Wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht)

Algemene wet bestuursrecht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 107, tweede lid, van de Grondwet de wet algemene regels van bestuursrecht dient vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Titel

1.1

Definities en reikwijdte

Artikel

1:1

Artikel

1:2

Artikel

1:3

Artikel

1:4

Artikel

1:5

Artikel

1:6

De hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van deze wet zijn niet van toepassing op:

  • a.

    de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen;

  • b.

    de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    de tenuitvoerlegging van andere vrijheidsbenemende maatregelen in een inrichting die in hoofdzaak bestemd is voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen;

  • d.

    besluiten en handelingen ter uitvoering van de Wet militair tuchtrecht;

  • e.

    besluiten en handelingen ter uitvoering van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Titel

1.2

Uitvoering van bindende besluiten van organen van de Europese Unie

Artikel

1:7

Artikel

1:8

Artikel

1:9

Deze titel is van overeenkomstige toepassing op voorstellen van wet.

Hoofdstuk

2

Verkeer met bestuursorganen

Afdeling

2.1

Algemene bepalingen

Artikel

2:1

Artikel

2:2

Artikel

2:3

Artikel

2:4

Artikel

2:5

Afdeling

2.2

Gebruik van de taal in het bestuurlijk verkeer

Artikel

2:6

Artikel

2:7

Vervallen

Artikel

2:8

Vervallen

Artikel

2:9

Vervallen

Artikel

2:10

Vervallen

Artikel

2:11

Vervallen

Artikel

2:12

Vervallen

Afdeling

2.3

Verkeer langs elektronische weg

Artikel

2:13

Artikel

2:14

Artikel

2:15

Artikel

2:16

Artikel

2:17

Hoofdstuk

3

Algemene bepalingen over besluiten

Afdeling

3.1

Inleidende bepalingen

Artikel

3:1

Afdeling

3.2

Zorgvuldigheid en belangenafweging

Artikel

3:2

Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Artikel

3:3

Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.

Artikel

3:4

Afdeling

3.3

Advisering

Artikel

3:5

Artikel

3:6

Artikel

3:7

Artikel

3:8

In of bij het besluit wordt de adviseur vermeld die advies heeft uitgebracht.

Artikel

3:9

Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Artikel

3:9a

Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op voorstellen van wet.

Afdeling

3.4

Uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Artikel

3:10

Artikel

3:11

Artikel

3:12

Artikel

3:13

Artikel

3:15

Artikel

3:16

Artikel

3:17

Van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, wordt een verslag gemaakt.

Artikel

3:18

Afdeling

3.4a

Informatie over samenhangende besluiten

Artikel

3:19

Afdeling

3.5

Coördinatie van samenhangende besluiten

Artikel

3:20

Deze afdeling is van toepassing op besluiten ten aanzien waarvan dat is bepaald:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift; of

  • b.

    bij besluit van de tot het nemen van die besluiten bevoegde bestuursorganen (coördinatiebesluit).

Artikel

3:21

Artikel

3:22

Artikel

3:23

Artikel

3:24

Onverminderd artikel 3:23, vierde lid, vangt de termijn voor het nemen van de besluiten, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid, aan met ingang van de dag waarop de laatste aanvraag is ontvangen.

Artikel

3:25

Artikel

3:26

Artikel

3:27

Artikel

3:28

Voor de mogelijkheid van beroep bij de bestuursrechter worden besluiten die zijn voorbereid met toepassing van deze afdeling aangemerkt als één besluit.

Artikel

3:29

Artikel

3:30

Vervallen

Artikel

3:31

Vervallen

Artikel

3:32

Vervallen

Artikel

3:33

Vervallen

Afdeling

3.6

Bekendmaking en mededeling

Artikel

3:40

Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel

3:41

Artikel

3:42

De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt op de in de artikelen 5 onderscheidenlijk 6 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze.

Artikel

3:43

Artikel

3:44

Artikel

3:45

Afdeling

3.7

Motivering

Artikel

3:46

Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

Artikel

3:47

Artikel

3:48

Artikel

3:49

Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven.

Artikel

3:50

Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.

Hoofdstuk

4

Bijzondere bepalingen over besluiten

Titel

4.1

Beschikkingen

Afdeling

4.1.1

De aanvraag

Artikel

4:1

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

Artikel

4:2

Artikel

4:3

Artikel

4:3a

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

Artikel

4:4

Het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, kan voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.

Artikel

4:5

Artikel

4:6

Afdeling

4.1.2

De voorbereiding

Artikel

4:7

Artikel

4:8

Artikel

4:9

Bij toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 kan de belanghebbende naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren brengen.

Artikel

4:10

Vervallen

Artikel

4:11

Het bestuursorgaan kan toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 achterwege laten voor zover:

  • a.

    de vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • b.

    de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, of

  • c.

    het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

Artikel

4:12

Afdeling

4.1.3

Beslistermijn

§

4.1.3.1

Beslistermijn

Artikel

4:13

Artikel

4:14

Artikel

4:15

§

4.1.3.2

Dwangsom bij niet tijdig beslissen

Artikel

4:16

Vervallen

Artikel

4:17

Artikel

4:18

Het bestuursorgaan stelt de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.

Artikel

4:19

Artikel

4:20

Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde dwangsommen terugvorderen voor zover na de dag waarop de beschikking, bedoeld in artikel 4:18 is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

§

4.1.3.3

Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Artikel

4:20a

Artikel

4:20b

Artikel

4:20c

Artikel

4:20e

Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel

4:20f

Titel

4.2

Subsidies

Afdeling

4.2.1

Inleidende bepalingen

Artikel

4:21

Artikel

4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel

4:23

Artikel

4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Afdeling

4.2.2

Het subsidieplafond

Artikel

4:25

Artikel

4:26

Artikel

4:27

Artikel

4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Afdeling

4.2.3

De subsidieverlening

Artikel

4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel

4:30

Artikel

4:31

Artikel

4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel

4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidie-ontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    de subsidie-ontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidie-ontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidie-ontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel

4:34

Artikel

4:35

Artikel

4:36

Afdeling

4.2.4

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

4:37

Artikel

4:38

Artikel

4:39

Artikel

4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel

4:41

Afdeling

4.2.5

De subsidievaststelling

Artikel

4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel

4:43

Artikel

4:44

Artikel

4:45

Artikel

4:46

Artikel

4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

Afdeling

4.2.6

Intrekking en wijziging

Artikel

4:48

Artikel

4:49

Artikel

4:50

Artikel

4:51

Afdeling

4.2.7

Betaling en terugvordering

Artikel

4:52

Artikel

4:53

Artikel

4:54

Vervallen

Artikel

4:55

Vervallen

Artikel

4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidie-ontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel

4:57

Afdeling

4.2.8

Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

Paragraaf

4.2.8.1

Inleidende bepalingen

Artikel

4:58

Artikel

4:59

Paragraaf

4.2.8.2

De aanvraag

Artikel

4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel

4:61

Artikel

4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel

4:63

Artikel

4:64

Artikel

4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf

4.2.8.3

De subsidieverlening

Artikel

4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel

4:67

Paragraaf

4.2.8.4

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidie-ontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel

4:69

Artikel

4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidie-ontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel

4:71

Artikel

4:72

Paragraaf

4.2.8.5

De subsidievaststelling

Artikel

4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel

4:74

De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel

4:75

Artikel

4:76

Artikel

4:77

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel

4:78

Artikel

4:79

Artikel

4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Titel

4.3

Beleidsregels

Artikel

4:81

Artikel

4:82

Ter motivering van een besluit kan slechts worden volstaan met een verwijzing naar een vaste gedragslijn voor zover deze is neergelegd in een beleidsregel.

Artikel

4:83

Bij de bekendmaking van het besluit, inhoudende een beleidsregel, wordt zo mogelijk het wettelijk voorschrift vermeld waaruit de bevoegdheid waarop het besluit, inhoudende een beleidsregel, betrekking heeft voortvloeit.

Artikel

4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Titel

4.4

Bestuursrechtelijke geldschulden

Afdeling

4.4.1

Vaststelling en inhoud van de verplichting tot betaling

Artikel

4:85

Artikel

4:86

Artikel

4:87

Artikel

4:88

Artikel

4:89

Artikel

4:90

Artikel

4:91

Artikel

4:92

Artikel

4:93

Artikel

4:94

Artikel

4:94a

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan een bestuursorgaan een geldschuld geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien de nadelige gevolgen van de invordering onevenredig zijn in verhouding tot de met de invordering te dienen doelen.

Artikel

4:95

Artikel

4:96

Afdeling

4.4.2

Verzuim en wettelijke rente

Artikel

4:97

De schuldenaar is in verzuim indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.

Artikel

4:98

Artikel

4:99

Het bestuursorgaan stelt het bedrag van de verschuldigde wettelijke rente bij beschikking vast.

