie van het VOF/CV contract toegevoegd waarin minimaal staat: inbreng van vennoten, verantwoordelijkheden en het aandeel in het resultaat.

• Als de vreemdeling als freelancer werkt: kopieën van intentieverklaringen en/of overeenkomst(en) van (de) opdracht(en) waaruit blijkt dat deze in opdracht als freelancer werkt.

• Zowel bij een overname van als toetreding tot een bestaande onderneming zijn over meerdere jaren exploitatiecijfers van de oude situatie nodig.

Financiële stukken die de aanvraag onderbouwen moeten gecontroleerd zijn door een daartoe bevoegd extern onafhankelijk deskundige (register accountant, een accountant administratieconsulent, boekhouder, of een financieel adviseur).

Er mag geen negatieve invloed op de markteconomie zijn

De op te richten onderneming zorgt niet voor verstoring op de markt.

De actuele situatie op de specifieke markt waarop de onderneming zich begeeft, is bij de beoordeling van belang. Dit betekent dat de concurrentieverhoudingen niet verstoord worden door bijvoorbeeld prijsdumping, toetreding tot een markt met overcapaciteit, toetreding tot een markt met dalende vraag, optreden als extra schakel op al bestaand sectorkolomniveau (toelevering aan gelijksoortige ondernemingen, ook wederzijds). Bij branches die na een dip weer aantrekken, zal worden gekeken naar de mate van groeiverwachting in relatie tot eventuele bestaande overcapaciteit.

Er is ook sprake van een negatief gevolg voor de markteconomie als de (verwachte) resultaten onder de norm van het bruto minimumloon liggen en de ondernemer grote kans loopt zijn onderneming te moeten staken. De ondernemer zal dan uiteindelijk in het sociale vangnet terecht kunnen komen, wat geen bijdrage aan de markteconomie betekent. Ook wanneer de onderneming al eerder is opgestart zal de beoordeling plaatsvinden alsof het bedrijf nieuw op de markt komt.

Er mag geen negatieve invloed voor de werkgelegenheid zijn

Toetreding tot de markt door betrokkene mag geen verstoring betekenen van de arbeidsmarkt voor werknemers en zelfstandigen.

De actuele arbeidsmarktsituatie in de branche waar betrokkene toetreedt is van belang. Toetreding tot een branche met hoge werkloosheid onder werknemers en zelfstandigen is arbeidsmarkt verstorend. Hierbij wordt ook de regio, waarin de activiteiten worden uitgevoerd mee genomen. Cijfers van UWV worden in de beoordeling betrokken.

Ook toetreding tot de markt in het verleden, betekent in de toetsing nieuw op de arbeidsmarkt.

Wijziging van het werknemerschap in mede-eigendom (vennoot, aandeelhouder) kan leiden tot een negatief advies op grond van verstoring van de arbeidsmarkt indien voor en / of na omzetting geen sprake is van een geldige verblijfsvergunning.

Bijlage

8aaa

behorend bij artikel 3.20a, vijfde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

1

Beoordelingskader arbeid als zelfstandig kunstenaar

De kunstenaar wordt a) rechtstreeks gefinancierd door een Rijkscultuurfonds of b) de kunstenaar verricht activiteiten voor een Nederlandse professionele culturele instelling die een dusdanige artistieke kwaliteit heeft dat deze naar het oordeel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van wezenlijk cultureel belang voor Nederland wordt geacht.

Indien de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap oordeelt dat geen sprake is van een instelling als hierboven bedoeld, dan kan hij bij hoge uitzondering alsnog overgaan tot een positief advies, indien de unieke kwaliteit of expertise van de zelfstandige kunstenaar die een aanvraag indient, zodanig is dat diens aanwezigheid op zichzelf naar oordeel van de Minister van wezenlijk cultureel belang voor Nederland is.

Bij rechtstreekse financiering door een Rijkscultuurfonds opgericht conform artikel 9 Wet op het specifiek cultuurbeleid:

– een afschrift van de subsidiebeschikking van het Rijkscultuurfonds aan de kunstenaar.

In dit geval is er sprake van een wezenlijk Nederlands cultureel belang en vindt er geen verdere beoordeling plaats.

Bij het verrichten van activiteiten voor een Nederlandse professionele culturele instelling:

– een onderbouwde verklaring waaruit blijkt dat de instelling de vereiste artistieke kwaliteit heeft. De Nederlandse culturele instelling wordt geacht de vereiste artistieke kwaliteit te hebben als het artistiek inhoudelijk niveau van de instelling positief is beoordeeld door de Raad voor Cultuur voor het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend, dan wel door een provinciale of gemeentelijke kunstraad. Dit is het geval bij de volgende instellingen:

a. rechtspersonen die, in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend, gesubsidieerd worden onder hoofdstuk 3 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

b. rechtspersonen die meerjarig gesubsidieerd worden door een gemeente of provincie op advies van een gemeentelijke of provinciale kunstraad waaronder in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend.

Ook de volgende instellingen worden beschouwd als een instelling met een dusdanig artistieke kwaliteit:

a. rechtspersonen die meerjarig gesubsidieerd worden door een Rijkscultuurfonds waaronder in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend;

b. rechtspersonen die in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend gesubsidieerd worden onder hoofdstuk 5 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

c. rechtspersonen die op regelmatige basis projectsubsidies ontvangen van gemeenten, provincies of Rijkscultuurfondsen, waaronder een projectsubsidie in het jaar waarin de aanvraag als bedoeld onder artikel 3.20a wordt ingediend.

De activiteiten als bedoeld onder het eerste criterium onder b dienen onderdeel uit te maken van de kernactiviteiten van de culturele instelling.

Een overeenkomst van opdracht tussen de Nederlandse culturele instelling en de kunstenaar omtrent de uitvoering van de hiervoor bedoelde nader omschreven activiteiten. In de overeenkomst van opdracht wordt in ieder geval opgenomen:

a. de overwegingen om tot de overeenkomst van opdracht te komen;

b. een beschrijving van de inhoud en de uitvoering van de opdracht;

c. de begindatum en de einddatum van de opdracht;

d. het honorarium;

e. handtekening van de ondertekeningsbevoegden.

Er dient een concrete behoefte te bestaan aan de uitvoering van deze activiteiten door de desbetreffende kunstenaar.

– Een ‘verklaring wezenlijk cultureel belang’ van de Nederlandse culturele instelling zoals opgenomen onder deze tabel.

