Wet van 3 april 2008 tot algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet)

Algemene douanewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter verbetering van de doelmatigheid, ter verhoging van de inzichtelijkheid en ter vereenvoudiging van de wetgeving inzake het douanetoezicht op dan wel de douanecontrole van goederen en goederenverkeer in ruime zin, wenselijk is, regels, welke ten aanzien van douanetoezicht en douanecontrole gemeen zijn, in een algemene wet samen te vatten, mede in verband met de op douanetoezicht en douanecontrole betrekking hebbende internationale afspraken of besluiten van volkenrechtelijke organisaties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Afdeling

1.1

Toepassingsgebied en basisdefinities

Artikel

1:1

Artikel

1:2

Deze wet is van toepassing op het grondgebied van Nederland met inbegrip van zijn luchtruim, zijn maritieme binnenwateren en territoriale zee, en elk gebied buiten deze territoriale zee waarin Nederland, in overeenstemming met het internationale recht, jurisdictie of soevereine rechten uitoefent met betrekking tot de zeebodem, de ondergrond daarvan, het bovenliggende water en luchtruim.

Artikel

1:3

Artikel

1:4

Artikel

1:5

Bij de toepassing van de bepalingen bij of krachtens deze wet ingevolge artikel 1:1, tweede tot en met vijfde lid, zijn de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 12, 14, 15, 22 tot en met 30, 43 tot en met 48, 51, 52 en 55, en de bepalingen van titel II, hoofdstukken 1 en 2, afdeling 1, van het Douanewetboek van de Unie, de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8 tot en met 18, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie en de bepalingen van titel I, hoofdstuk 1, de artikelen 8, 9, 12 en 15, en de bepalingen van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie van overeenkomstige toepassing.

Artikel

1:7

Waar een persoon woont dan wel is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Afdeling

1.2

Diverse algemene bepalingen betreffende met name rechten en verplichtingen van personen

Paragraaf

1.2.1

Vertegenwoordiging

Artikel

1:9

Vervallen

Artikel

1:10

Artikel

1:11

De douanevertegenwoordiger, bedoeld in artikel 1:10, is gehouden aan zijn opdrachtgever een factuur te verstrekken waarin ten behoeve van deze laatste aan het Rijk betaalde rechten bij invoer, andere belastingen, heffingen, retributies, dan wel rente, interest, kosten en bestuurlijke boeten voorzover aan zijn opdrachtgever te wijten, afzonderlijk zijn omschreven.

Artikel

1:12

Artikel

1:13

Vervallen

Artikel

1:14

De bevoegdheden van een persoon, anders dan een natuurlijk persoon, kunnen worden uitgeoefend en zijn verplichtingen kunnen worden nagekomen door iedere bestuurder.

Artikel

1:15

Artikel

1:16

Artikel

1:17

Deze paragraaf is niet van toepassing op strafvordering.

Paragraaf

1.2.2

Beschikkingen

Artikel

1:18

Paragraaf

1.2.3

Kosten ambtelijke werkzaamheden

Artikel

1:19

Paragraaf

1.2.4

Overige bepalingen inzake douanetoezicht en douanecontrole

Artikel

1:20

Deze paragraaf is van toepassing op douanetoezicht of douanecontrole op de voet van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel

1:21

De inspecteur maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

1:23

Artikel

1:23a

Artikel

1:23b

Artikel

1:23c

Artikel

1:23d

Artikel

1:23e

Artikel

1:23f

Artikel

1:23g

Artikel

1:23h

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter verzekering van de juiste uitvoering en toepassing van de artikelen 1:23a tot en met 1:23g. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot de inhoud van het cameraplan, waaronder de onderbouwing voor de inzet van de camera’s waarbij mogelijk persoonsgegevens worden verwerkt.

Artikel

1:24

Artikel

1:25

Artikel

1:26

Artikel

1:26a

Artikel

1:27

Artikel

1:28

Artikel

1:29

Onze Minister van Financiën is bevoegd, na overleg met Onze Minister wie het mede aangaat, te bepalen, dat in het belang van controle en onderzoek op openbare land- en waterwegen versperringen worden aangebracht.

Artikel

1:30

Artikel

1:31

Artikel

1:32

Artikel

1:33

Artikel

1:34

Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is, indien dit voor de toepassing van de bij of krachtens de in artikel 1:1 bedoelde regelingen of de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen te zijnen aanzien van belang kan zijn, verplicht op vordering van de inspecteur terstond een document waarmee de identiteit van hem kan worden vastgesteld als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

Artikel

1:35

Bij verificatie van een aangifte worden de resultaten van het onderzoek van de goederen geacht overeen te komen met de aangifte indien de bevonden verschillen blijven binnen de spelingen die daartoe bij regeling van Onze Minister van Financiën zijn vastgesteld.