Artikel

4:100

Indien het bestuursorgaan de beschikking tot betaling van een door hem verschuldigde geldsom niet tijdig geeft, is het wettelijke rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop het in verzuim zou zijn geweest indien de beschikking op de laatste dag van de daarvoor gestelde termijn zou zijn gegeven.

Artikel

4:101

Voor zover het bestuursorgaan uitstel van betaling heeft verleend of de rechter de verplichting tot betaling heeft geschorst, is de schuldenaar over de termijn van uitstel of schorsing wettelijke rente verschuldigd, tenzij bij het uitstel of de schorsing anders is bepaald.

Artikel

4:102

Artikel

4:103

Deze afdeling is niet van toepassing indien bij de wet een andere regeling omtrent verzuim en de gevolgen daarvan is getroffen.

Afdeling

4.4.3

Verjaring

Artikel

4:104

Artikel

4:106

Het bestuursorgaan kan de verjaring ook stuiten door een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112, een beschikking tot verrekening of een dwangbevel dan wel door een daad van tenuitvoerlegging van een dwangbevel.

Artikel

4:107

De schuldeiser van het bestuursorgaan kan de verjaring ook stuiten door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin hij zich ondubbelzinnig zijn recht op betaling voorbehoudt.

Artikel

4:108

Indien de schuldeiser van het bestuursorgaan een recht tot verrekening als bedoeld in artikel 4:93 heeft, eindigt dit recht niet door verjaring van de rechtsvordering.

Artikel

4:109

Indien de schuldeiser van het bestuursorgaan zelf een bestuursorgaan is, zijn de artikelen 4:107 en 4:108 niet van toepassing.

Artikel

4:110

Artikel

4:111

Afdeling

4.4.4

Aanmaning en invordering bij dwangbevel

Paragraaf

4.4.4.1

De aanmaning

Artikel

4:112

Artikel

4:113

Paragraaf

4.4.4.2

Invordering bij dwangbevel

Artikel

4:114

Onder dwangbevel wordt verstaan: een schriftelijk bevel van een bestuursorgaan dat ertoe strekt de betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 4:85 af te dwingen.

Artikel

4:115

De bevoegdheid tot uitvaardiging van een dwangbevel bestaat slechts indien zij bij de wet is toegekend.

Artikel

4:117

Artikel

4:118

Artikel 4:8 is niet van toepassing op de aanmaning en het dwangbevel.

Artikel

4:119

Artikel

4:120

Artikel

4:121

Indien een dwangbevel dat is uitgevaardigd voor een gedeelte van een verplichting tot betaling van een geldsom ten uitvoer wordt gelegd door beslaglegging, kunnen bij datzelfde dwangbevel alle tot het tijdstip van beslaglegging vervallen termijnen van die verplichting worden ingevorderd, mits het op dat tijdstip invorderbare bedrag uit het dwangbevel is op te maken.

Artikel

4:122

Artikel

4:124

Het bestuursorgaan beschikt ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft.

Afdeling

4.4.5

Bezwaar en beroep

Artikel

4:125

Titel

4.5

Nadeelcompensatie

Artikel

4:126

Artikel

4:127

De aanvraag bevat mede:

  • a.

    een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis;

  • b.

    een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan.

Artikel

4:128

Artikel

4:129

Indien het bestuursorgaan een vergoeding als bedoeld in artikel 4:126 toekent, vergoedt het tevens:

  • a.

    redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade;

  • b.

    redelijke kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade;

  • c.

    indien voor de indiening van de aanvraag een recht is geheven, het betaalde recht;

  • d.

    de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of indien de schade op een later tijdstip ontstaat, vanaf dat tijdstip.

Artikel

4:130

Artikel

4:131

Hoofdstuk

5

Handhaving

Titel

5.1

Algemene bepalingen

Artikel

5:1

Artikel

5:2

Artikel

5:3

De artikelen 5:4 tot en met 5:10 zijn van toepassing op:

  • a.

    in dit hoofdstuk geregelde bestuurlijke sancties, en

  • b.

    bij wettelijk voorschrift aangewezen andere bestuurlijke sancties.

Artikel

5:4

Artikel

5:5

Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke sanctie op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond.

Artikel

5:6

Het bestuursorgaan legt geen herstelsanctie op zolang een andere wegens dezelfde overtreding opgelegde herstelsanctie van kracht is.

Artikel

5:7

Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Artikel

5:8

Indien twee of meer voorschriften zijn overtreden, kan voor de overtreding van elk afzonderlijk voorschrift een bestuurlijke sanctie worden opgelegd.

Artikel

5:9

De beschikking tot oplegging van een bestuurlijke sanctie vermeldt:

  • a.

    de overtreding alsmede het overtreden voorschrift;

  • b.

    zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.

Artikel

5:10

Artikel

5:10a

Titel

5.2

Toezicht op de naleving

Artikel

5:11

Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

Artikel

5:12

Artikel

5:13

Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

5:14

Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt.

Artikel

5:15

Artikel

5:16

Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

Artikel

5:17

Artikel

5:18

Artikel

5:19

Artikel

5:20

Titel

5.3

Herstelsancties

Afdeling

5.3.1

Last onder bestuursdwang

Artikel

5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b.

    de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel

5:22

Vervallen

Artikel

5:23

Deze afdeling is niet van toepassing op optreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Artikel

5:24

Artikel

5:25

Artikel

5:26

Vervallen

Artikel

5:27

Artikel

5:28

Het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, is bevoegd tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Artikel

5:29

Artikel

5:30

Artikel

5:31

Artikel

5:31a

Artikel

5:31b

De beschikking omtrent de toepassing vervalt, voor zover de last onder bestuursdwang wordt ingetrokken of vernietigd.

Artikel

5:31c

Afdeling

5.3.2

Last onder dwangsom

Artikel

5:31d

Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b.

    de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Artikel

5:32

Artikel

5:32a

Artikel

5:32b

Artikel

5:33

Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd.

Artikel

5:34

Artikel

5:35

Artikel

5:36

Vervallen

Artikel

5:37

Artikel

5:37a

Artikel

5:38

Artikel

5:39

Titel

5.4

Bestuurlijke boete

Afdeling

5.4.1

Algemene bepalingen

Artikel

5:40

Artikel

5:41

Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

Artikel

5:42

Artikel

5:43

Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, aanhef en onderdeel a, is bekendgemaakt.

Artikel

5:44

Artikel

5:45

Artikel

5:46

Artikel

5:47

Een bestuurlijke boete die is opgelegd wegens een gedraging die tevens een strafbaar feit is, vervalt indien het gerechtshof met toepassing van artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering de vervolging van de overtreder voor dat feit beveelt.

Afdeling

5.4.2

De procedure

Artikel

5:48

Artikel

5:49

Artikel

5:50

Artikel

5:51

Artikel

5:52

De beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete vermeldt:

  • a.

    de naam van de overtreder;

  • b.

    het bedrag van de boete.

Artikel

5:53

Artikel

5:54

Deze titel is van overeenkomstige toepassing op andere bestraffende sancties, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Hoofdstuk

6

Algemene bepalingen over bezwaar en beroep

Afdeling

6.1

Inleidende bepalingen

Artikel

6:1

De hoofdstukken 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing indien is voorzien in de mogelijkheid van bezwaar of beroep tegen andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten.

Artikel

6:2

Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:

  • a.

    de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en

  • b.

    het niet tijdig nemen van een besluit.

Artikel

6:3

Een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit is niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.

Afdeling

6.2

Overige algemene bepalingen

Artikel

6:4

Artikel

6:5

Artikel

6:6

Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

  • a.

    niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

  • b.

    het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Artikel

6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel

6:8

Artikel

6:9

Artikel

6:10

Artikel

6:11

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel

6:12

Artikel

6:13

Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

Artikel

6:14

Artikel

6:15

Artikel

6:16

Het bezwaar of beroep schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel

6:17

Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, stelt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval ter beschikking aan de gemachtigde.

Artikel

6:18

Vervallen

Artikel

6:19

Artikel

6:20

Artikel

6:21

Artikel

6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Artikel

6:23

Artikel

6:24

Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld.

Hoofdstuk

7

Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep

Afdeling

7.1

Bezwaarschrift voorafgaand aan beroep bij de bestuursrechter

Artikel

7:1

Artikel

7:1a

Afdeling

7.2

Bijzondere bepalingen over bezwaar

Artikel

7:2

Artikel

7:3

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:

  • a.

    het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is,

  • b.

    het bezwaar kennelijk ongegrond is,

  • c.

    de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,

  • d.

    de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of

  • e.

    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Artikel

7:4

Artikel

7:5

Artikel

7:6

Artikel

7:7

Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Artikel

7:8

Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

Artikel

7:9

Wanneer na het horen aan het bestuursorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

Artikel

7:10

Artikel

7:11

Artikel

7:12

Artikel

7:13

Artikel

7:14a

Indien door een ander dan de aanvrager bezwaar is gemaakt tegen een besluit op aanvraag, wordt de aanvrager voor de toepassing van paragraaf 4.1.3.2 gelijkgesteld met de indiener van het bezwaarschrift.