2

Verklaring wezenlijk cultureel belang/Declaration on essential cultural importance

Declaration

By the cultural institution. The declaration states that the presence of the artist-applicant in question is of 'substantial cultural interest' for the Netherlands.

With this document the cultural institution: [naam culturele instelling]

Declares that the artist-applicant with the following name: [naam kunstenaar]

Has been selected by the cultural institution and that his/her presence in the Netherlands and his/her contribution to the activities as described in the attached contract is of essential cultural importance. This activities will take place over a period from and to: [periode]

Describe the value and importance of the presence of the artist-applicant for the cultural institution and/or for the Dutch cultural sector: ...........................

Additional comments: ...............................

Location: ...........................

Location: ...........................

Date: ...........................

Date: ...........................

Name of cultural institution:

Name of artist-applicant:

...........................

...........................

Signature

Signature:

...........................

...........................

Bijlage

8b

behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

Voortoets

De begeleider krijgt opnieuw een positief advies als deze niet langer dan een jaar voor indiening van de aanvraag van de startende ondernemer een positief advies voor zijn begeleiding heeft gekregen.

Een eerder positief advies van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat niet ouder is dan een jaar leidt zonder verdere toetsing wederom tot een positief advies. De betrouwbaarheid en de deskundigheid van de begeleider worden door de RVO in dat geval aangenomen.

Een eerder afgegeven positief advies ouder dan een jaar (of nog geen eerdere toets) leidt tot een (nieuwe) toets.

1.1 Inschrijving Kamer van Koophandel

De begeleider staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Een uittreksel is niet vereist. De inschrijving wordt door de RVO in het Handelsregister gecontroleerd. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

1.2 Deskundigheid

a) De begeleider biedt een pakket ‘op maat’ van faciliteiten aan de startende ondernemer.

b) De begeleider heeft ervaring.

a) Een pakket ‘op maat’ betekent dat de begeleider in staat is om de startende ondernemer van idee tot onderneming te begeleiden. Niet iedere ondernemer heeft dezelfde begeleiding nodig. Het pakket aan faciliteiten verschilt daarom per startende ondernemer. Faciliteiten bestaan bijvoorbeeld doch niet uitputtend uit: (toegang tot) coaching, technologie, onderzoek, bescherming intellectueel eigendom, marktonderzoek en financiering.

b) Ervaring betekent minimaal twee jaar ervaring met het begeleiden van innovatieve startende ondernemers bij minimaal twee personen. Aan te tonen via bijvoorbeeld een eigen ondernemingsplan, voorbeelden van begeleide startende ondernemers, referenties en CV’s. Indien de begeleiding door verschillende personen wordt gedaan, is informatie over alle personen die begeleiden nodig.

1.3 Betrouwbaarheid

De begeleider is financieel gezond.

De begeleider verkeert niet in surseance of faillissement en heeft een gezonde solvabiliteit en liquiditeit. Aan te tonen via bijvoorbeeld (niet uitputtend) recente jaarrekeningen en/of overeenkomsten met / garantstellingen door financiers en/of accountantsverklaringen en/of bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses.

2.1 Inschrijving Kamer van Koophandel

De startende ondernemer staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Een uittreksel is niet vereist. De inschrijving wordt door de RVO in het Handelsregister gecontroleerd. De startende ondernemer moet zeggenschap in de startende onderneming hebben. Dit is van belang omdat hij beslissingen over de toekomstige onderneming moet kunnen nemen. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

2.2 Stappenplan

a) In het stappenplan staat beschreven wat de taak en rol is van de startende ondernemer in de startende onderneming.

b) In het stappenplan staat beschreven waarom het product of dienst innovatief is.

c) In het stappenplan staat beschreven welke activiteiten (stappen) de startende ondernemer verricht in het eerste jaar om van idee tot onderneming te komen.

a) De startende ondernemer moet een actieve rol hebben. Dit betekent dat de aanvrager niet alleen aandeelhouder of financier is.

b) Er is sprake van innovativiteit bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:

1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.

2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.

3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.

Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld (niet uitputtend opgesomd):

– Activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid worden gestimuleerd.

– Zelf ontwikkelde nieuwe producten of diensten.

– Originele aanpak energiebesparing.

– Originele aanpak duurzaamheidsproblematiek.

– Slimme en creatieve aanpassingen of combinaties ten behoeve van sector overschrijdende toepassingen.

– Nieuwe product-marktcombinaties.

– Creatieve of vernieuwende marktbenadering.

– Sociale innovatie.

– Introductie maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.3 Overeenkomst met begeleider

a) In de overeenkomst is de aard van de begeleiding beschreven.

b) De voorwaarden van de overeenkomst mogen niet nadelig of belemmerend zijn voor een gezonde ontwikkeling van de startende ondernemer.

c) De begeleider mag geen meerderheidsbelang hebben in de startende onderneming.

d) De overeenkomst is door beide partijen (begeleider en startende ondernemer) ondertekend.

a) De begeleiding moet op maat zijn (zie 1.2. onder a).

b) Er mag geen sprake zijn van ‘wurgcontracten’.

c) Uit de overeenkomst wordt duidelijk welk belang de begeleider heeft in de startende onderneming.

d) De begeleider moet bevoegd zijn om de overeenkomst te ondertekenen.

Bijlage

8c

behorend bij artikel 3.20e, vierde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000

Beoordeling van de startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten die essentieel personeel wil aantrekken, de rol van het essentieel personeelslid en de vorm van medewerkersparticipatie.

Voortoets

Ten tijde van begeleiding door een goedgekeurde deskundige begeleider in het kader van arbeid als zelfstandige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, wordt getoetst:

a) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming (1.2c).

b) de overeenkomst tussen de startende ondernemer en het essentieel personeelslid (1.4).

Als de startende onderneming ten tijde van de aanvraag een begeleidingsovereenkomst voor een startup verblijfsvergunning heeft of heeft gehad met een goedgekeurde deskundige begeleider, dan is de toetsing op organisatie, innovatie, schaalbare bedrijfsactiviteiten en financiering niet meer nodig. De aanvraag voor het essentiële personeelslid wordt ingediend maximaal 18 maanden na ondertekening van de begeleidingsovereenkomst en de goedgekeurde deskundige begeleider is nog aantoonbaar en actief betrokken bij de startup.