Artikel

1:36

Artikel

1:37

Paragraaf

1.2.5

Overige bepalingen omtrent gegevensverstrekking

Artikel

1:38

De inspecteur verstrekt kosteloos mondeling, schriftelijk of op andere wijze de gegevens en inlichtingen aan de inspectie belastingen, toeslagen en douane, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van die inspectie. Het is deze inspectie niet toegestaan verkregen gegevens en inlichtingen die van vertrouwelijke aard zijn, of die als vertrouwelijk zijn verstrekt, aan derden te verstrekken.

Hoofdstuk

2

Bepalingen die op de in het douanegebied van de Unie binnengebrachte goederen van toepassing zijn tot deze onder een douaneregeling zijn geplaatst, worden wederuitgevoerd, het douanegebied van de Unie zullen verlaten of worden verwijderd

Afdeling

2.1

Formaliteiten met betrekking tot goederen en goederenverkeer

Artikel

2:1

Ten einde de goede werking van de douanewetgeving te waarborgen, kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

  • a.

    de formaliteiten voorafgaand aan en aangaande het binnenbrengen in en het verlaten van het douanegebied van schepen en luchtvaartuigen en de aan boord van deze schepen en luchtvaartuigen aanwezige goederen;

  • b.

    douanekantoren;

  • c.

    toeristisch en reizigersverkeer, postverkeer en verkeer van te verwaarlozen economisch belang;

  • d.

    goederen en vervoermiddelen als bedoeld in artikel 137 van het Douanewetboek van de Unie;

  • e.

    de summiere aangifte, dan wel vervangende kennisgeving, de kennisgeving van aankomst en het aanbrengen;

  • f.

    tijdelijke opslag;

  • g.

    de douaneaangifte, mede ten dienste van de statistiek van de in-, uit- en wederuitvoer;

  • h.

    goederencontrole en verificatie;

  • i.

    identificatiemaatregelen, middelen daaronder begrepen;

  • j.

    zekerheid;

  • k.

    de voorwaarden die gelden bij de overdracht van rechten en plichten als bedoeld in artikel 218 van het Douanewetboek van de Unie;

  • l.

    vereenvoudigde procedures inzake Uniedouanevervoer;

  • m.

    de summiere aangifte bij uitgaan dan wel kennisgeving wederuitvoer;

  • n.

    de berekeningswijze van de kredietrente, de vertragingsrente en de rente op achterstallen.

Artikel

2:2

Goederen aangevoerd uit zee of door de lucht worden, behoudens tegenbewijs, geacht uit zee onderscheidenlijk door de lucht het douanegebied van de Unie te zijn binnengekomen.

Afdeling

2.2

Overige bepalingen

Artikel

2:3

De inspecteur kan een beschikking tot het doen vernietigen van de goederen ingevolge artikel 197 van het Douanewetboek van de Unie alleen geven wanneer sprake is van goederen waarvoor verboden of beperkingen gelden die daardoor niet vrijgegeven kunnen worden voor een regeling als bedoeld in artikel 194, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie of kunnen worden wederuitgevoerd.

Hoofdstuk

3

Verboden en beperkingen

Artikel

3:1

Afdeling

3.1

Liquide middelen

Artikel

3:2

Artikel

3:2a

De vervoerder, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening liquide middelen of de afzender of de ontvanger van de liquide middelen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van die verordening verstrekt op verzoek van de inspecteur de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 4, tweede lid, van die verordening.

Artikel

3:2b

In afwijking van artikel 1:3, eerste lid, onderdeel d, is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening liquide middelen, Onze Minister van Financiën.

Artikel

3:3

Artikel

3:4

Artikel

3:5

Hoofdstuk

4

Vrije zones en vrije entrepots

Artikel

4:1

Vervallen

Hoofdstuk

5

Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten

Artikel

5:1

Hoofdstuk

6

Vrijstellingen

Artikel

6:1

Artikel

6:2

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen bepalingen worden vastgesteld ter zake van vrijstelling van rechten bij invoer of van rechten bij uitvoer bij het in het vrije verkeer brengen respectievelijk de uitvoer van goederen bestemd voor de bevoorrading van schepen, luchtvaartuigen en internationale treinen.

Artikel

6:3

Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen bepalingen worden vastgesteld ter uitwerking van vrijstellingsbepalingen ingesteld bij andere bindende EU-rechtshandelingen dan Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEU 2009, L 324).

Hoofdstuk

7

Douaneschuld

Afdeling

7.1

Zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld

Artikel

7:1

Met het oog op de in de douanewetgeving voorziene zekerheidstelling voor het bedrag van de douaneschuld kunnen bij regeling van Onze Minister van Financiën bepalingen worden vastgesteld ter zake van:

  • a.

    zekerheidstelling door storting van contant geld dan wel hetgeen daarmede gelijk is gesteld;

  • b.

    andere wijzen van zekerheidstelling dan door storting van contant geld of door borgstelling.