Artikel

7:15

Afdeling

7.3

Bijzondere bepalingen over administratief beroep

Artikel

7:16

Artikel

7:17

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:

  • a.

    het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,

  • b.

    het beroep kennelijk ongegrond is,

  • c.

    de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

  • d.

    de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

Artikel

7:18

Artikel

7:19

Artikel

7:20

Artikel

7:21

Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Artikel

7:22

Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

Artikel

7:23

Wanneer na het horen aan het beroepsorgaan feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het beroep te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan belanghebbenden meegedeeld en worden zij in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

Artikel

7:24

Artikel

7:25

Voor zover het beroepsorgaan het beroep ontvankelijk en gegrond acht, vernietigt het het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Artikel

7:26

Artikel

7:27a

Indien het beroep tegen een besluit op aanvraag is ingesteld door een ander dan de aanvrager, wordt de aanvrager voor de toepassing van paragraaf 4.1.3.2 gelijkgesteld met degene die het beroep heeft ingesteld.

Artikel

7:28

Hoofdstuk

8

Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter

Titel

8.1

Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg

Afdeling

8.1.1

Bevoegdheid

Artikel

8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Artikel

8:2

Artikel

8:3

Artikel

8:4

Artikel

8:5

Artikel

8:6

Artikel

8:7

Artikel

8:8

Artikel

8:9

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven, oordelen in hoogste ressort over geschillen tussen de rechtbanken over de toepassing van artikel 8:7 in zaken tot de kennisneming waarvan zij in hoger beroep bevoegd zijn.

Afdeling

8.1.2

Behandeling door een enkelvoudige, meervoudige of grote kamer

Artikel

8:10

Artikel

8:10a

Artikel

8:11

Artikel

8:12

De bestuursrechter kan aan een rechter-commissaris opdragen het vooronderzoek of een gedeelte daarvan te verrichten.

Afdeling

8.1.2a

Conclusie

Artikel

8:12a

Afdeling

8.1.2b

Opmerkingen door anderen dan partijen

Artikel

8:12b

Afdeling

8.1.3

Verwijzing, voeging en splitsing

Artikel

8:13

Artikel

8:13a

Vervallen

Artikel

8:14

Afdeling

8.1.4

Wraking en verschoning van rechters

Artikel

8:15

Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel

8:16

Artikel

8:17

Een rechter wiens wraking is verzocht, kan in de wraking berusten.

Artikel

8:18

Artikel

8:19

Artikel

8:20

Afdeling

8.1.5

Partijen

Artikel

8:21

Artikel

8:22

Artikel

8:23

Artikel

8:24

Artikel

8:25

Artikel

8:26

Artikel

8:27

Artikel

8:28

Partijen aan wie door de bestuursrechter is verzocht schriftelijk inlichtingen te geven, zijn verplicht de verlangde inlichtingen te geven. Partijen worden hierop gewezen, alsmede op artikel 8:31.

Artikel

8:28a

Artikel

8:29

Artikel

8:31

Indien een partij niet voldoet aan de verplichting te verschijnen, inlichtingen te geven, stukken over te leggen of mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8:47, eerste lid, kan de bestuursrechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

Artikel

8:32

Artikel

8:32a

De bestuursrechter kan door partijen verschafte gegevens en bescheiden buiten beschouwing laten indien zij op zijn verzoek niet aangeven ter toelichting of staving van welke stelling de gegevens en bescheiden zijn bedoeld en welk onderdeel daartoe van belang is.

Afdeling

8.1.6

Getuigen, deskundigen en tolken

Artikel

8:33

Artikel

8:35

Artikel

8:36

Afdeling

8.1.6a

Verkeer langs elektronische weg met de bestuursrechter

Artikel

8:36a

Dit artikel is in werking getreden in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.

Artikel

8:36b

Dit artikel is in werking getreden in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.

Artikel

8:36c

Dit artikel is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.

Voor overige gevallen luidt het artikel als volgt:

Artikel 8:36c.

Artikel

8:36d

Artikel

8:36e

De bestuursrechter kan bepalen dat een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname van een zakelijke samenvatting van:

het proces-verbaal bedoeld in deze artikelen, dan wel de aantekening van het verhandelde ter zitting bedoeld in artikel 8:61, tweede lid, vervangt.

Artikel

8:36ea

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8:36f

Afdeling

8.1.7

Verzending van stukken

Artikel

8:36g

Dit artikel is in werking getreden in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.

De verzending van berichten door de griffier geschiedt langs elektronische weg, met uitzondering van de berichtgeving aan een partij als bedoeld in artikel 8:36b, die te kennen heeft gegeven deze op papier te willen ontvangen.

Artikel

8:37

Artikel

8:38

Artikel

8:39

Artikel

8:40

Indien het beroepschrift is ingediend door twee of meer personen, kan worden volstaan met verzending van de oproeping, de uitnodiging om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, de op de zaak betrekking hebbende stukken en een afschrift van de uitspraak of van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan de persoon die als eerste in het beroepschrift is vermeld.

Artikel

8:40a

Dit artikel is gewijzigd in verband met de invoering van digitaal procederen. Zie voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt het Overzicht gefaseerde inwerkingtreding op www.rijksoverheid.nl/KEI.

Vervallen.

Voor overige gevallen luidt het artikel als volgt:

Artikel 8:40a

Titel

8.2

Behandeling van het beroep in eerste aanleg

Afdeling

8.2.1

Griffierecht

Artikel

8:41

Afdeling

8.2.1a

Algemene bepaling

Artikel

8:41a

De bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief.

Afdeling

8.2.2

Vooronderzoek

Artikel

8:42

Artikel

8:43

Artikel

8:44

Artikel

8:45

Artikel

8:45a

Artikel

8:47

Artikel

8:48

Artikel

8:49

De bestuursrechter kan tolken benoemen.

Artikel

8:50

Artikel

8:51

Afdeling

8.2.2a

Bestuurlijke lus

Artikel

8:51a

Artikel

8:51b

Artikel

8:51c

De bestuursrechter deelt partijen mede op welke wijze het beroep verder wordt behandeld binnen vier weken na:

  • a.

    ontvangst van de mededeling van het bestuursorgaan dat het geen gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of te laten herstellen;

  • b.

    het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51a, tweede lid;

  • c.

    ontvangst van de zienswijzen; of

  • d.

    het ongebruikt verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 8:51b, derde lid.

Afdeling

8.2.3

Versnelde behandeling

Artikel

8:52

Artikel

8:53

Blijkt aan de bestuursrechter bij de behandeling dat de zaak niet voldoende spoedeisend is om een versnelde behandeling te rechtvaardigen of dat de zaak een gewone behandeling vordert, dan bepaalt hij dat de zaak verder op de gewone wijze wordt behandeld.

Afdeling

8.2.4

Vereenvoudigde behandeling

Artikel

8:54

Artikel

8:54a

Artikel

8:55

Afdeling

8.2.4a

Beroep bij niet tijdig handelen

Artikel

8:55a

Vervallen

Artikel

8:55b

Artikel

8:55d

Artikel

8:55e

Artikel

8:55f

Afdeling

8.2.5

Onderzoek ter zitting

Artikel

8:56

Na afloop van het vooronderzoek worden partijen ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen.

Artikel

8:57

Artikel

8:58

Artikel

8:59

De bestuursrechter kan een partij oproepen om in persoon dan wel in persoon of bij gemachtigde te verschijnen, al dan niet voor het geven van inlichtingen.

Artikel

8:60

Artikel

8:60a

Artikel

8:61

Artikel

8:62

Artikel

8:63

Artikel

8:64

Artikel

8:65

Afdeling

8.2.6

Uitspraak

Artikel

8:66

Artikel

8:67

Artikel

8:68

Artikel

8:69

Artikel

8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Artikel

8:70

De uitspraak strekt tot:

  • a.

    onbevoegdverklaring van de bestuursrechter,

  • b.

    niet-ontvankelijkverklaring van het beroep,

  • c.

    ongegrondverklaring van het beroep, of

  • d.

    gegrondverklaring van het beroep.

Artikel

8:71

Voor zover uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld, wordt dit in de uitspraak vermeld. De burgerlijke rechter is aan die beslissing gebonden.

Artikel

8:72

Artikel

8:72a

Indien de bestuursrechter een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, neemt hij een beslissing omtrent het opleggen van de boete en bepaalt hij dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.

Artikel

8:73

Vervallen

Artikel

8:73a

Vervallen

Artikel

8:74

Artikel

8:75

Artikel

8:75a

Artikel

8:77

Artikel

8:78

De uitspraak geschiedt in het openbaar.