1.1 Organisatie

a) De startende onderneming staat ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

b) De juridische entiteit is toereikend om aan de voorwaarde van de participatie/deelname van het essentieel personeel binnen de onderneming te kunnen voldoen.

c) De oprichters van de onderneming hebben zeggenschap binnen de onderneming en nemen actief deel aan de onderneming.

d) De competenties, kennis en vaardigheden binnen de onderneming zijn passend bij de groei-ambitie van de onderneming.

a) Een uittreksel is vereist. De inschrijving wordt in het Handelsregister gecontroleerd. Geen inschrijving betekent een negatief advies.

b) Rechtsvormen die hieronder vallen zijn een besloten vennootschap (bv), een commanditaire vennootschap (cv) en een naamloze vennootschap (nv).

c) De oprichter(s) moet(en) een actieve rol binnen de onderneming hebben. Dit betekent dat de oprichter niet alleen aandeelhouder of financier is. De uiteindelijk belanghebbende (UBO) binnen de onderneming draagt aantoonbaar bij aan de vormgeving van de innovatieve en schaalbare bedrijfsactiviteiten. De aandelenverhouding binnen de onderneming dient aangetoond te worden.

d) De in de bedrijfsdocumentatie beschreven groei-ambitie van de onderneming wordt onderbouwd op basis van competenties, kennis en vaardigheden die aanwezig zijn bij de oprichters, directie, bestuurder(s) en het essentiële personeel. De aanwezige competenties, kennis en vaardigheden kunnen onderbouwd worden door opleiding, werkervaring, etc. Te denken valt aan onderbouwde CV’s, diploma’s en referenties.

1.2 Groei

De onderneming dient door middel van het overleggen van bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een ondernemingsplan, aan te tonen:

a) dat de onderneming innovatief is en sprake is van schaalbare bedrijfsactiviteiten.

b) welke activiteiten (stappen) de onderneming neemt om groei te realiseren.

c) welke essentiële rol het aan te trekken personeelslid gaat vervullen binnen de onderneming.

.

a) Een onderneming wordt als innovatief beoordeeld bij aanwezigheid van minstens één van onderstaande drie aspecten:

1) Het product of de dienst is nieuw voor Nederland.

2) Er is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing.

3) Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze.

Hierbij kan worden gedacht aan (niet uitputtend opgesomd):

– Activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid-en innovatiebeleid en de Nederlandse Digitaliseringstrategie worden gestimuleerd.

– Zelf ontwikkelde nieuwe producten, technologieën of diensten.

– Originele aanpak energiebesparing.

– Originele aanpak duurzaamheidsproblematiek.

– Slimme en creatieve aanpassingen of combinaties ten behoeve van sector overschrijdende toepassingen.

– Nieuwe product-marktcombinaties.

– Creatieve of vernieuwende marktbenadering.

– Sociale innovatie.

– Introductie maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Er is sprake van schaalbare bedrijfsactiviteiten als aannemelijk kan worden gemaakt dat de onderneming een product/dienst duurzaam kan blijven leveren terwijl deze een snelle groei realiseert. Duurzaam blijven leveren betekent in deze context dat een onderneming tijdens deze snelle groei financieel aan al haar verplichtingen kan blijven voldoen. Met realiseren van snelle groei wordt een versnelde (niet lineaire) waardeontwikkeling bedoeld. Op basis van de bedrijfsdocumentatie, zoals een uitgebreid ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses dient duidelijk te worden dat producten/diensten van de onderneming zich kenmerken door lage marginale kosten en nauwelijks plaats-of tijdgebonden zijn. Uit de bedrijfsdocumentatie dient duidelijk te worden dat de onderneming na een investering in vaste kosten in staat is haar groei te versnellen.

b) Bedrijfsdocumentatie, bijvoorbeeld een uitgewerkt ondernemingsplan, met diverse prognoses en financiële analyses waarin opgenomen wordt welke activiteiten (stappen) de onderneming wil nemen om de groei van de onderneming te realiseren.

c) In de bedrijfsdocumentatie staat beschreven welke rol het essentieel personeel heeft om groei van de onderneming te realiseren. Het essentiële personeelslid moet een actieve rol hebben ten aanzien van de schaalbare en innovatieve bedrijfsactiviteiten. Dit betekent dat deze niet alleen aandeelhouder of financier is. Dit kan aantoonbaar zijn door middel van de bedrijfsdocumentatie, waaronder het ondernemingsplan, waarin de groei beschreven staat. Daarin wordt aangegeven welke rol het essentiële personeelslid zal vervullen.

1.3 Financiering

De onderneming is financieel betrouwbaar

De onderneming verkeert niet in surseance of faillissement en heeft een passende solvabiliteit en liquiditeit voor een startende innovatieve onderneming met schaalbare bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in deze regeling. Dit is aan te tonen via bijvoorbeeld (niet uitputtend) recente jaarrekeningen inclusief balans, winst & verliesrekening en toelichting, opgesteld door een onafhankelijke derde eventueel aangevuld met overeenkomsten met garantstellingen door financiers en/of accountantsverklaringen en/of bankafschriften en/of onderbouwde financiële prognoses. De startende onderneming kan jaarrekeningen, BTW- en IB-beschikkingen aanleveren.

Indien de onderneming kan aantonen dat zij een financieringsovereenkomst van minimaal € 100.000 met een durfinvesteerder of een Nederlandse bank heeft dan kan zonder verdere toetsing worden voldaan aan deze voorwaarde.

1.4 Overeenkomst tussen startende ondernemer en het essentiële personeelslid

De overeenkomst wordt getoetst op:

a) de aard van de werkzaamheden.

b) de overeengekomen vorm van medewerkersparticipatie en eventuele hieraan gestelde voorwaarden.

c) de lengte van de eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt.

d) een onderbouwing door de ondernemer op basis waarvan de eventuele (uitoefen)prijs van de medewerkersparticipatie is gebaseerd.

e) ondertekening door beide partijen (onderneming en essentieel personeelslid).

a) De werkzaamheden komen overeen met de activiteiten beschreven in de aangeleverde bedrijfsdocumentatie.

b) Uit de overeenkomst wordt duidelijk welke vorm en mate van medewerkersparticipatie is overeengekomen. De overeengekomen vormen van medewerkersparticipatie zijn het verkrijgen van aandelen, certificaten van aandelen en aandelenopties. Voor deze vormen geldt dat ze aan het essentieel personeelslid het recht geven op aandelen ter waarde van minimaal 1% van de onderneming. Aan het recht om deze minimale grootte van de onderneming in aandelen te verkrijgen, eventueel na verloop van een overeengekomen periode (zoals beschreven in 1.4.c van het toetsingskader), mogen geen individuele prestatievoorwaarden verbonden zijn.

c) De eventueel overeengekomen periode waarin de medewerkersparticipatie onvoorwaardelijk wordt, valt binnen drie jaar nadat de arbeidsovereenkomst formeel in werking is getreden.

d) De overeengekomen uitoefenprijs van de medewerkersparticipatie mag het recht om de aandelen na verloop van tijd te verkrijgen onder normale omstandigheden niet verhinderen. De onderbouwing van de eventuele uitoefenprijs moet logischerwijs verbonden zijn met de vereiste bedrijfsdocumentatie, zoals een ondernemingsplan (1.2 van het toetsingskader).

e) De overeenkomst is door een tekenbevoegde van de onderneming en het essentiële personeelslid getekend.