Artikel

7:2

Afdeling

7.2

Ontstaan van de douaneschuld

Artikel

7:3

Onder de naam «rechten bij invoer» en «rechten bij uitvoer» worden belastingen geheven ter zake van de invoer respectievelijk de uitvoer van goederen overeenkomstig hetgeen dienaangaande is bepaald bij of krachtens het Koninkrijk verbindende verdragen en in al hun onderdelen verbindende besluiten van bij zodanige verdragen opgerichte volkenrechtelijke organisaties.

Artikel

7:4

Vervallen

Afdeling

7.3

Invordering van het bedrag van de douaneschuld en toepassing handelspolitieke maatregelen

Paragraaf

7.3.1

Boeking en mededeling

Artikel

7:4a

Artikel

7:5

Artikel

7:6

Artikel

7:7

Wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die, indien deze in Nederland zou zijn verricht, strafrechtelijk vervolgbaar was, kan de toezending van het aanslagbiljet geschieden binnen vijf jaren nadat de douaneschuld is ontstaan.

Artikel

7:8

Indien een douaneschuld ontstaat op grond van de artikelen 79 of 82 van het Douanewetboek van de Unie, en één of meer voor de berekening van het bedrag aan rechten noodzakelijke gegevens met betrekking tot de goederen niet zijn komen vast te staan, worden die goederen, met inachtneming van de gegevens die wel zijn komen vast te staan, geacht die hoedanigheid te bezitten, volgens welke:

  • het hoogste tarief van rechten bij invoer en

  • de meest bezwarende handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn.

Artikel

7:9

Bij regeling van Onze Minister van Financiën worden regels gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de afronding van bedragen en hoeveelheden die dienen als grondslag voor de berekening van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen en retributies;

  • b.

    de berekening van het bedrag aan rechten indien de hoeveelheid van de goederen kleiner is dan de hoeveelheid waarin het gemeenschappelijk douanetarief is uitgedrukt;

  • c.

    de afronding van het bedrag aan rechten, andere belastingen, heffingen, retributies, renten, interesten en kosten van ambtelijke werkzaamheden.

Artikel

7:10

Indien een bedrag aan rechten bij invoer of rechten bij uitvoer geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald of kwijtgescholden en ter zake van dat bedrag rente op achterstallen in rekening was gebracht, wordt het deel van de rente op achterstallen dat betrekking heeft op het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag eveneens terugbetaald, onderscheidenlijk kwijtgescholden.

Hoofdstuk

8

Beroep in een eerste fase (bezwaar) en beroep in een tweede fase (beroep)

Artikel

8:1

Artikel

8:2

Artikel

8:3

Vervallen

Artikel

8:4

Vervallen

Hoofdstuk

9

Bestuurlijke boeten

Afdeling

9.1

Beboetbare feiten

Artikel

9:1

Artikel

9:1a

Artikel

9:1b

Indien iemand ingevolge de douanewetgeving verplicht is tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, binnen de eventueel vastgestelde termijn, en deze niet, onjuist of onvolledig verstrekt vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene die deze verplichting niet is nagekomen een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen, behoudens het bepaalde in artikel 10:5, vijfde lid.

Artikel

9:2

Artikel

9:3

Artikel

9:4

Artikel

9:5

Het overtreden van een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan bij die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te wijten is een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste het in die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te vermelden bedrag. Dat bedrag beloopt ten hoogste € 335 indien het verzuim betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur, en beloopt ten hoogste € 167 indien het verzuim betrekking heeft op een ministeriële regeling.

Afdeling

9.2

Aanvullende voorschriften inzake het opleggen van bestuurlijke boeten

Artikel

9:7

Vervallen

Artikel

9:8

Indien de grondslag voor een bestuurlijke boete wordt gevormd door het bedrag aan rechten bij invoer, wordt de opgelegde bestuurlijke boete naar evenredigheid verlaagd bij vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer, voorzover deze vermindering, teruggaaf, terugbetaling of kwijtschelding, het bedrag aan rechten bij invoer betreft waarover de bestuurlijke boete is berekend.

Artikel

9:9

Vervallen

Artikel

9:10

Vervallen

Artikel

9:11

Vervallen

Artikel

9:12

Vervallen

Artikel

9:13

Vervallen

Artikel

9:14

Vervallen

Artikel

9:15

Vervallen

Artikel

9:16

Van de opgelegde bestuurlijke boete kan door of vanwege Onze Minister van Financiën gehele of gedeeltelijke kwijtschelding worden verleend.