Artikel

8:79

Artikel

8:80

Afdeling

8.2.7

Tussenuitspraak

Artikel

8:80b

Titel

8.3

Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak

Artikel

8:81

Artikel

8:82

Artikel

8:83

Artikel

8:84

Artikel

8:85

Artikel

8:86

Artikel

8:87

Titel

8.4

Schadevergoeding

Artikel

8:88

Artikel

8:89

Artikel

8:90

Artikel

8:91

Artikel

8:92

Artikel

8:93

Artikel 310 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op verzoeken om schadevergoeding op grond van deze titel. De verjaringstermijn vangt evenwel niet eerder aan dan de dag na die waarop:

  • a.

    de vernietiging van het schadeveroorzakende besluit onherroepelijk is geworden, of

  • b.

    het bestuursorgaan de onrechtmatigheid van het besluit heeft erkend.

Artikel

8:94

Artikel

8:95

Indien de bestuursrechter het verzoek geheel of gedeeltelijk toewijst, veroordeelt hij het bestuursorgaan tot vergoeding van schade.

Titel

8.5

Hoger beroep

Artikel

8:104

Artikel

8:105

Artikel

8:106

Artikel

8:107

Artikel

8:108

Artikel

8:109

Artikel

8:110

Artikel

8:111

Artikel

8:112

Artikel

8:113

Artikel

8:114

Artikel

8:115

Artikel

8:116

In de gevallen, bedoeld in artikel 8:115, eerste lid, onderdeel a, kan de hogerberoepsrechter de zaak zonder terugwijzing afdoen, indien deze naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft.

Artikel

8:117

Indien de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan de hogerberoepsrechter de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken.

Artikel

8:118

Titel

8.6

Herziening

Artikel

8:119

Hoofdstuk

9

Klachtbehandeling

Titel

9.1

Klachtbehandeling door een bestuursorgaan

Afdeling

9.1.1

Algemene bepalingen

Artikel

9:1

Artikel

9:2

Het bestuursorgaan draagt zorg voor een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over zijn gedragingen en over gedragingen van bestuursorganen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn.

Artikel

9:3

Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld.

Afdeling

9.1.2

De behandeling van klaagschriften

Artikel

9:4

Artikel

9:5

Zodra het bestuursorgaan naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, vervalt de verplichting tot het verder toepassen van deze titel.

Artikel

9:6

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.

Artikel

9:7

Artikel

9:8

Artikel

9:9

Aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken toegezonden.

Artikel

9:10

Artikel

9:11

Artikel

9:12

Artikel

9:12a

Het bestuursorgaan draagt zorg voor registratie van de bij hem ingediende schriftelijke klachten. De geregistreerde klachten worden jaarlijks gepubliceerd.

Afdeling

9.1.3

Aanvullende bepalingen voor een klachtadviesprocedure

Artikel

9:13

De in deze afdeling geregelde procedure voor de behandeling van klachten wordt in aanvulling op afdeling 9.1.2 gevolgd indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

Artikel

9:14

Artikel

9:15

Artikel

9:16

Indien de conclusies van het bestuursorgaan afwijken van het advies, wordt in de conclusies de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies meegezonden met de kennisgeving, bedoeld in artikel 9:12.

Titel

9.2

Klachtbehandeling door een ombudsman

Afdeling

9.2.1

Algemene bepalingen

Artikel

9:18

Artikel

9:19

Artikel

9:20

Afdeling

9.2.2

Bevoegdheid

Artikel

9:22

De ombudsman is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien het verzoek betrekking heeft op:

  • a.

    een aangelegenheid die behoort tot het algemeen regeringsbeleid, daaronder begrepen het algemeen beleid ter handhaving van de rechtsorde, of tot het algemeen beleid van het betrokken bestuursorgaan;

  • b.

    een algemeen verbindend voorschrift;

  • c.

    een gedraging waartegen beklag kan worden gedaan of beroep kan worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit, of waartegen een beklag- of beroepsprocedure aanhangig is;

  • d.

    een gedraging ten aanzien waarvan door een bestuursrechter uitspraak is gedaan;

  • e.

    een gedraging ten aanzien waarvan een procedure bij een andere rechterlijke instantie dan een bestuursrechter aanhangig is, dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een zodanige procedure is gedaan;

  • f.

    een gedraging waarop de rechterlijke macht toeziet.

Artikel

9:23

De ombudsman is niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien:

  • a.

    het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 9:28, eerste en tweede lid;

  • b.

    het verzoek kennelijk ongegrond is;

  • c.

    het belang van de verzoeker bij een onderzoek door de ombudsman dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;

  • d.

    de verzoeker een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

  • e.

    het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen bezwaar kan worden gemaakt, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit, of waartegen een bezwaarprocedure aanhangig is;

  • f.

    het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen door de verzoeker bezwaar had kunnen worden gemaakt, beroep had kunnen worden ingesteld of beklag had kunnen worden gedaan;

  • g.

    het verzoek betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan door een andere rechterlijke instantie dan een bestuursrechter uitspraak is gedaan;

  • h.

    niet is voldaan aan het vereiste van artikel 9:20, eerste lid;

  • i.

    een verzoek, dezelfde gedraging betreffende, bij hem in behandeling is of – behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en zulks tot een ander oordeel over de bedoelde gedraging zou hebben kunnen leiden – door hem is afgedaan;

  • j.

    ten aanzien van een gedraging van het bestuursorgaan die nauw samenhangt met het onderwerp van het verzoekschrift een procedure aanhangig is bij een rechterlijke instantie, dan wel ingevolge bezwaar, administratief beroep of beklag bij een andere instantie;

  • k.

    het verzoek betrekking heeft op een gedraging die nauw samenhangt met een onderwerp, dat door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een bestuursrechter onderworpen is;

  • l.

    na tussenkomst van de ombudsman naar diens oordeel alsnog naar behoren aan de grieven van de verzoeker tegemoet is gekomen;

  • m.

    het verzoek, dezelfde gedraging betreffende, ingevolge een wettelijk geregelde klachtvoorziening bij een onafhankelijke klachtinstantie niet zijnde een ombudsman in behandeling is of daardoor is afgedaan.

Artikel

9:24

Artikel

9:25

Artikel

9:26

Tenzij artikel 9:22 van toepassing is, is de ombudsman bevoegd uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen.

Artikel

9:27

Afdeling

9.2.3

Procedure

Artikel

9:28

Artikel

9:29

Aan de behandeling van het verzoek wordt niet meegewerkt door een persoon die betrokken is geweest bij de gedraging waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel

9:30

Artikel

9:31

Artikel

9:32

Artikel

9:33

Artikel

9:34

Artikel

9:35

Artikel

9:36

Artikel

9:36a

Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18, zendt de ombudsman het verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.

Hoofdstuk

10

Bepalingen over bestuursorganen

Titel

10.1

Mandaat, delegatie en attributie

Afdeling

10.1.1

Mandaat

Artikel

10:1

Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Artikel

10:2

Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.

Artikel

10:3

Artikel

10:4

Artikel

10:5

Artikel

10:6

Artikel

10:7

De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel

10:8

Artikel

10:9

Artikel

10:10

Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Artikel

10:11

Artikel

10:12

Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Afdeling

10.1.2

Delegatie

Artikel

10:13

Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.

Artikel

10:14

Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten.

Artikel

10:15

Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Artikel

10:16

Artikel

10:17

Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.

Artikel

10:18

Het bestuursorgaan kan het delegatiebesluit te allen tijde intrekken.

Artikel

10:19

Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan.

Artikel

10:20

Artikel

10:21

Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten overdraagt aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent, met dien verstande dat artikel 10:19 van overeenkomstige toepassing is voor zover de aard van de handeling zich daartegen niet verzet.

Afdeling

10.1.3

Attributie

Artikel

10:22

Artikel

10:23

Artikel 10:22 is van overeenkomstige toepassing indien bij wettelijk voorschrift een bevoegdheid tot het verrichten van andere handelingen dan besluiten is toegedeeld aan een persoon of college, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan.

Titel

10.2

Toezicht op bestuursorganen

Afdeling

10.2.1

Goedkeuring

Artikel

10:25

In deze wet wordt verstaan onder goedkeuring: de voor de inwerkingtreding van een besluit van een bestuursorgaan vereiste toestemming van een ander bestuursorgaan.

Artikel

10:26

Besluiten kunnen slechts aan goedkeuring worden onderworpen in bij of krachtens de wet bepaalde gevallen.

Artikel

10:27

De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, neergelegd in de wet waarin of krachtens welke de goedkeuring is voorgeschreven.

Artikel

10:28

Aan een besluit waarover een rechter uitspraak heeft gedaan of waarbij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de rechter wordt uitgevoerd, kan geen goedkeuring worden onthouden op rechtsgronden welke in strijd zijn met die waarop de uitspraak steunt of mede steunt.

Artikel

10:29

Artikel

10:30

Artikel

10:31

Artikel

10:32

Afdeling

10.2.2

Vernietiging

Artikel

10:33

Deze afdeling is van toepassing indien een bestuursorgaan bevoegd is buiten administratief beroep een besluit van een ander bestuursorgaan te vernietigen.