Bijlage

9

, behorend bij artikel 3.22 Voorschrift Vreemdelingen

Vervallen

Bijlage

10

, behorend bij artikel 3.23, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Vervallen

Bijlage

10a

behorend bij artikel 3.24, derde lid, onderdeel e, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Bewustverklaring au pair

Inleiding

Het doel van de au-pairregeling is dat de au pair in Nederland verblijft om kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Het gastgezin biedt de au pair kost en inwoning en een maandelijks onderling overeen te komen bedrag aan zakgeld. In ruil voor de faciliteiten die het gastgezin biedt, verleent de au pair hulp in de huishouding van alleen het gastgezin, en/of bij het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van dit gezin. Het gaat dan om lichte werkzaamheden in de huishouding en/of de opvang en verzorging van eventuele kinderen, niet om werk waarvoor een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid vereist is. Dit betekent dat de au pair alleen die werkzaamheden mag verrichten waarvoor in zijn/haar aanwezigheid steeds een aantoonbaar alternatief voorhanden is. Dat betekent dus dat een au pair niet alleen verantwoordelijk mag zijn voor de opvang van kinderen maar dat er bijvoorbeeld een ouder of grootouder aanwezig (of direct beschikbaar) is die verantwoordelijk is. Het ondersteunende karakter van het werk houdt tevens in dat de au pair niet volledig verantwoordelijk is voor de huishoudelijke taken. De au pair verblijft immers op basis van gelijkheid (met de gezinsleden) in het gastgezin.

In dit kader verklaart de ondergetekende, verder te noemen gastgezin, als volgt:

Het gastgezin is ermee bekend dat verblijf als au pair in Nederland slechts wordt toegestaan als:

  • De au pair 18 jaar of ouder maar jonger dan 26 is.

  • De au pair niet eerder in Nederland een verblijfsvergunning voor uitwisseling heeft gehad.

  • De au pair nog niet eerder voor het gastgezin (in het buitenland) heeft gewerkt.

  • De au pair geen geldbedrag als borg heeft betaald aan een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau.

  • De au pair niet meer dan € 34 heeft betaald aan kosten voor de voorbereiding op het verblijf in Nederland.

  • De au pair geen contract met een gastgezin of een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau heeft ondertekend waarmee de au pair zich verplicht tot het betalen van geld of een geldboete als sanctie wegens het niet nakomen van een of meerdere bepalingen van dit contract.

  • De au pair geen taken gaat verrichten voor mensen die meer bijzondere zorg nodig hebben, die een specifieke vaardigheid vereist.

  • De au pair geen familierechtelijke relatie tot in de derde graad heeft met een van de leden van het gastgezin.

  • De au pair gaat wonen op het adres van het gastgezin en daarop ook ingeschreven staat in de Basisregistratie persoonsgegevens.

  • Het gastgezin uit 2 of meer personen bestaat.

  • De au pair maximaal 8 uur per dag en maximaal 30 uur per week lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft de au pair minimaal 2 vrije dagen per week.

  • De au pair alleen lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht.

  • Het gastgezin en de au pair een dagindeling maken voor alle 7 dagen van de week. Het gastgezin en de au pair hebben deze dagindeling ondertekend. In de dagindeling moet minimaal staan:

    • hoeveel uur lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • hoeveel uur opvang en verzorging van kinderen de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • welke 2 dagen in de week de au pair vrij is en wie het alternatief is van de au pair voor het doen van de lichte huishoudelijke werkzaamheden en het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van het gezin.

  • Het gastgezin voldoende inkomen heeft als bedoeld in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zie website IND voor normbedragen).

In het kader van het toezicht op de au-pairregeling verklaart het gastgezin als volgt:

Het gastgezin is zich ervan bewust dat in het kader van het toezicht op naleving van de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) de Vreemdelingenpolitie, de Nederlandse Arbeidsinspectie of de IND de au pair en/of het gastgezin hetzij met een concrete aanleiding, hetzij steekproefsgewijs aan huis kunnen bezoeken of uitnodigen voor een gesprek. Als het gastgezin de au pair werkzaamheden laat verrichten die niet voldoen aan de voorwaarden die de wet- en regelgeving stellen, is het gastgezin in overtreding en kan een bestuurlijke boete volgen.

  • 1.

    Gegevens au pair

    • 1.1

      Achternaam

    • 1.2

      Voornaam

    • 1.3

      Geboortedatum

    • 1.4

      Geboorteplaats

    • 1.5

      Nationaliteit

      (zoals in het document voor grensoverschrijding)

  • 2.

    Gegevens beide hoofden/het hoofd van het gastgezin

    • 2.1

      Naam persoon 1.................................

    • 2.2

      Naam persoon 2.................................

    • 2.3

      Woonadres....................................

  • 3.

    Ondertekening

    Ik heb de verklaring naar waarheid ingevuld

    • 3.1

      Plaats en datum..............................

    • 3.2

      Handtekening au pair

      .....................................

    • 3.3

      Plaats en datum............................

    • 3.4

      Handtekening gastgezin persoon 1

      ...........................................

    • 3.5

      Handtekening gastgezin persoon 2

      ........................................