Hoofdstuk

10

Strafrechtelijke bepalingen

Afdeling

10.1

Strafbare feiten

Artikel

10:1

Artikel

10:2

Degene die voor goederen die het douanegebied van de Unie verlaten:

  • a.

    niet of niet tijdig een aangifte vóór vertrek indient als bedoeld in artikel 263 van het Douanewetboek van de Unie;

  • b.

    in strijd met artikel 267, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie deze goederen niet langs een voorgeschreven route vervoert;

  • c.

    in strijd met artikel 274 van het Douanewetboek van de Unie geen kennisgeving van wederuitvoer indient; of

  • d.

    in strijd met artikel 267, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie deze goederen niet aanbrengt;

wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.

Artikel

10:3

Artikel

10:4

Artikel

10:5

Artikel

10:6

Degene die niet voldoet aan een hem bij of krachtens, artikel 1:11, 1:23, 1:24, derde lid, 1:27, eerste lid,1:28, tweede of derde lid, of 1:32, tweede lid, van deze wet, of artikel 189, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie opgelegde verplichting, dan wel niet de in artikel 15, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie gevraagde alle nodige bijstand verleent, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

10:7

Degene die niet voldoet aan de hem bij artikel 1:34 opgelegde verplichting, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

10:8

Artikel

10:9

Artikel

10:10

Overtreding van krachtens deze wet bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bepalingen wordt, voorzover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit, gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

10:11

Overtreding van krachtens deze wet bij regeling van Onze Minister wie het aangaat vastgestelde bepalingen, voorzover die overtreding is aangemerkt als strafbaar feit, gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

10:12

Vervallen

Afdeling

10.2

Algemene bepalingen van strafrecht

Artikel

10:13

De bij deze wet strafbaar gestelde feiten waarop gevangenisstraf is gesteld, zijn misdrijven. De overige bij deze wet strafbaar gestelde feiten, alsmede de in de op deze wet berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten, zijn overtredingen.

Artikel

10:15

Artikel

10:17

De Nederlandse strafwet is ook van toepassing op ieder die zich buiten het gebied waarop deze wet ingevolge artikel 1:2 van toepassing is, schuldig maakt aan:

Hoofdstuk

11

Algemene bepalingen van strafvordering

Artikel

11:1

Artikel

11:2

Ten aanzien van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten worden personen, niet zijnde natuurlijke personen, voor de toepassing van artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

Artikel

11:3

Artikel

11:4

De ambtenaren belast met het opsporen van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten, zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van de ingevolge het Wetboek van Strafvordering voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

Artikel

11:5

Artikel

11:6

Bij het opsporen van een bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gesteld feit hebben de in artikel 11:3, eerste lid, bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te doen vergezellen.

Artikel

11:7

Ten dienste van de vervolging en berechting van bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten kan Onze Minister van Financiën, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid, ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, aanwijzen, die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.

Artikel

11:8

De griffiers verstrekken aan de inspecteur desgevraagd kosteloos afschrift of uittreksel van arresten of vonnissen, met toepassing van deze wet gewezen.

Artikel

11:9

Met betrekking tot gerechtelijke mededelingen inzake bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, de bevoegdheden bij het Wetboek van Strafvordering aan ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegekend.

Artikel

11:10

Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake bij deze wet of de daarop berustende bepalingen strafbaar gestelde feiten hebben de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, de bevoegdheid van deurwaarders.

Artikel

11:11

Artikel

11:12

Artikel

11:13

Artikel

11:14

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

12:1

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering van een juiste toepassing van het Douanewetboek van de Unie, de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie of de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie nadere regels worden gesteld ter aanvulling van de in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel

12:2

Bij het uitoefenen van het recht op beroep moet in bezwaar-, verzoek-, beroep-, verweer- en verzetschriften hij die niet in Nederland een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, domicilie kiezen in Nederland.

Artikel

12:3

Het ingevolge het Douanewetboek van de Unie, de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie of de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie of de wet bekendmaken, toezenden daaronder begrepen, van een stuk aan een persoon, die niet binnen Nederland een vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft, kan ook geschieden aan de binnen Nederland gelegen vaste inrichting voor de uitoefening van zijn bedrijf of beroep, dan wel aan de woning of het kantoor van de binnen Nederland wonende of gevestigde vertegenwoordiger.

Artikel

12:4

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

12:5

Voor de bekendmaking van deze wet stelt Onze Minister van Financiën de nummering van de artikelen, paragrafen, hoofdstukken en afdelingen van deze wet opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen, paragrafen, hoofdstukken en afdelingen daarmee in overeenstemming.

Artikel

12:6

Deze wet wordt aangehaald als: Algemene douanewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet

A.  Europese regelgeving

Voorschriften gebaseerd op de artikelen 31, 33, 42, 43, 75, 91, 100, 107, 108, 109, 113, 114, 115, 168, 192, 207, 215 of 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voorzover het voorschriften aangaande onderwerpen betreft die vallen onder de reikwijdte van de hierna genoemde wetten.

B.  Nationale regelgeving