Artikel

10:34

De vernietigingsbevoegdheid kan slechts worden verleend bij de wet.

Artikel

10:35

Vernietiging kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel

10:36

Een besluit kan alleen dan gedeeltelijk worden vernietigd, indien gedeeltelijke instandhouding strookt met aard en inhoud van het besluit.

Artikel

10:37

Een besluit waarover de rechter uitspraak heeft gedaan of waarbij een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de rechter wordt uitgevoerd, kan niet worden vernietigd op rechtsgronden welke in strijd zijn met die waarop de uitspraak steunt of mede steunt.

Artikel

10:38

Artikel

10:39

Artikel

10:40

Een besluit dat overeenkomstig artikel 10:43 is geschorst, kan, nadat de schorsing is geëindigd, niet meer worden vernietigd.

Artikel

10:41

Artikel

10:42

Afdeling

10.2.3

Schorsing

Artikel

10:43

Hangende het onderzoek of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het tot vernietiging bevoegde bestuursorgaan worden geschorst.

Artikel

10:44

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

11:1

Vervallen

Artikel

11:2

Artikel

11:3

Bij een wijziging van een bijlage bij deze wet blijft de bijlage zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van toepassing op het beroep of hoger beroep tegen een besluit dat, onderscheidenlijk een uitspraak die voor dat tijdstip is bekendgemaakt.

Artikel

11:4

Deze wet wordt aangehaald als: Algemene wet bestuursrecht.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

1

Regeling rechtstreeks beroep (artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g)

Tegen een besluit, genomen op grond van een in deze regeling genoemd voorschrift dan wel anderszins in deze regeling omschreven, kan geen bezwaar worden gemaakt.

Archiefwet 1995: artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan de artikelen 124, 124a en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet

Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet

Elektriciteitswet 1998: artikel 51

Gaswet: artikel 19

Gemeentewet:

Kaderwet dienstplicht: artikel 13

Kieswet:

Landbouwkwaliteitswet: een besluit van een tuchtgerecht of een centraal tuchtgerecht, ingesteld door een controle-instelling als bedoeld in artikel 13

Mededingingswet: de artikelen 37, eerste lid, 44, eerste lid, en 47, eerste lid

Omgevingswet:

Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58

Provinciewet:

Spoorwegwet: hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid

Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van:

Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10

Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding: de artikelen 2 tot en met 4

Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt

Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief: artikel 2, aanhef en onder c

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21

Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): de artikelen 20, eerste en vijfde lid, en 23, eerste lid

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58

Vreemdelingenwet 2000:

Waterschapswet: de artikelen 31, derde lid, 33, vierde lid, en 41, vijfde lid

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften: artikel 32

Wet gemeenschappelijke regelingen:

Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid, 8.40f, vierde lid, en 8.40g, tweede, vierde en vijfde lid

Wet milieubeheer:

Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5

Wet op het financieel toezicht:

Wet politiegegevens: artikelen 25 en 28

Wet tijdelijk huisverbod

Bijlage

2

Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105 en 8:106)

Hoofdstuk

1

Van beroep uitgezonderde besluiten (artikel 8:5)

Artikel

1

Geen beroep

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.

Archiefwet 1995:

  • a.

    artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten

  • b.

    artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan hoofdstuk XVII van de Gemeentewet, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging en voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen

Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap

Burgerlijk Wetboek:

Elektriciteitswet 1998: de artikelen 9b, derde lid, 9c, vierde lid, en 20a, vierde lid

Faillissementswet: artikel 285

Financiële-verhoudingswet: artikel 9

Gaswet: artikel 39b, derde lid

Gemeentewet:

  • a.

    artikel 49

  • b.

    artikel 85, tweede lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

  • c.

    artikel 124, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester

  • d.

    artikel 124a, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning

  • e.

    de artikelen 169, derde lid, 180, derde lid, en 234, tweede lid, onderdeel a

  • f.

    artikel 268, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

  • g.

    artikel 278, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen

  • h.

    de artikelen 278a, vierde lid, en 281, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124 van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door de raad, het college van burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de burgemeester, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 124a van de Gemeentewet voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning

Geneesmiddelenwet: artikel 17, onderdeel a

Gerechtsdeurwaarderswet: artikel 3a, tweede lid

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: artikel 12h, eerste lid, voor zover de aanvraag is afgewezen

Invoeringswet Omgevingswet: artikel 4.45

Invorderingswet 1990, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a

Jeugdwet:

Kaderwet zelfstandige bestuursorganen: artikel 21a, eerste en tweede lid

Kostenwet invordering rijksbelastingen, met uitzondering van artikel 7

Leegstandwet:

Omgevingswet:

Participatiewet: de artikelen 52 en 81 en paragraaf 6.5

Pensioenwet: de artikelen 150m, tweede lid, 150oa, eerste lid, en 150q, tweede lid, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het pensioenfonds

Politiewet 2012: de artikelen 18, 20, 34, 35, 36, eerste lid, 37, eerste lid, 39, derde en vijfde lid, en 52

Provinciewet:

  • a.

    artikel 49

  • b.

    artikel 83, tweede lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

  • c.

    artikel 121, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning

  • d.

    de artikelen 167, derde lid, en 179, derde lid

  • e.

    artikel 261, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

  • f.

    artikel 271, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen

  • g.

    de artikelen 271a, vierde lid, en 274, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door provinciale staten, gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de commissaris van de Koning

Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152): een kennisgeving als bedoeld in artikel 22, vierde lid

Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, met uitzondering van beslissingen ten aanzien van de algemeen secretaris en de medewerkers van het bureau

Telecommunicatiewet: de artikelen 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.22 en 18.9, eerste en tweede lid

Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 2 en 4

Tijdelijke wet Groningen:

Uitleveringswet

Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte: de artikelen 7, tweede, derde, vijfde, achtste en negende lid, en 7a, derde lid

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit;

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit

Waterschapswet: artikel 156, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een vernietiging te bevorderen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

Wegenverkeerswet 1994: de artikelen 132c, vijfde lid, en 132d, tweede lid

Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Wet bekostiging financieel toezicht 2019: een besluit omtrent de goedkeuring als bedoeld in de artikelen 6 en 9

Wet College voor de rechten van de mens, met uitzondering van de artikelen 14 tot en met 18

Wet gemeenschappelijke regelingen:

  • a.

    de artikelen 32b en 45a gelezen in samenhang met artikel 32b, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan

  • b.

    artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten

  • c.

    de artikelen 36, eerste lid, 49 gelezen in samenhang met artikel 36, eerste lid, en 50h, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een besluit tot vernietiging te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging

  • d.

    de artikelen 39b en 49 gelezen in samenhang met artikel 39b, voor zover het betreft de weigering om een voordracht tot vernietiging te doen

  • e.

    de artikelen 39c, vierde lid en 39e, tweede lid, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32b voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het bestuur van het openbaar lichaam, het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie of het gemeenschappelijk orgaan, en indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 32c, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door gedeputeerde staten, en artikel 49 gelezen in samenhang met dit onderdeel

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 108

Wet luchtvaart:

Wet melding collectief ontslag

Wet milieubeheer:

Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten:

  • a.

    artikel 2, eerste lid, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven

  • b.

    artikel 3, voor zover het betreft de weigering om een aanwijzing te geven

  • c.

    artikel 5, voor zover het betreft de weigering om een besluit te nemen

Wet op de expertisecentra: artikel 123, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd

Wet op de rechterlijke organisatie: de artikelen 46a, eerste lid, 62a, eerste lid, en 100

Wet opheffing particuliere banken van leening: artikel 2

Wet op het financieel toezicht:

Wet op het primair onderwijs: artikel 128, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd

Wet publieke gezondheid: de artikelen 31 en 35

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren:

  • a.

    een besluit tot benoeming, plaatsing of aanwijzing als bedoeld in hoofdstuk 2, tenzij het beroep wordt ingesteld door een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden

  • b.

    een besluit van de Hoge Raad als bedoeld in hoofdstuk 6A

  • c.

    een vordering als bedoeld in artikel 46o

Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: de artikelen 4, eerste lid, 8b, eerste lid, 9, eerste lid, en 16, eerste lid

Wet toezicht financiële verslaggeving: de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste en tweede lid, 4, 9, 12 en 30

Wet van 18 december 2008 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561): artikel X

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: artikel 30, tweede lid

Wet verplichte beroepspensioenregeling: de artikelen 145l, tweede lid, 145na, eerste lid, en 145p, tweede lid, voor zover het beroep niet wordt ingesteld door het beroepspensioenfonds

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van de artikelen 5:2 en 13:4

Wet vervoer gevaarlijke stoffen: de artikelen 13, eerste lid, en 14, eerste, tweede en vierde lid

Wet voortgezet onderwijs 2020: artikel 5.23, vierde lid, zolang de gemeenteraad de aanvulling nog niet heeft bekrachtigd