Bijlage

11

, behorend bij artikel 3.24 Voorschrift Vreemdelingen

Vervallen

Bijlage

12

Antecedentenverklaring

Bijlage

12a

behorend bij artikel 4.1a, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Bijlage

13

behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (veilige landen van herkomst)

Albanië

Armenië

Bosnië-Herzegovina

Brazilië

Georgië

Ghana

India

Jamaica

Kosovo

Marokko

Mongolië

Montenegro

Noord-Macedonië

Oekraïne

Senegal

Servië

Tunesië

Verenigde Staten

Bijlage

14a

IMO Bemanningslijst

Bijlage

14b

IMO Crew List

Bijlage

14c

IMO Passagierslijst

Bijlage

14d

IMO Passenger List

Bijlage

15

behorend bij artikel 4.5, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

16

behorend bij artikel 4.5, tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

17c

behorend bij artikel 7.1, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen

Bijlage

17d

behorend bij artikel 7.1, vierde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Informatieformulier

(Voor het verstrekken van gegevens conform art. 8.2 Vb)

AAN:

VAN:

De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid,

t.a.v. de Immigratie- en Naturalisatiedienst, locatie

(Organisatie)

(Afdeling)

Adres __________

(Adres)

Faxnummer __________

(Faxnummer)

DATUM:

GEGEVENS VREEMDELING:

Achternaam:

A-nummer:

V-nummer:

Geboortedatum:

BSN:

Nationaliteit:

Geslacht: man/vrouw

Cliëntnummer:

Adres:

Verblijfsdocument (letter en nummer):

BRP-code:

Naam partner/echtgeno(o)t(e):

Reactie op verzoek via formulier 17c VV

Naar aanleiding van uw verzoek van __________ (datum) om gegevens te verstrekken over de toekenning of beëindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning, met betrekking tot bovengenoemde vreemdeling deel ik u het volgende mee:

Melding uit eigen beweging op grond van artikel 8.2 van het Vreemdelingenbesluit

Hierbij deel ik u uit eigen beweging het volgende mee over de toekenning of beëindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning, met betrekking tot bovengenoemde vreemdeling.

Bovengenoemde vreemdeling, die in bezit is van een verblijfsdocument of verklaring met de aantekening:

– ‘bij een beroep op publieke middelen vervalt verblijfsrecht’

– ‘beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor verblijfsrecht’

– ‘een meer dan aanvullend beroep op publieke middelen kan gevolgen hebben voor verblijfsrecht’

ontvangt een uitkering krachtens de openbare kas

Pw-uitkering sedert

IOAW-uitkering sedert

IOAZ-uitkering

BBZ-uitkering

Anders nl.

Aan bovengenoemde vreemdeling, aan wie arbeid niet is toegestaan, dan wel arbeid uitsluitend is toegestaan bij een bepaalde werkgever, dan wel arbeid slechts is toegestaan indien de werkgever beschikt over een tewerkstellingsvergunning, is een ontheffing of vergunning als bedoeld in artikel 8.3 van het Vreemdelingenbesluit verstrekt.

Een vergunning of ontheffing krachtens

is verstrekt op

geldig tot

¹ Reden voor melding aankruisen en aanvullen met soort verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning

__________

(Ondertekening)

Bijlage

18

, behorend bij artikel 3.33a Voorschrift Vreemdelingen

Vervallen

Bijlage

19

behorend bij artikel 3.10, eerste en derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Voor wie is het medisch vragenformulier bestemd en wie vult deze in?

Het medisch vragenformulier (1.) wordt ingevolge artikel 3.10, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 ingevuld en ondertekend door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts.

Het model medisch vragenformulier (1.) wordt ingevolge artikel 3.10, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 aan de aangewezen arts aangeboden met daarbij de in deze bijlage opgenomen begeleidende brief (2.) en het (deels) door de verzoeker ingevulde registratieformulier/toestemmingsverklaring (3.)

1

Standaard medisch vragenformulier (in te vullen door aangewezen arts)

Betreft:

Geslachtsnaam

Voorna(a)m(en)

Geboortedatum

Nationaliteit

Betrokkene heeft een verzoek ingediend tot ontheffing van het basisexamen inburgering waarbij medische omstandigheden een rol spelen. Niet-medische omstandigheden (zoals bijvoorbeeld analfabetisme) die in de aanvraagprocedure worden aangevoerd, worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst ook meegewogen bij de beoordeling van het verzoek om ontheffing. U hoeft hier als medicus niks over op te merken. Graag hier aangeven van welke medische informatie gebruik is gemaakt voor het onderzoek

Naam medische behandelaar

Betrokkene is voor het onderzoek gezien op (datum)

Graag ontvang ik van u de antwoorden op de relevante vragen.

Kruis hieronder enkel aan welke van de onderstaande type-aandoening of aandoeningen van toepassing is /zijn en beantwoord de hierbij gestelde vragen.

1. Visus-aandoening:

1a.

Wat zijn de klachten?

1b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

1c.

Kunt u het gezichtsverlies per oog in percentages aangeven? (Bijvoorbeeld 0.8 (80%), 0.1 (10%)).

1d.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

1e.

In hoeverre is betrokkene met hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld lenzen, een bril) in staat om plaatjes en letters van dichtbij duidelijk te kunnen zien?

Kruis hetgeen van toepassing is aan:

□ (vrijwel) nihil

□ ernstig beperkt

□ matig beperkt

□ (vrijwel) onbeperkt

2. Gehoor-aandoening:

2a.

Wat zijn de klachten?

2b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

2c.

Kunt u het gehoorverlies per oor in dB aangeven? U kunt dit zo nodig schatten.

2d.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

2e.

In hoeverre is betrokkene in staat met behulp van hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld een gehoorapparaat) met behulp van een headset zinnen uitgesproken door een computer te verstaan? Kruis aan hetgeen van toepassing is.

□ (vrijwel) nihil

□ ernstig beperkt

□ matig beperkt

□ (vrijwel) onbeperkt

3. Spraak-aandoening:

3a.

Wat zijn de klachten?

3b.

Wat is de diagnose? (Bij voorkeur met een ICD code)

3c.

Zijn de klachten van blijvende aard of is naar uw oordeel (door behandeling) herstel mogelijk? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

3d.

De spraak van betrokkene valt te typeren als:

Kruis aan hetgeen van toepassing is.

□ (vrijwel) nihil

□ ernstig beperkt

□ matig beperkt

□ (vrijwel) onbeperkt

4. Psychiatrische aandoeningen en/of verstandelijke handicaps:

Let op: in het geval van psychiatrische aandoeningen en/of bij verstandelijke handicaps (zoals bijvoorbeeld aangeboren syndromale aandoeningen) dient u een deskundige op het gebied van (neuro)psychiatrische ziektebeelden te raadplegen (bijvoorbeeld psychiater, klinisch psycholoog of neuropsycholoog) voor het uitvoeren van een psychiatrische expertise.