Wet vrachtwagenheffing: de artikelen 8, tweede lid, 9, tweede lid, en 12, eerste lid

Wet windenergie op zee: artikel 9, eerste lid

Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, met uitzondering van artikel 61

Zorgverzekeringswet:

Hoofdstuk

2

Beroep in eerste aanleg bij een bijzondere bestuursrechter (artikelen 8:4, tweede lid, en 8:6)

Artikel

2

Beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Archiefwet 1995: artikel 38, indien overeenkomstige toepassing is gegeven aan:

Bekendmakingswet: artikel 21, indien overeenkomstige toepassing is gegeven artikel 121 van de Provinciewet, voor zover het beroep wordt ingesteld door het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur van een waterschap

Experimentenwet onderwijs

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 59): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer

Gemeentewet:

Kaderwet dienstplicht: de artikelen 10, eerste lid, 11 en 13

Kernenergiewet

Kieswet:

Mijnbouwwet:

  • a.

    een besluit dat van toepassing is op het continentaal plat, met uitzondering van een besluit krachtens de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 of 5.5

  • b.

    instemming met een winningsplan krachtens artikel 34, en instemming met een winningsplan of een opslagplan krachtens 39, eerste lid

Omgevingswet:

Participatiewet: artikel 76, eerste en tweede lid

Provinciewet:

Reconstructiewet concentratiegebieden, voor zover het betreft een besluit tot vaststelling, wijziging of uitwerking van het reconstructieplan, alsmede een besluit dat is genomen met toepassing van de artikelen 40 tot en met 43

Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten: de artikelen 5 tot en met 10

Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen: artikel 2, eerste lid

Tijdelijke wet Groningen:

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L 334): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2018, L 334): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1842 van de Commissie van 31 oktober 2019 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de verdere regelingen voor de aanpassingen van de kosteloze toewijzing van emissierechten als gevolg van veranderingen in het activiteitsniveau betreft (PbEU 2019, L 282): voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer

Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190)

Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L181):

voor zover het besluiten betreft van de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer

Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief: artikel 2, aanhef en onder c

Vreemdelingenwet 2000: de artikelen 43 en 45, vierde lid

Waterschapswet:

Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels: artikel 8, eerste lid, voor zover het een vergunning betreft voor een tunnel die deel uitmaakt van een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet

Wet bescherming Antarctica

Wet educatie en beroepsonderwijs: de artikelen 1.4.1, 1.4a.1, 1.6.1, 2.1.2, eerste lid, onderdeel b, 2.1.3, tweede lid, 2.2.3, eerste en vierde lid, 2.5.9, 6.1.4, 6.1.5, 6.1.5a, 6.1.5b, 6.2.2, 6.2.3, 6.2.3b, 6.3.2, 6.3.3, 6.4.4, 6a.1.2, 6a.1.3 en 11.1

Wet financiering sociale verzekeringen: artikel 91

Wet gemeenschappelijke regelingen:

Wet gewetensbezwaren militaire dienst:

Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg: de artikelen 11c, eerste en derde lid, en 11d, eerste lid

Wet langdurige zorg, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, met uitzondering van hoofdstuk 10, § 4

Wet luchtvaart: de artikelen 8.25, tweede lid, 8.25b, 8.25c, 8.43, eerste lid, 8.64, eerste lid, 8.70, eerste en zesde lid, 8.77, eerste lid, 8a.50a, 8a.54, 10.15, eerste lid, en 10.39, ook voor zover het besluit kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 8.70, eerste lid, en 10.15, eerste lid, voor zover het betreft de luchthavens Lelystad, Rotterdam en Eindhoven.

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: artikel 2.6.8

Wet milieubeheer, met inbegrip van een besluit dat betrekking heeft op handhaving, doch met uitzondering van:

Wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: de artikelen 2, eerste lid, 3 en 5

Wet op de expertisecentra:

Wet op het financieel toezicht: de artikelen 6:1 en 6:2

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: de artikelen 2.9, derde lid, 5.8, eerste lid, 5.9, eerste en tweede lid, 5.16, eerste en derde lid, 5.17, 5.18, 5.19, eerste, tweede en derde lid, 5.20, eerste lid, 5.26, eerste lid, 5.27, eerste en tweede lid, 5.29, eerste lid, 6.5, 6.10, 7.64, eerste lid, en 15.1, eerste lid

Wet op het primair onderwijs:

  • a.

    artikel 22, vijfde lid

  • b.

    titel IV: de afdelingen 2 en 8, een goedkeuring van rechtswege daaronder begrepen

  • c.

    de artikelen 120 en 190

  • d.

    artikel 193, tweede lid, tweede volzin, voor zover het betreft een besluit op grond van bepalingen die bij de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 193, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, alsmede een besluit op grond van bepalingen van de algemene maatregel van bestuur die daarmee overeenkomen

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen: artikel 9, vijfde lid

Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: artikel 2, eerste lid

Wet toelating zorginstellingen

Wet voortgezet onderwijs 2020:

Wet windenergie op zee: artikelen 3, eerste lid en 11, eerste lid

Woningwet: artikel 19, voor zover het betreft de intrekking van een toelating

Zorgverzekeringswet: voor zover het betreft een beschikking op grond van artikel 34a of een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of van het Zorginstituut Nederland met uitzondering van een beschikking jegens een persoon die behoort tot het personeel van het Zorginstituut Nederland

Artikel

3

Beroep bij de Centrale Raad van Beroep

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Een besluit waarbij de volgende ambtenaren, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn:

  • a.

    een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie als zodanig

  • b.

    een lid van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven met rechtspraak belast als zodanig

  • c.

    een senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur van de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven als zodanig

  • d.

    een gewezen ambtenaar als bedoeld in onderdeel a, b of c als zodanig

Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers

Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, voor zover het betreft een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling

Liquidatiewet ongevallenwetten: artikel 24, eerste lid

Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Artikel

4

Beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Een besluit van de Sociaal-Economische Raad of van de Kamer van Koophandel, genoemd in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel, met uitzondering van:

Algemene douanewet: een beschikking ter zake van landbouwrestituties

Bankwet 1998: artikel 12, vierde lid, voor zover het een schorsing of ontheffing van een directeur betreft

Burgerlijk Wetboek, Boek 2, voor zover het besluit is bekendgemaakt voor 1 juli 2011:

  • a.

    artikel 64, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een weigering om de in de eerste volzin bedoelde termijn te verlengen

  • b.

    de artikelen 68, tweede lid, en 125, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring

  • c.

    artikel 156, voor zover het betreft:

    • 1.

      een weigering, wijziging of intrekking van een ontheffing

    • 2.

      een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd

  • d.

    artikel 175, derde lid, tweede volzin, voor zover het betreft een afwijzing van een verzoek

  • e.

    de artikelen 179, tweede lid, en 235, tweede lid, voor zover het betreft een weigering van een verklaring

  • f.

    artikel 266, voor zover het betreft:

    • 1.

      een besluit tot weigering, wijziging of intrekking van de ontheffing

    • 2.

      een besluit tot verlening van de ontheffing voor zover daaraan voorschriften zijn verbonden dan wel daarbij beperkingen zijn opgelegd

Elektriciteitswet 1998, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van de artikelen 36, 37, 41, 41c, 55, 56, tweede lid, en 57, derde en vierde lid, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 9b, vierde lid, 9c, derde lid, 9d, tweede en derde lid, 9e, vijfde lid, 9f, zesde lid, 20a, derde lid, 20b, derde lid, 20c, tweede en derde lid, 77h en 77i

Gaswet, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van de artikelen 12f, 12g, 23, 24, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 81, 81c en 82, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 16, 39b, derde lid, 39c, derde lid, 39d, tweede en derde lid, 60ac en 60ad

Gemeentewet: artikel 125, voor zover het betreft een besluit dat betrekking heeft op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Winkeltijdenwet

Hamsterwet

Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies, met uitzondering van de artikelen 22 en 23

Kaderwet EZK- en LNV-subsidies

Landbouwkwaliteitswet

Landbouwwet: de artikelen 13, 15, 17 tot en met 22 en 26

Loodsenwet: de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l

Marktverordening voor het wegvervoer

Meststoffenwet, met uitzondering van artikel 51

Metrologiewet

Noodwet voedselvoorziening: de artikelen 6 tot en met 10 en 29, behoudens in geval van toepassing van artikel 18

Plantgezondheidswet, met uitzondering van artikel 26

Postwet 2009: hoofdstuk 3A en artikel 58

Prijzennoodwet

Prijzenwet

Scheepvaartverkeerswet: de artikelen 14a, tweede lid, eerste volzin, en 15ba, eerste lid

Spoorwegwet: artikel 63, tweede lidhoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid

Telecommunicatiewet, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt, genomen op grond van:

Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds

Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 7, voor zover het betreft een besluit van de Autoriteit Consument en Markt

Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, en 9

Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap: het verzet, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, en 7

Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU 2003, L 207): artikel 7, veertiende lid, tweede alinea

Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PbEG 2001, L 294): artikel 8, veertiende lid, tweede alinea

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225): de artikelen 16, 18 en 21

Verordening (EU) nr. 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten en tot intrekking van Richtlijn 2003/71/EG (PbEU 2017, L 168): de artikelen 20, eerste en vijfde lid, en 23, eerste lid

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58

Waarborgwet 2019, met uitzondering van artikel 38

Warmtewet, met inbegrip van een op grond van artikel 5, eerste lid, genomen besluit tot vaststelling van een maximumprijs, en met uitzondering van artikel 18

Wedervergeldingswet zeescheepvaart:

  • a.

    een verlening of weigering van een vergunning of een ontheffing

  • b.

    een intrekking van een vergunning of een ontheffing krachtens artikel 7

  • c.

    een oplegging van een heffing

Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot

Wet dieren, met uitzondering van een besluit op grond van artikel 8.7

Wet geneesmiddelenprijzen, met uitzondering van artikel 11 en met inbegrip van een besluit tot vaststelling van een maximumprijs

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, met uitzondering van de artikelen 90 en 108

Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie, met uitzondering van de artikelen 21 en 22

Wet inkomstenbelasting 2001:

  • a.

    de artikelen 3.37, eerste lid, en 3.42, eerste lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, en

  • b.

    artikel 3.52a, eerste, tweede en elfde lid, voor zover het betreft een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met uitzondering van een boetebesluit als bedoeld in het elfde lid en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid

Wet langdurige zorg: artikel 11.4.1 en artikel 11.4.2

Wet luchtvaart: de artikelen 8.25ea, vierde lid, 8.25f, tweede, vierde en vijfde lid, 8.25g, eerste lid, 8.40f, vierde lid, en 8.40g, tweede, vierde en vijfde lid

Wet marktordening gezondheidszorg, met uitzondering van beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6

Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding

Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting

Wet op de architectentitel, met inbegrip van een besluit inzake een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, onderdeel j, 10, eerste lid, onderdeel f, 11, eerste lid, onderdeel f, en 12, eerste lid, onderdeel f, dat kan worden aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 8:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij het betreft een besluit als bedoeld in artikel 8:4, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht

Wet op het accountantsberoep

Wet op het financieel toezicht:

Wet personenvervoer 2000, met uitzondering van de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid

Wet terugvordering staatssteun: artikel 3

Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma

Wet verbod pelsdierhouderij

Wet van 22 juni 1994 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Koophandel en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (wijziging voorwaarden nationaliteitsverlening en registratie zeeschepen) (Stb. 1994, 507) : een verklaring als bedoeld in artikel V, eerste lid

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, tenzij toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26

Wet vervoer over zee

Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012, met uitzondering van artikel 26 en met inbegrip van een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat dat is genomen op grond van een bilateraal akkoord en betrekking heeft op het niet in Nederland aanhouden van een wettelijke voorraad

Wet wegvervoer goederen

Wet windenergie op zee: artikelen 15, vierde lid, 16, 17, 21, tweede lid, en 25

Wetboek van Koophandel: artikel 311a

Winkeltijdenwet

Zaaizaad- en plantgoedwet 2005

Zorgverzekeringswet: artikel 122a

Artikel

5

Beroep bij een gerechtshof

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.

Wet financiering sociale verzekeringen: een uitspraak op bezwaar als bedoeld in de artikelen 95 en 97

Hoofdstuk

3

Beroep in eerste aanleg bij een andere rechtbank (artikel 8:7, derde lid)

Artikel

6

Beroep bij de rechtbank Den Haag

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Den Haag.

Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)

Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling

Garantiewet militairen K.N.I.L.

Garantiewet Surinaamse pensioenen

Wet ambtenaren defensie

de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar

Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960

Tijdelijke wet inframarginale elektriciteitsheffing: paragraaf 4.2

Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen

Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956

Uitkeringswet gewezen militairen

Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen

Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de artikelen 43 en 45, vierde lid, en met dien verstande dat de rechtbank Den Haag het beroep kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie

Wet arbeid vreemdelingen, met uitzondering van een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete, en met dien verstande dat de rechtbank Den Haag beroepen tegen besluiten als bedoeld in die wet kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

Wet bescherming oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, voor zover het betreft een besluit van het bureau, bedoeld in artikel 1, omtrent de inschrijving van een depot op grond van die wet

Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers: de in artikel 5, eerste en tweede lid, bedoelde besluiten en handelingen, met dien verstande dat de rechtbank Den Haag de beroepen kan behandelen in alle zittingsplaatsen van alle rechtbanken, bedoeld in artikel 21b, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie

Wet financiële voorzieningen privatisering ABP

Wet milieubeheer: de artikelen 18.16a, eerste, tweede of vijfde lid, 18.16b, eerste lid, 18.16c, eerste lid, en 18.16s, eerste lid

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: hoofdstuk 5

Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.

Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders

Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)

Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)

Artikel

7

Beroep bij de rechtbank Rotterdam

Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam.

Aanbestedingswet 2012, artikel 4.21

Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied, artikel 3.8

Bankwet 1998: artikel 9c, eerste en tweede lid

Burgerlijk Wetboek:

Drinkwaterwet: artikel 50, derde lid, in samenhang met artikel 70a van de Mededingingswet

Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i

Gaswet: de artikelen 16, 60ac en 60ad

Handelsregisterwet 2007: de artikelen 47a en 47b

Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies: de artikelen 22 en 23

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet

Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l

Mededingingswet

Muntwet 2002: artikel 11, eerste en tweede lid

Pensioenwet

Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58

Sanctiewet 1977: de artikelen 10ba tot en met 10d

Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19 en hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid

Tabaks- en rookwarenwet

Telecommunicatiewet, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 18.2a, met uitzondering van:

Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening

Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de artikelen 16, 18 en 21

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen 21 tot en met 58

Warenwet

Warmtewet: artikel 18

Wet bekostiging financieel toezicht

Wet bestrijding maritieme ongevallen

Wet bestrijding ongevallen Noordzee, voor zover het betreft een beschikking van Onze Minister, genomen op een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13, eerste lid

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, voor zover het een besluit betreft dat betrekking heeft op een aanbieder van een essentiële dienst in de sectoren energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de financiële markt, gezondheidszorg en spoor of op een digitaledienstverlener

Wet dieren: artikel 8.7

Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90

Wet handhaving consumentenbescherming

Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22

Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken

Wet inkomstenbelasting 2001: een boetebesluit als bedoeld in artikel 3.52a, elfde lid, en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel

Wet inzake de geldtransactiekantoren, voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012

Wet lokaal spoor, met uitzondering van artikel 12

Wet luchtvaart: artikel 11.24

Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft beschikkingen van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in paragraaf 4 van hoofdstuk 6

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen: artikel 9

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: artikel 53, zevende lid

Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:

Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid

Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid

Wet schadefonds olietankschepen

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wet toezicht accountantsorganisaties

Wet toezicht financiële verslaggeving

Wet toezicht trustkantoren 2018

Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX

Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer ( Stb. 2006, 614 )

Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26

Wet verplichte beroepspensioenregeling

Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Artikel

8

Overige

Hoofdstuk

4

Hoger beroep (artikelen 8:105 en 8:106, eerste lid, onder a)

Artikel

9

Hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, met schorsende werking

Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

De volgende besluiten:

  • a.

    een besluit over een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in hoofdstuk IV van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

  • b.

    een op grond van een gemeentelijke verordening of gemeenschappelijke regeling genomen besluit over een gehandicaptenparkeerkaart

  • c.

    een besluit over een gehandicaptenparkeerplaats voor een bepaald voertuig

Algemene Kinderbijslagwet

Algemene nabestaandenwet

Algemene Ouderdomswet

Burgerlijk Wetboek: Boek 7, artikel 673e

Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling op grond van artikel 9

Liquidatiewet Ongevallenwetten,met uitzondering van artikel 24, eerste lid

Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5

Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria

Tijdelijke wet pilot loondispensatie

Toeslagenwet

Werkloosheidswet

Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2, en de artikelen 4:2b en 6:3

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Wet hersteloperatie toeslagen: Artikelen 3.6, 3.7, 3.8, 3.10 met uitzondering van kwijtschelding die ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.11

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3

Wet langdurige zorg, met uitzondering van:

  • a.

    besluiten van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  • b.

    besluiten van een met het toezicht belaste ambtenaar, en

  • c.

    een beschikking op grond van artikel 11.4.1 of 11.4.2

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015: artikel 3a.1.1

Wet milieubeheer: artikel 15.50

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen

Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a

Wet sociale werkvoorziening

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met uitzondering van artikel 9, vijfde lid

Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Ziektewet

Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69 en 70, behalve voor zover op grond van artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, een besluit is genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan

Artikel

10

Hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, zonder schorsende werking

Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan eveneens hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 9 of 10 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit

Een besluit waarbij een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.

Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)

Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met uitzondering van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling

Garantiewet militairen K.N.I.L.