Het deskundigenoordeel moet u betrekken bij het beantwoorden van de volgende vragen.

4a.

Welke deskundige is door u geraadpleegd? Graag naam, datum en specialisme aangeven (en voeg de schriftelijke rapportage bij van de door u geraadpleegde onafhankelijk deskundige).

4b.

Geef aan welke methodiek de deskundige heeft gebruikt.

Vragen met betrekking tot mentale beperkingen:

4c.

Kunt u -indien aan de orde- zo nauwkeurig mogelijk beschrijven waaruit de psychiatrische aandoening bestaat en welke diagnose is vastgesteld (bij voorkeur met een ICD code)?

4d.

Kunt u -indien aan de orde- zo nauwkeurig mogelijk beschrijven waaruit de verstandelijke handicap bestaat en welke eventuele medische oorzaken daarbij zijn vastgesteld (Bij voorkeur met een ICD code)?

4e.

Kunt u aangeven wat de verwachte duur is van de beperking van de cognitieve vaardigheden door de psychiatrische aandoening of verstandelijke handicap? (Bijvoorbeeld binnen enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

4f.

De cognitieve vaardigheden van betrokkene zijn door de verstandelijke handicap of de psychiatrische aandoening (kruis hieronder aan hetgeen van toepassing is):

□ (vrijwel) nihil

□ ernstig beperkt

□ matig beperkt

□ (vrijwel) onaangetast

Let wel, niet-medische omstandigheden, zoals bijvoorbeeld analfabetisme of sociale omstandigheden, dienen hier buiten beschouwing gelaten te worden.

5. Andere medische klachten:

5a.

Heeft betrokkene andere medische aandoeningen en zo ja, welke?

5b.

Wat is de diagnose (Bij voorkeur met een ICD code)?

5c.

Wordt betrokkene voor deze medische aandoening(en) behandeld?

5d.

Kunt u aangeven wat de verwachte duur is van de medische aandoening(en) (en -indien behandeling wordt gegeven- ook de duur van de aandoening(en) onder continuering van medische behandeling)? (Bijvoorbeeld enkele weken, enkele maanden, enkele maanden tot een jaar, een aantal jaren of chronisch / in ieder geval langer dan 3 jaar).

5e.

Op welke wijze wordt betrokkene door de medische klachten belemmerd in het dagelijks leven?

Middels ondertekening van het registratieformulier -tevens toestemmingsverklaring- heeft deze persoon op ............................... (datum) ook toestemming gegeven voor het beschikbaar stellen van dit ingevuld vragenformulier aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland, door tussenkomst van de ambassade/het consulaat.

Naam arts / Dr.

Adres

Plaatsnaam en datum

Handtekening

(Eventueel voorzien van stempel van arts)

2

Standaardbrief voor de arts betreffende zijn/haar rol in het kader van de ontheffing basisexamen inburgering buitenland

Plaatsnaam, datum

Geachte heer/mevrouw,

U hebt aan de Nederlandse ambassade/het consulaat-generaal laten weten dat u bereid bent om een medische keuring te doen bij personen die medische ontheffing wensen van (onderdelen van) het basisexamen inburgering. Dit document is bedoeld om u nadere informatie te geven over het examen en de ontheffingsprocedure.

De beoordeling of er reden is voor ontheffing van (onderdelen van) het basisexamen inburgering wordt gedaan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in Nederland. Medische omstandigheden worden hierbij betrokken. Een duidelijke beantwoording door u van de vragenlijst over de medische aandoening(en) is dan ook erg belangrijk.

Het is niet de bedoeling dat u zelf een oordeel geeft over het verzoek om ontheffing van het basisexamen.

Wat is het basisexamen inburgering en waaruit bestaat dit?

Het behalen van het basisexamen inburgering is een van de voorwaarden voor toelating tot Nederland. Dit betekent dat de betrokkene vóór zijn/haar komst naar Nederland kennis op basisniveau moet hebben van de Nederlandse samenleving en van de Nederlandse taal (A1-niveau van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen (lezen en spreken). A1-niveau houdt in dat betrokkene vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op concrete behoeften, kan begrijpen en gebruiken. Hij/zij kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en dingen die hij/zij bezit. Hij/zij kan op een simpele wijze reageren, als de andere persoon langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.

Het basisexamen inburgering wordt afgelegd bij de Nederlandse ambassade/het Nederlandse consulaat en bestaat uit drie onderdelen:

  • 1.

    Kennis van de Nederlandse Samenleving;

  • 2.

    Spreekvaardigheid; en

  • 3.

    Leesvaardigheid.

De examenonderdelen kunnen los van elkaar worden afgelegd. Het is niet nodig om te kunnen schrijven. Het is bovendien niet nodig om te kunnen lezen om de onderdelen Spreekvaardigheid en Kennis van de Nederlandse Samenleving te kunnen behalen.

Het examen wordt via een computer met headset afgenomen. Het afleggen van het gehele examen (drie onderdelen) duurt maximaal 95 minuten. Het afleggen van de onderdelen Kennis van de Nederlandse Samenleving en Spreekvaardigheid duurt elk maximaal 30 minuten. Het afleggen van het onderdeel Leesvaardigheid duurt maximaal 35 minuten.

Voor de voorbereiding op de verschillende onderdelen van het basisexamen is een studiepakket beschikbaar. Dit studiepakket is verkrijgbaar in 34 talen. Het is een zelfstudiemethode. Het materiaal is ook geschikt voor analfabeten en personen die alleen een ander schrift beheersen.

Het onderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving toetst kennis over Nederland. Ter voorbereiding op het examen is een film beschikbaar. De film is ingesproken in 34 talen en er is een versie in het Nederlands. Bij de film hoort een fotoboek met een audio-cd. In het fotoboek staan 100 genummerde foto’s met beelden uit de film. Bij elke foto hoort een vraag en moet gekozen worden uit twee antwoorden. De vragen en antwoorden kunnen op de cd in het Nederlands beluisterd worden. Dit examenonderdeel bestaat uit 30 vragen die gekozen zijn uit de 100 vragen van het fotoboek en de cd. Op het examen ziet de kandidaat foto’s en leest de vragen. De vragen worden ook uitgesproken in een langzaam spreektempo. De kandidaat ziet en hoort twee antwoordmogelijkheden en moet het juiste antwoord aanklikken met de muis.