Garantiewet Surinaamse pensioenen

Jeugdwet: artikel 2.3 en paragraaf 8.1

Noodwet Arbeidsvoorziening

Noodwet Geneeskundigen

de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar

Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960

Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen

Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956

Uitkeringswet gewezen militairen

Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, met uitzondering van artikel 15b en hoofdstuk 5

Wet financiële voorzieningen privatisering ABP

Wet hersteloperatie toeslagen: Artikel 3.10 voor zover kwijtschelding ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.12 voor zover kwijtschelding betrekking heeft op vorderingen die verband houden met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, met uitzondering van de artikelen 2.6.8 en 3a.1.1

Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.

Wet privatisering ABP

Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders

Wet studiefinanciering 2000

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)

Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea (Stb. 1962, 196)

Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Artikel

11

Hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven

Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Aanbestedingswet 2012, artikel 4.21

Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied, artikel 3.8

Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 11 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit

Bankwet 1998: artikel 9c, eerste en tweede lid

Burgerlijk Wetboek: de artikelen 63d, tweede lid, 156 en 266 van Boek 2

Drinkwaterwet: artikel 50, derde lid, in samenhang met artikel 70a van de Mededingingswet

Elektriciteitswet 1998: de artikelen 77h en 77i

Gaswet: de artikelen 16, 60ac en 60ad

Handelsregisterwet 2007: de artikelen 47a en 47b

Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies: de artikelen 22 en 23

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt

Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet

Loodsenwet, met uitzondering van de artikelen 21, derde lid, 27b, vierde lid, 27d, 27f, 27h en 27l

Mededingingswet

Meststoffenwet: artikel 51

Muntwet 2002: artikel 11, eerste en tweede lid

Overgangswet elektriciteitsproductiesector

Pensioenwet

Plantgezondheidswet: artikel 26

Postwet 2009, met uitzondering van hoofdstuk 3A en artikel 58

Sanctiewet 1977: de artikelen 10ba tot en met 10d

Spoorwegwet, met uitzondering van de artikelen 19, 21 en hoofdstuk 5, paragraaf 2, en artikel 71, tweede lid

Tabaks- en rookwarenwet

Telecommunicatiewet, met inbegrip van de verordeningen genoemd in artikel 18.2a, met uitzondering van:

Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening

Uitvoeringswet EU-zeehavenverordening: artikel 9, eerste lid

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225), met uitzondering van de artikelen 16, 18 en 21

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen de artikelen 21 tot en met 58

Waarborgwet 2019: artikel 38

Warenwet

Warmtewet: artikel 18

Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie: hoofdstuk 3

Wet bekostiging financieel toezicht

Wet bestrijding maritieme ongevallen

Wet bestuurlijke boete meldingsplichten door ministers verstrekte subsidies, voor zover de boete is opgelegd ter zake van het niet voldoen aan een bijzondere meldingsplicht die is verbonden aan een krachtens de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies verstrekte subsidie

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, voor zover het een besluit betreft dat betrekking heeft op een aanbieder van een essentiële dienst in de sectoren energie, digitale infrastructuur, bankwezen, infrastructuur voor de financiële markt en spoor of op een digitaledienstverlener

Wet dieren: artikel 8.7

Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Wet geneesmiddelenprijzen: artikel 11

Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden: artikel 90

Wet handhaving consumentenbescherming

Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie: de artikelen 21 en 22

Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken

Wet inkomstenbelasting 2001: een boetebesluit als bedoeld in artikel 3.52a, elfde lid, en een daarmee samenhangende correctie-RDA-beschikking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel

Wet inzake de geldtransactiekantoren,voor zover die wet nog van toepassing is op grond van artikel IX van de Wijzigingswet financiële markten 2012

Wet lokaal spoor, met uitzondering van artikel 12

Wet luchtvaart: artikel 11.24

Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 4

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen: artikel 9

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: artikel 53, zevende lid

Wet op het financieel toezicht, met uitzondering van:

Wet op het notarisambt, voor zover het de toepassing of overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte beroepspensioenregeling betreft op grond van artikel 113c

Wet personenvervoer 2000: de artikelen 56, eerste lid, 59, eerste lid, 94, eerste lid, en 96, eerste lid

Wet privatisering APB, voor zover het de overeenkomstige toepassing van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 betreft op grond van artikel 21, vierde lid

Wet schadefonds olietankschepen

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Wet toezicht accountantsorganisaties

Wet toezicht financiële verslaggeving

Wet toezicht trustkantoren 2018

Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Stb. 2012, 334): artikel XX

Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer ( Stb. 2006, 614 )

Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen: een besluit genomen door een van de in artikel 30, eerste lid, genoemde bestuursorganen, waarin toepassing of mede toepassing is gegeven aan artikel 26

Wet verplichte beroepspensioenregeling

Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

Artikel

12

Hoger beroep bij een gerechtshof

Tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter omtrent een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan hoger beroep worden ingesteld bij een gerechtshof.

Algemene douanewet: artikel 8:2, tweede lid

Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:126, voor zover het besluit betrekking heeft op schade, veroorzaakt door een besluit op grond van een ander voorschrift, genoemd in artikel 12 van deze Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, of door een handeling ter uitvoering van een zodanig besluit

Algemene wet inzake rijksbelastingen: artikel 26

Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5

Wet strategische diensten: artikel 18, derde lid

Bijlage

3

Regeling verlaagd griffierecht (artikelen 8:41 en 8:109)

Artikel

1

Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft:

  • a.

    een besluit inzake een uitkering bij werkloosheid of ziekte, genomen ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid;

  • b.

    een besluit inzake een uitkering op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid op grond van een wettelijk voorschrift waarbij de natuurlijke persoon ter zake van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege het Rijk invaliditeitspensioen is verzekerd, of een besluit, genomen op grond van artikel P9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet;

  • c.

    een bestuurlijke boete van ten hoogste € 340;

  • d.

    een besluit waarbij de kosten van bestuursdwang op ten hoogste € 340 zijn vastgesteld.

Artikel

2

Het tarief, genoemd in artikel 8:41, tweede lid, onderdeel a, dan wel genoemd in artikel 8:109, eerste lid, onderdeel a, geldt voorts indien het beroep, dan wel hoger beroep, betreft een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven.

De volgende besluiten:

Algemene bijstandswet

Algemene Kinderbijslagwet

Algemene nabestaandenwet

Algemene Ouderdomswet

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij het beroep of hoger beroep door een natuurlijke persoon is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit met betrekking tot de toepassing van:

Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding van motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen (Stb. 1984, 364)

Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, met inbegrip van een besluit op grond van de Algemene oorlogsongevallenregeling

Garantiewet Militairen K.N.I.L.

Garantiewet Surinaamse pensioenen

Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling op grond van artikel 9

Liquidatiewet Ongevallenwetten

Mijnbouwwet: de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5

Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5

Reglement eenmalige uitkering silicose-vergoeding oud-mijnwerkers, vastgesteld bij besluit van het bestuur van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers van 18 april 1994

de reglementen van de Stichting Maror-gelden Overheid, de Stichting Joods Humanitair Fonds, de Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma en de Stichting Het Gebaar

Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960

Tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie na-oorlogse generatie

Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria

Tijdelijke wet pilot loondispensatie

Toeslagenwet

Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen

Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956

Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen

Werkloosheidswet

Wet arbeid en zorg: hoofdstuk 3, afdeling 2, en de artikelen 4:2b en 6:3

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet

Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers

Wet educatie en beroepsonderwijs: artikel 7.5.9, eerste lid

Wet financiering sociale verzekeringen, voor zover het betreft een besluit van de Sociale verzekeringsbank of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen

Wet hersteloperatie toeslagen: Artikelen 3.6, 3.7, 3.8, 3.10 met uitzondering van kwijtschelding die ziet op vorderingen die verband houden met de inning van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.2.5 van de Wet langdurige zorg en artikel 3.12 voor zover kwijtschelding betrekking heeft op vorderingen die verband houden met de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet inburgering 2021

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen: een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 2.3

Wet langdurige zorg, met uitzondering van een besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wet op de rechtsbijstand: een besluit van de Raad voor rechtsbijstand, indien het beroep dan wel hoger beroep wordt ingesteld door een rechtzoekende als bedoeld in artikel 1, eerste lid

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek: artikel 7.64, eerste lid

Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen

Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L.

Wet sociale werkvoorziening

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

Wet studiefinanciering 2000

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wet van 21 december 1951, houdende een onderstandsregeling ingevolge artikel 2 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië (Stb. 1951, 592)

Wet van 16 juli 2001 tot het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag per 1 januari 2001 ten aanzien van de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956 en enkele andere overzeese pensioenwetten alsmede het actualiseren van die wetten in verband met de inwerkingtreding van de Algemene nabestaandenwet (Stb. 2001, 377)

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Ziektewet

Zorgverzekeringswet: de artikelen 9b, 9c, 18f, 18g, 69, 70 en 118a