Het onderdeel Spreekvaardigheid bestaat uit 24 vragen. Alle vragen die op het examen gesteld kunnen worden, zijn beschikbaar als oefenmateriaal zodat iemand zich goed kan voorbereiden op het examen.

Het examen Leesvaardigheid bestaat uit de onderdelen ‘woorden lezen en naar woorden luisteren’ en ‘teksten lezen en vragen maken’. De vragen zijn meerkeuzevragen waarbij de antwoorden moeten worden aangeklikt met de muis.

Wie kan ontheven worden van de verplichting om het basisexamen inburgering af te leggen?

Het kan voorkomen dat door een medische aandoening een persoon langdurig (periode van drie jaar) niet in staat is om te oefenen voor het basisexamen inburgering buitenland of om het basisexamen af te leggen.

Voor wat betreft lichamelijke medische aandoeningen gaat het met name om blindheid en doofheid. Tevens kan onder meer gedacht worden aan een spraakgebrek dat de menselijke communicatie verhindert en het afleggen van het examen onmogelijk maakt. Onder blindheid of doofheid valt mede slechtziendheid en hardhorendheid, indien de persoon niet met eigen hulpmiddelen (bijvoorbeeld een bril of hoorapparaat) alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het examen te kunnen afleggen.

Voor wat betreft psychiatrische medische aandoeningen en verstandelijke handicaps gaat het met name om aandoeningen die een langdurig en ernstig gebrek aan cognitieve vaardigheden (leervermogen) veroorzaken, waardoor iemand niet in staat is om te oefenen voor (onderdelen van) het basisexamen of om (onderdelen van) het basisexamen af te leggen.

Vanzelfsprekend zijn er in de praktijk meer medische aandoeningen dan hierboven genoemd. In de bijlage treft u een lijst aan met voorbeelden van dergelijke aandoeningen.

De persoon die als gevolg van (een) medische aandoening(en) langdurig niet in staat is het basisexamen inburgering af te leggen of hiervoor te oefenen, kan ontheffing krijgen van (een deel van) het examen. Bij de persoon die hier niet aan voldoet, maar die wel (een) medische aandoening(en) heeft, zal dit samen met de overige individuele en bijzondere omstandigheden betrokken worden bij de beoordeling van het verzoek om ontheffing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Uw rol als arts

De ambassade/het consulaat–generaal zal de persoon, die (mede) vanwege een medische aandoening(en) ontheffing van het basisexamen inburgering wenst, naar u als arts doorverwijzen voor een medische keuring. Deze persoon geeft vooraf toestemming voor het beschikbaar stellen van het door u ingevulde vragenformulier aan deze ambassade/dit consulaat–generaal.

In beginsel is beantwoording van het bijgevoegde vragenformulier door u als arts over de medische toestand van betrokken persoon voldoende. Het staat u vrij om een deskundige te raadplegen indien u dat voor de beantwoording van de vragen wenselijk acht. In het geval er sprake is van een psychiatrische aandoening of verstandelijke handicap moet u altijd een deskundige raadplegen.

Een deskundige op het gebied van psychiatrische ziektebeelden, zoals bijvoorbeeld een psychiater, klinisch psycholoog of neuropsycholoog (tenzij u zelf een dergelijke deskundige bent) dient dit te beoordelen. In die gevallen beantwoordt u de vragen 4a, b, c, d, e en f op het vragenformulier met onderbouwing uit de rapportage van deze deskundige. De rapportage van de deskundige voegt u toe als bijlage.

Deze deskundige dient de betreffende persoon zelf te onderzoeken en van deze expertise een rapportage uit te brengen. Het is belangrijk dat u de deskundige een kopie van deze brief stuurt. Vraag van tevoren en controleer achteraf goed of de ingeschakelde deskundige (of uzelf) in de schriftelijke rapportage duidelijk de methodiek van de psychiatrische expertise benoemt (bijvoorbeeld anamnese, psychiatrisch onderzoek, eventuele aanvullende psychologische testen, het raadplegen van een medisch dossier van betrokkene, het raadplegen van behandelend artsen).

Uw contactpersoon op de Nederlandse ambassade/het consulaat is de consul/het hoofd van de Consulaire Afdeling; de heer/mevrouw ......................, ...................., functie .............................

In geval van problemen of vragen kunt u te allen tijde met hem/haar contact opnemen.

De ambassadeur,

voor deze

Handtekening: …………………………………….

Naam en functie: …………………………………….

Verzoekt u akkoord te gaan met bovenstaande procedure en ter bevestiging onderstaand uw handtekening te plaatsen en een exemplaar te retourneren aan de Nederlandse ambassade/het Nederlandse consulaat.

Handtekening arts

Plaats en datum

* In de bijlage treft u in chronologische volgorde de te volgen stappen aan.

Bijlage:

STAPPEN

  • 1.

    Alvorens u bijgevoegde brief ondertekent dient door de ambassade/het consulaat met u besproken te worden:

    • a.

      op welke wijze het consult wordt betaald (door de betrokkene zelf bij u of bij de ambassade/consulaat die het geldbedrag dan weer aan u overmaakt);

    • b.

      welke procedure (met name omtrent betaling) gevolgd dient te worden indien u nadere informatie van een specialist wenst; en

    • c.

      wie (u of ambassade/consulaat) een kopie verleent aan de betrokkene van het door u ingevulde vragenformulier.

  • 2.

    U ontvangt van de ambassade/het consulaat en registratieformulier met gegevens en pasfoto van de betrokkene.

  • 3.

    Door de betrokkene of de ambassade/het consulaat wordt met u contact opgenomen om een afspraak te maken.

  • 4.

    Betrokkene meldt zich op de afspraak en overhandigt een door de ambassade/het consulaat afgegeven registratieformulier met pasfoto van hem of haar. U had reeds van de ambassade een formulier met pasfoto gekregen. Het is van belang dat u controleert dat beide pasfoto’s overeenkomen. Betrokkene kan eventueel een verklaring bij zich dragen van de eigen arts. Dit is echter niet noodzakelijk, dit is enkel ter eventuele verduidelijking van de medische achtergrond.

  • 5.

    U beantwoordt zo volledig mogelijk de vragen op het vragenformulier. Indien u hiervoor meer tijd of advies van (een) deskundige(n) nodig hebt, meldt u dit aan de betrokkene en neemt u hierover contact op met de ambassade/het consulaat. Dit houdt namelijk in dat de betrokkene extra kosten zal moeten betalen voor de medische rapportage van een deskundige.

  • 6.

    Met de eventueel ingewonnen schriftelijke informatie van de deskundige(n) vult u het vragenformulier in. U geeft de betrokkene een kopie van uw medisch vragenformulier en de schriftelijke verklaring van de deskundige (dit kan eventueel ook door de ambassade/het consulaat worden gedaan; dit dient met de ambassade/het consulaat te worden afgestemd).

  • 7.

    U stempelt en ondertekent het vragenformulier en verzendt dit vergezelt van het door de betrokkene aan u overhandigde originele registratieformulier aan de ambassade/het consulaat.

  • 8.

    De ambassade/het consulaat zendt het vragenformulier ter beoordeling door naar de IND.

  • 9.

    De IND in Nederland beoordeelt vervolgens of er reden is voor ontheffing van (onderdelen van) het basisexamen inburgering. Het is mogelijk dat de IND via de ambassade/het consulaat contact met u opneemt naar aanleiding van uw antwoorden op de vragen.

Alvorens het hele proces van start gaat, is het van belang dat de hele procedure voor u helder is en dat er goede afspraken worden gemaakt met de ambassade/het consulaat over de te volgen procedure, betaling, vertrouwelijkheid, kopieverlening van uw verklaring aan betrokkene, alsmede het zelf archiveren van stukken van cliënten.

3

Registratieformulier, tevens toestemmingsverklaring

Dit registratieformulier, tevens toestemmingsverklaring, is ten behoeve van arts/deskundige in het kader van een verzoek tot ontheffing basisexamen inburgering buitenland. In te vullen door verzoeker van ontheffing (mede) vanwege medische indicatie.

Gelieve hieronder uw persoonlijke gegevens in te vullen en te retourneren met 2 gelijkende pasfoto’s.

(Geslachts)na(a)men

M/V (doorhalen)

Voorna(a)m(en)

Geboortedatum

Adres

Woonplaats

Land

Telefoon

Beroep

Nationaliteit

Toestemmingsverklaring

Met de ondertekening van dit formulier verklaar ik mijn toestemming en medewerking te verlenen aan een medische consultatie door een door de ambassade/het consulaat-generaal aangewezen arts over mijn gezondheidstoestand, en dat hierover – door tussenkomst van de ambassade/het consulaat – een medisch rapport ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland zal worden uitgebracht.

Ondertekening door betrokkene (tevens toestemmingsverklaring)

Handtekening

Plaats en datum

In te vullen door de post:

Datum registratie in VIB

(Voorziening Identiteitsvaststelling van vreemdelingen in het

Buitenland)

V-nummer

Plaats, datum, stempel post

Bijlage

20

behorend bij artikel 1.16, eerste en tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

Het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007

Inschrijving in het Handelsregister

Gegevens over surseance van betaling of faillissement

Gegevens over de doelstelling van een uitwisselingsreferent

Statuten van levensbeschouwelijke of religieuze organisaties

Het gehele bedrijfsprofiel

Centraal Insolventieregister

Gegevens over surséance van betaling of faillissement

de Registratie instellingen en opleidingen

Vermelding van de opleiding in de registratie

Het openbare register van onderwijsinstellingen die de gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs hebben ondertekend

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het openbare register van toegelaten onderwijsinstellingen voor het verzorgen van opleidingen in het kader van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het openbare register van toegelaten onderwijsinstellingen die opleidingen faciliteren in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid

Vermelding van de onderwijsinstelling in het register

Het National Academic Research and Collaborations Information System

Vermelding van de onderzoeksinstelling in het informatiesysteem

Register Normering Arbeid

Vermelding van het uitzendbureau in het register

Bijlage

21

behorend bij artikel 3.34l, eerste en tweede lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000

de BRP

Bewijs van inschrijving

Bewijs van inschrijving huwelijk

Bewijs van verbreking huwelijk

Bewijs van de burgerlijke staat

Bewijs van de adresgegevens

De polisadministratie, bedoeld in bijlage I behorend bij artikel 5.2, eerste lid, besluit SUWI

Gegevens ter beoordeling van de hoogte en duurzaamheid van middelen van bestaan, verworven uit arbeid in loondienst als bedoeld in artikel 3.73, eerste lid, onder a, van het Besluit of inkomensvervangende uitkeringen als bedoeld in artikel 3.73, eerste lid, onder c, van het Besluit, waaronder:

Afschrift van een arbeidsovereenkomst

Afschrift van een uitzendovereenkomst

Afschrift van een uitkeringsbeschikking

Afschrift van een toekenningsbeschikking van de uitkerende instantie ingevolge de WAO, WAZ, WIA of Wajong

Afschrift van een loonstrook

Afschrift van een uitkeringsspecifatie

Afschrift van een jaaropgave

Het register Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

Vermelding in het register

Het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007

Uittreksel uit het Handelsregister

Bijlage

22

behorend bij artikel 6.2a Voorschrift Vreemdelingen 2000

Vervoer (per vervoerde vreemdeling)

Binnen Rotterdam

Van Rotterdam naar Den Haag

Van Rotterdam naar Amsterdam

Van Rotterdam naar Brussel

Binnen Amsterdam

Van Amsterdam naar Den Haag

Van Amsterdam naar Rotterdam

Van Amsterdam naar Brussel

Vervoer naar overige bestemmingen, per vreemdeling per uur

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 449,40

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 599,20

€ 74,90

Laissez passer

Kosten aanvraagproces

Tolk tijdens vooronderzoek (per aanvraag)

Prijs laissez passer

€ 686,00

€ 60,00

variabel

Escortering tijdens het terugvervoer

Salariskosten (per escort per uur)

Kosten voor het verblijf van de escort (per escort)

Ticketkosten (per escort)

Vliegvergoeding (per escort per uur)

Onkostenvergoeding (per escort per dag)

Reisverzekering (per escort)

€ 63,78

variabel

variabel

€ 17,05

€ 13,50

variabel

Verblijf van de geweigerde vreemdeling

Enige verblijfplaats aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, Vw 2000 (per persoon per dag)

€ 298,00

Overige kosten

variabel

Administratiekosten

(maximaal € 500 administratiekosten per vreemdeling)

8%

Bijlage

23

behorend bij artikel 7.2a, tweede lid, onder f, Voorschrift Vreemdelingen 2000